ECLI:NL:RBOBR:2014:5406

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
01/993234-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige invoer van chemicaliën uit Polen ten behoeve van de synthese van harddrugs

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 17 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de grootschalige invoer van chemicaliën uit Polen, waaronder apaan en zoutzuur, bestemd voor de productie van synthetische drugs zoals amfetamine. De verdachte was preventief gedetineerd en de zaak kwam voort uit een uitgebreid opsporingsonderzoek, waarbij gebruik werd gemaakt van bijzondere opsporingsmethoden zoals afluisteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een criminele organisatie vormde met het oogmerk om misdrijven te plegen als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de productie van synthetische drugs door het verschaffen van middelen en inlichtingen, en het voorhanden hebben van stoffen waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie. De rechtbank heeft ook de betrokkenheid van andere medeverdachten en de structurele samenwerking binnen de organisatie benadrukt, wat de strafbaarheid van de verdachte versterkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993234-12
Datum uitspraak: 17 september 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1975],
preventief gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 16 augustus 2013, 8 november 2013, 24 januari 2014, 16, 18 en 22 april 2014, 7 mei 2014, 18 juli 2014, 25, 26 en 27 augustus 2014 en 3 september 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juli 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 november 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 juni 2013, in de gemeente Middelburg en/althans (elders) in Nederland en/of in Polen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, vervaardigen, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerp(en) en/of vervoermiddel(len) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met een of meer van verdachtes mededader(s) en/of met een of meer bedrijven en/of personen in Polen overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt over de levering van een of meer hoeveelhe(i)d(en) mierenzuur en/of formamide en/of zoutzuur en/of apaan en/althans chemicaliën, bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of
- een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) mierenzuur en/of formamide en/of zoutzuur en/of apaan en/althans chemicaliën en/of grondstoffen, bestemd voor de productie van synthetische drugs, besteld en/of laten bestellen en/of gekocht en/of laten kopen en/of opgehaald en/of laten ophalen (uit Polen) en/of overgebracht en/of laten overbrengen naar en/of opgeslagen en/of laten opslaan op een of meer plaatsen in Nederland en/aldus voorhanden gehad en/of
- een of meer personen in Polen geïnstrueerd en/of laten instrueren en/of betaald en/of laten betalen om de chemicaliën te zuiveren en stickers van de zending af te halen, teneinde de herkomst en bestemming van de chemicaliën te verhullen en/of
- het transport van chemicaliën (vanuit Polen naar Nederland) geregeld en/of laten regelen en/of contact (laten) onderhouden met (een) chauffeur(s) en/of afspraken gemaakt over het transport en/of het lossen van de lading (chemicaliën) in Nederland en/of
- aantekeningen en/of documenten met betrekking tot de aankoop en/of levering van chemicaliën voorhanden gehad en/of
- een of meer geldbedrag(en) bestemd voor de aankoop van mierenzuur en/of formamide en/of zoutzuur en/of apaan, althans chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs
* geregeld en/of laten regelen en/of
* weggebracht en/of laten wegbrengen naar [betrokkene] en/of
* in ontvangst genomen en/of laten) nemen door [betrokkene] en/of een of meerdere (andere) verdachte(n) en/of perso(o)n(en) en/of
- betaald en/of laten betalen van een of meer medeverdachte(n) en/of perso(o)n(en) in Nederland en/of Polen voor werkzaamheden ten behoeve van de levering van chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs van Polen naar Nederland, bestaande onder meer uit het verrichten van vertaalwerkzaamheden en/of het doen van bestellingen en/of het regelen van transporten.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 juni 2013, in de gemeente Middelburg en/althans (elders) in Nederland en/of in Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, te weten onder meer [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 4] en/of[medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [betrokkene], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet, te weten het (telkens) verrichten van handelingen zoals omschreven in artikel 10a eerste lid van de
Opiumwet, zulks om (een) feit(en) als bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Bronnen
-Een dossier van Korps landelijke politiediensten, NR-Unit Noord- en Oost Nederland, van
Het onderzoek Bever met onderzoeksnummer 26102475Z en proces-verbaalnummer
30445352, afgesloten d.d. 10 oktober 2013, bestaande uit een algemeen dossier (ordner 1) een doorzoeking/beslag-dossier (ordner 2) en de zakendossiers artikel 10a en 11a Opiumwet met de bijlagen 7 trajectbeschrijvingen (ordner 15 t/m 22) en artikel 2/10 Opiumwet (ordner 23). In aanvulling hierop, behorend bij genoemd dossier, nog een “aanvullend proces-verbaal (ordner 1)” en een “proces-verbaal verzoeken verdediging (ordner 1)” van Korps landelijke politiediensten, NR-Unit Noord- en Oost Nederland, afgesloten d.d. 13 februari 2014 respectievelijk d.d. 10 februari 2014.
