ECLI:NL:RBOBR:2014:544

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
01/845833-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling van politieambtenaren met een honkbalknuppel

Op 6 februari 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van twee politieambtenaren. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 12 oktober 2013 in Eindhoven, waar de verdachte met een honkbalknuppel op de politieambtenaren had geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, specifiek een schizo-affectieve stoornis, en dat deze stoornis zijn gedragingen ten tijde van het delict beïnvloedde. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, elk ter hoogte van €250,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte gevaarlijk is voor zichzelf en anderen, en dat behandeling noodzakelijk is om verdere ontregelingen te voorkomen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24c, 37, 45, 57, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845833-13
Datum uitspraak: 06 februari 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: Zwolle PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 december 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 januari 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], politieambtena(a)r(en) gedurende de rechtmatige of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel en/of een hockeystick, in elk geval een hard voorwerp, tegen/naar, althans in de richting van het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of tegen/naar, althans in de richting van de lexaanschilden die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] vast hadden heeft geslagen, in elk geval in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
artikel 302/304 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 12 oktober 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], politieambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een honkbalknuppel in de richting van het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Bij de beslissing over de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op onderstaande rapportages.
Op 22 december 2013 heeft de psychiater dr. E.D.M. Masthoff een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“(…) Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Bij betrokkene is er sprake van een schizo affectieve stoornis waarbij er meest recent sprake was van een (manisch) psychotische ontregeling. Tevens is er bij hem sprake van cannabismisbruik, thans in gedwongen remissie. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde verdachte’s gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde zodanig dat het ten laste gelegde mede daaruit verklaard kan worden. (…) Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde volledig ontoerekeningsvatbaar te achten omdat hij dusdanig verward was dat hij geen controle meer had op zijn handelen. (…)”
Op 19 december 2013 heeft de psycholoog W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“(…) Betrokkene is lijdend aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizo affectieve stoornis. Tevens is er sprake van cannabismisbruik. Deze ziekelijke stoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat dat daaruit mede verklaard kan worden. (…) De keuzes en het gedrag van betrokkene werden volledig beïnvloed door de aanwezige ziekelijke stoornis (de schizo affectieve stoornis). Geadviseerd wordt betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar te achten. (…)”
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is, omdat het ten laste gelegde hem niet kan worden toegerekend. Op grond hiervan zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar en eist een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar. Voorts eist de officier van justitie de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

De op te leggen maatregel.

Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum alsmede de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Bij de beslissing over de op te leggen maatregel heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de hiervoor genoemde psychiatrische en psychologische rapportages.
De conclusie en het advies van psychiater dr. E.D.M. Masthoff luiden:
“(…) Betrokkene is blijvend kwetsbaar voor (manisch) psychotische ontregelingen. Voorts is betrokkene bekend met episodisch cannabismisbruik dat een nieuwe psychotische ontregeling kan induceren. (…) Indien betrokkene gestresseerd is, zijn anti-psychotische medicatie niet volgens voorschrift neemt en/of cannabis misbruikt, is de kans aanzienlijk dat hij vroeg of laat opnieuw in (manisch) psychotische zin ontregelt, in welke toestand hij een hoge kans heeft om in conflict te raken met zijn omgeving en waarbij gewelddadig gedrag naar derden gelet op de eerdere feiten zeker niet uitgesloten is. Geadviseerd wordt om aan betrokkene de maatregel op te leggen van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar ex art. 37 Sr. Bij gebleken stabiliteit en het zich houden aan behandelafspraken kan hij in overleg met zijn behandelaren geresocialiseerd worden. (…)”
De conclusie en het advies van psycholoog W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog luiden:
“(…) Betrokkene is blijvend kwetsbaar voor psychotische ontregelingen, mogelijk gecompliceerd door stemmingsproblematiek. (…) Bij oplopende stress, het niet nemen van de voorgeschreven medicatie en het gebruik van middelen neemt de kans op ontregeling en daarmee de kans op agressie toe. Geadviseerd wordt betrokkene de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen voor de periode van 1 jaar. Gedurende dat jaar kan betrokkene goed ingesteld worden op medicatie en kan hij stapsgewijs zijn leven in de maatschappij weer vormgeven.(…)”
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank zal gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van een jaar, nu het bewezenverklaarde feit wegens een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend en verdachte gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen en goederen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 250,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de immateriële schade niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dat gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 250,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de immateriële schade niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dat gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 37, 45, 57, 302, 304.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
- Ontslag van alle rechtsvervolging.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
- Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
- Toewijzing van de civiele vordering van EUR 250,00.
Veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1]
, van een bedrag van EUR 250,= (zegge tweehonderdvijftig euro), te
weten immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
- Toewijzing van de civiele vordering van EUR 250,00.
Veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 250,= (zegge tweehonderdvijftig euro), te weten
immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. M.L.W.M. Viering leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 6 februari 2014.