In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 oktober 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die eerder op 20 september 2011 ter beschikking was gesteld. De officier van justitie had op 4 augustus 2014 verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, wat werd behandeld tijdens een openbare zitting op 17 september 2014. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. H.M.W. Daamen, en de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de kliniek, waarin werd gesteld dat de terbeschikkinggestelde een 52-jarige man is met een persoonlijkheidsstoornis en seksuele deviatie, die veroordeeld is voor ontucht met minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde goed meewerkt aan zijn behandeling, maar dat er nog steeds sprake is van seksuele problematiek en dat hij langdurige begeleiding en toezicht nodig zal hebben. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen toegewezen, omdat de veiligheid van anderen dit eist. De rechtbank heeft geoordeeld dat een verlenging van slechts één jaar niet voldoende zou zijn, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak voor verdere behandeling en resocialisatie. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.