Dit dossier en de aanvullingen daarop bevatten een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
-Een proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 14 juli 2014, van de rechter-commissaris in deze rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het op schrift gesteld requisitoir aangevoerde gronden acht de officier van justitie de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota aangevoerde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Inleiding
De rechtbank zal in het kader van de bewijsvraag achtereenvolgens de volgende onderwerpen behandelen. Allereerst zal zij aan de orde stellen welke verdachten in dit strafdossier kunnen worden geïdentificeerd. Vervolgens zal zij aandacht besteden aan een aantal verschillende ‘trajecten’ die in het strafdossier worden uitgewerkt en die betrekking hebben op het transport van chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs, in het bijzonder op het vervaardigen van amfetamine via de zogenaamde Leuckart-methode. Daarbij zijn de bewijsmiddelen op twee verschillende wijzen uitgewerkt. Indien de bewijsmiddelen samengevat worden gepresenteerd, wordt daarbij tevens verwezen naar een nader aangeduide bijlage. Daarna komt in meer overkoepelende zin aan de orde of er sprake is geweest van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 11A van de Opiumwet, hoe dit verband moet worden geduid en wat de rol van de onderscheiden verdachten daarin is geweest. De rechtbank zal aan een en ander conclusies verbinden ten aanzien van de vraag hetgeen aan de verschillende verdachten is tenlastegelegd bewezen kan worden verklaard. Daarna zal de rechtbank responderen op specifiek namens de verdachten aangevoerde verweren.
Wie is wie?
De rechtbank zal omwille van de begrijpelijkheid en leesbaarheid van de hierna volgende bewijsoverwegingen in de eerste plaats de identiteit van de verschillende verdachten aan de orde stellen en – indien van toepassing – hun respectievelijke bijnamen noemen. Zij stelt het navolgende vast aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen in hun onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien. Het hierna volgende betreft dus conclusies van de rechtbank die reeds nu worden getrokken, maar die ontleend worden aan later te noemen bewijsmiddelen. Op deze manier behoeft de rechtbank niet telkens daar waar een verdachte met zijn bijnaam wordt genoemd te verduidelijken om welke verdachte het gaat.
[medeverdachte 1]:
Over deze (mede)verdachte is in wezen geen discussie. [medeverdachte 1] heeft in haar eigen verklaringen uiteengezet dat zij betrokken is geweest bij de bestelling en verder vervoer van een aantal partijen chemicaliën. Op basis van de inhoud van haar eigen verklaringen, van tapgesprekken en de verklaringen van getuige [getuige 1] staat haar identiteit vast.
[medeverdachte 2]:
[medeverdachte 2] heeft in zijn eigen verklaringen erkend dat hij betrokken is geweest bij transporten van chemicaliën. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in haar verklaringen [medeverdachte 2] geïdentificeerd aan de hand van een foto en heeft verdere identificerende kenmerken genoemd, zoals zijn voornaam. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van getuige [getuige 1]. De voornaam van [medeverdachte 2], is tamelijk specifiek, zeker in combinatie met de omstandigheid dat hij een oude bekende is van [medeverdachte 4] en al vanaf 2009 bij [bedrijf 1] bekend is. Ook de omstandigheid dat verdachte een van de bezoekers van [medeverdachte 4] in de Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) is geweest, versterkt de identificatie van [medeverdachte 2] als de “[alias 1]” in dit strafdossier.
[medeverdachte 6]:
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in haar verklaringen [medeverdachte 6] geïdentificeerd aan de hand van een foto en heeft verdere identificerende kenmerken van deze verdachte genoemd, zoals zijn voornaam. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van getuige [getuige 1]. Ook de omstandigheid dat verdachte een van de bezoekers van [medeverdachte 4] in de PI is geweest, versterkt de identificatie van [medeverdachte 6] als de “[alias 2]” en/of “[alias 3]” in dit strafdossier.
[medeverdachte 4]:
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in haar verklaringen verdachte geïdentificeerd aan de hand van een foto en heeft verdere identificerende kenmerken van deze verdachte genoemd, zoals zijn voornaam. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van getuige [getuige 1]. Op basis van de inhoud van tapgesprekken en de OVC-gesprekken staat zijn identiteit vast. De omstandigheid dat een aantal medeverdachten deze verdachte hebben bezocht in de PI versterkt de identificatie van [medeverdachte 4] als de “[alias 3]” en/of “[alias 4]” en/of “[alias 5]”.
