ECLI:NL:RBOBR:2014:5537

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
01/865069-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hennepzaak te Helmond

Op 30 september 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 200 kilogram hennep en het opzettelijk telen en verkopen van hennep. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 augustus 2014, en de zitting vond plaats op 16 september 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van het ten laste gelegde kennis te nemen. De officier van justitie concludeerde tot vrijspraak van de verdachte, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdediging steunde deze conclusie en stelde dat de verdachte geen wetenschap had van de hennep in de berging.

Na beoordeling van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er geen bewijs was dat de verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is op dezelfde dag uitgesproken. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak van voldoende bewijs onderstreept in strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865069-14
Datum uitspraak: 30 september 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op[1991],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 augustus 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 2 juni 2014 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 2 juni 2014 te Helmond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid / hoeveelheden hennep van (telkens)meer dan 30 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het aan verdachte ten laste gelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van hennep in de berging.

Vrijspraak.

De rechtbank is van oordeel dat noch op grond van het procesdossier noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting kan worden bewezen dat verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep in de berging.
De rechtbank acht daarom met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 en onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. W.J.M. Fleskens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 30 september 2014.