[verdachte]:
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in haar verklaringen verdachte geïdentificeerd aan de hand van een foto en heeft verdere identificerende kenmerken van deze verdachte genoemd, zoals zijn voornaam. In samenhang met de inhoud van de inhoud van tapgesprekken en de OVC-gesprekken staat zijn identiteit vast als “[alias 6]” en/of “[alias 7]” en/of “[alias 8]”.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]:
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in haar verklaringen deze verdachten geïdentificeerd aan de hand van een foto en heeft verdere identificerende kenmerken van deze verdachten genoemd, zoals het feit dat zij vrienden van elkaar zijn, hun voornaam en specifieke kenmerken/informatie met betrekking tot de vaders van zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 5]. Ook de inhoud van het weergegeven SMS-verkeer van [medeverdachte 1] levert voor beide verdachten aanvullende identificerende informatie op, net als de verklaringen van getuige [getuige 1]. Met betrekking tot [medeverdachte 3] geldt nog dat ook hij een van de bezoekers van [medeverdachte 4] in de PI is geweest. Een en ander leidt met betrekking tot [medeverdachte 3] tot zijn identificatie als de “[alias 9]” en/of “[alias 10]” en/of “[alias 11]” in dit strafdossier. Op grond van de weergegeven feiten en omstandigheden staat vast dat verdachte [medeverdachte 5] “[alias 12]” en/of “[alias 13]” en/of “[alias 14]” wordt genoemd.
De trajecten
Traject Reclamatie
Het onderzoeksteam ontving op 20 juni 2012 en 5 juli 2012 een DINPOL proces-verbaal met daarin de informatie dat er een organisatie bezig was met het op grote schaal inkopen in Polen en vervolgens naar Nederland transporteren van chemicaliën die waarschijnlijk bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De informatie hield voorts in dat de firma [bedrijf 1] te Polen via het chemicaliënbedrijf [bedrijf 2] op 10 à 11 juli 2012 een partij van 1000 kg apaan zou ontvangen vanuit China en dat deze partij geleverd zou worden onder de naam Sodiumhexametafosfaat. Naar aanleiding van deze informatie is de Nederlandse politie naar [bedrijf 2] te Polen afgereisd teneinde verder onderzoek te doen naar deze partij. Ter plaatse bij [bedrijf 2] heeft de politie de partij geïnspecteerd, daarbij – middels een indicatieve test – vastgesteld dat het waarschijnlijk niet om apaan ging maar om een zoutachtige stof, vervolgens monsters van de partij genomen en deze opgestuurd naar het NFI voor nader onderzoek. [2] Het onderzoek van het NFI aan de monsters bevestigt de indicatieve test; het NFI concludeert dat de partij geen middelen betreft die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën maar dat het om natriumsulfaat gaat. [3]
Op 4 juni 2013 heeft er zowel bij het bedrijf [bedrijf 1] te Polen als op het woonadres van verdachte [medeverdachte 1] aan [adres 2] te [plaatsnaam] een doorzoeking plaatsgevonden. Op beide locaties is administratie inbeslaggenomen. In de administratie bij [bedrijf 1] zijn drie facturen aangetroffen met betrekking tot bestellingen van 4 juni 2012 voor een hoeveelheid van tweemaal 150 kg en éénmaal 200 kg sodium hexametaphosphate – totaal dus 500 kg – ten gunste van de ontvanger [bedrijf 3] met als verkoper [bedrijf 1]. In de administratie bij verdachte [medeverdachte 1] zijn drie facturen aangetroffen met betrekking tot bestellingen van 4 juni 2012 voor een hoeveelheid van tweemaal 150 kg en éénmaal 200 kg (alpha)phenyloacetoacetonitrile (de scheikundige juiste benaming van apaan) – totaal dus 500 kg – ten gunste van de ontvanger [bedrijf 3] met als verkoper [bedrijf 1]. Deze facturen bevinden zich in het dossier. [4] Op de rol van de rechtspersoon [bedrijf 3] komt de rechtbank later uitgebreider terug. Zij volstaat ermee hier op te merken dat [bedrijf 3] direct te koppelen is aan verdachte [medeverdachte 4]. De rechtbank stelt vast dat deze facturen, gelet op de data, de nummers, de hoeveelheden, de prijzen, alsmede het feit dat het om dezelfde verkoper en begunstigde gaat, betrekking hebben op dezelfde bestelde partijen chemicaliën. Zij vindt daarvoor steun in de verklaring van [getuige 1], werkneemster van de firma [bedrijf 1]. Zij verklaart op 4 juni 2013 met betrekking tot dit traject immers dat zij op aanraden van [bedrijf 2] de apaan onder de noemer van sodiumhexametafosfaat moest bestellen omdat dit beter was voor de inklaring bij de douane, dat de chemicaliën in principe wel onder hun eigen naam zijn besteld maar dat [bedrijf 1] door [bedrijf 2] is belazerd doordat uiteindelijk een soort van bakpoeder of soda is geleverd. [5]
Bij een doorzoeking van dezelfde datum in de woning van [getuige 1] is een computer inbeslaggenomen, waarop e-mailverkeer is aangetroffen, in het bijzonder:
- een e-mailbericht van 31 juli 2012 gericht aan verdachte [medeverdachte 1] waarin [getuige 1] verdachte [medeverdachte 1] een tekst aan de hand doet die is bestemd voor ‘[alias 2]’ en voor ‘[alias 9]’; die tekst houdt in beide gevallen onder meer in een verklaring voor de verkeerde aflevering van het product, dat [bedrijf 1] een nieuwe leverancier van apaan heeft gevonden en dat zij alvast 500 kg heeft besteld;
- een e-mailbericht van 1 augustus 2012 gericht aan het mailadres “[emailadres 1]”, waaromtrent [getuige 1] verklaart [6] dat dit het mailadres van verdachte [medeverdachte 3] betreft, met dezelfde hierboven weergegeven inhoud, dus ook het feit dat zij “alvast 500 kg heeft besteld”.
Uit een en ander trekt de rechtbank het gevolg dat zowel verdachte [medeverdachte 6] als verdachte [medeverdachte 3] afnemer zijn van de bestelde apaan en wel beiden voor een hoeveelheid van 500 kg. De rechtbank vindt in de verklaring van [getuige 1] bevestiging voor die gevolgtrekking, in aanmerking genomen dat zij tegenover de politie heeft verklaard dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] (verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 6]) in de lente van 2012 ieder 500 kg apaan hebben besteld. [7]
In het dossier bevinden zich een aantal tapgesprekken die blijkens hun inhoud kennelijk betrekking hebben op de hierboven beschreven levering van sodiumhexametafosfaat in plaats van apaan. De rechtbank wijst in dit verband op de volgende tapgesprekken:
- een gesprek van 20 augustus 2012 te 09:56 uur waarin verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI tracht contact op te nemen met verdachte [medeverdachte 2] en tijdens het overgaan van de telefoon de opmerking plaatst “die is lekker naar dinges toe, volgens mij jongen, lekker naar Polen” [8]
- een gesprek van 21 augustus 2012 te 13:50 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 2], waarin [medeverdachte 2] zegt “dat hij gisteren die jongen heeft gesproken en dat het helemaal niet goed zat daar en dat ze de dingen hadden gegeven”; [medeverdachte 4] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij alleen maar mee hoeft om te praten en te vertalen. [medeverdachte 4] vraagt aan [medeverdachte 2] of hij nog “een vol” krijgt en [medeverdachte 2] bevestigt dit. [9]
- een gesprek van 21 augustus 2012 te 13:55 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 2], waarin [medeverdachte 4] zegt “dat die ene ‘keuken’ (Rb verstaat: apaan) al volledig is betaald die hele grote, want dat is fout gegaan” [10]
- een gesprek van 21 augustus 2012 te 14:01 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 1] zegt dat ze een “probleem” moet oplossen en [medeverdachte 4] antwoordt dat hij weet dat zij een groot probleem heeft en dat hij weet wat er gebeurd is. [medeverdachte 1] merkt op dat ze het probleem kan oplossen en dat ze een brief heeft voor die ‘klootzak’. [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 1] vrijdag telefoon krijgt van de ‘[alias 3]’ en anders van zijn vriend uit [plaats 1] (Rb verstaat: [medeverdachte 2]). Op de vraag van [medeverdachte 4] of de ‘keuken’ niet kan worden omgeruild, antwoordt [medeverdachte 1] bevestigend. [medeverdachte 4] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 1] dat als die ‘[alias 3]’, nadat hij volgende week met hen geweest is, tegen hem zegt dat die ‘keuken’ goed is en die ‘inbouw apparatuur’ omgeruild kan worden, dat zij dan meteen haar geld krijgt. [11]
- een gesprek van 23 augustus 2012 te 17:54 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] en verdachte [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] zegt dat “ze morgen contact met haar opnemen”, [medeverdachte 1] zegt dat ze geprobeerd heeft om contact op te nemen met de ‘[alias 3]’, maar dat dit niet gelukt is en dat zij op 3 augustus 2012 van de ‘[alias 3]’ naar Polen moest komen omdat hij de ‘keuken’ (Rb verstaat: apaan) wilde bekijken maar dat hij daar niet is gekomen. [12]
- een gesprek van 25 augustus 2012 te 10:49 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] en verdachte [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 1] zegt dat niemand nog contact met haar heeft opgenomen, verdachte [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] het telefoonnummer van verdachte [medeverdachte 2] geeft met de mededeling dat zij met hem contact moet opnemen om een afspraak te maken teneinde dan met z’n drieën naar Polen te gaan en “alles daar netjes op te lossen”. [13]
- een gesprek van 4 september 2012 te 13:58 uur tussen verdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1], waarin gesproken wordt over deze bestelde partij en de reclamatie ervan. [medeverdachte 1] vraagt aan [getuige 1] of zij al met ‘die anderen’ erover gesproken heeft, dat “die 500 wel kan komen, maar dat die andere 500 al verbruikt is” en dat die mensen pas daarna erachter zijn gekomen dat het “een verkeerd iets” is. Verderop in het gesprek vraagt [getuige 1] aan [medeverdachte 1] of er iemand is die contact heeft gehad met de ‘[alias 3]’, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat niemand weet waar hij is. [medeverdachte 1] zegt dat ‘[alias 9]’ heeft gezegd dat het voor hem geen probleem is; als ‘het’ komt, dan geven zij met hetzelfde transport ‘dat andere’ terug, omdat het niet nodig is om heen en weer te rijden; dat is niet slim; het ‘ene’ moet eerst komen en het ‘andere’ gaan ze dan inpakken. [14]
Verdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie met betrekking tot haar betrokkenheid in het geheel meerdere verklaringen afgelegd. Voor zover het dit traject betreft heeft zij verklaard dat [medeverdachte 6] het product heeft besteld, dat zij in verband met deze bestelling [bedrijf 1] heeft gebeld en de bestelling van het product heeft geplaatst. Het ging om apaan. Verder houdt haar verklaring o.a. in dat zij van [medeverdachte 6] met hem naar [bedrijf 1] moest gaan en dat hij aldaar voor het product in contanten heeft betaald, dat
zij – naar de rechtbank begrijpt: in verband met het ophalen van het product – bij de fabriek is geweest en dat [medeverdachte 6] daar ook zou komen maar niet op kwam dagen. [medeverdachte 6] heeft het product later opgehaald samen met ‘[alias 1]’, waarna ‘[alias 4]’ haar vervolgens boos heeft opgebeld omdat het de bedoeling was dat zij zelf het product zou ophalen en niet [medeverdachte 6] (verdachte [medeverdachte 6]), aldus [medeverdachte 1]. [15]
De verklaring van [medeverdachte 1] vindt op onderdelen bevestiging in de getuigenverklaring van [getuige 1] bij de politie. Zij verklaart immers dat de situatie waarin [bedrijf 1] door [bedrijf 2] werd belazerd betrekking had op een bestelling van 500 kilo ‘44’ (Rb verstaat: apaan) door [medeverdachte 6] (verdachte [medeverdachte 6]), waarbij de goederen naar Nederland gingen en dat [medeverdachte 6] ze aan [bedrijf 1] teruggaf, dat hij toen zelf het busje bestuurde, dat [medeverdachte 6] persoonlijk bij [bedrijf 1] kwam, dat hij de chemicaliën contant betaalde en dat deze chemicaliën bestemd waren voor [bedrijf 3]. [16]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot het onderhavige traject vast:
- dat verdachte [medeverdachte 4] onder de vlag van [bedrijf 3] opdracht heeft gegeven tot de bestelling van 1000 kg apaan, dat hij aan verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] instructies geeft met betrekking tot het oplossen van het probleem dat een verkeerde stof, dat wil zeggen een andere stof dan apaan, is geleverd, in die zin dat hij de opdracht geeft dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] naar het bedrijf moeten gaan om het daar op te lossen en dat hij [medeverdachte 1] een betaling in het vooruitzicht stelt als alles geregeld is;
- dat verdachte [medeverdachte 2] in dit traject is betrokken als de persoon die ter plaatse de partij moest controleren en [medeverdachte 4] op de hoogte houdt van de stand van zaken. Voorts is hij de persoon die ter plaatse van de firma [bedrijf 1] het probleem met de levering van het verkeerde product samen met anderen moet oplossen en dat hij uiteindelijk samen met verdachte [medeverdachte 6] 500 kg heeft opgehaald;
- dat verdachte [medeverdachte 6] een van de afnemers is van de partij van 1000 kg apaan, in die zin dat hij 500 kg daarvan heeft afgenomen terwijl het achteraf bleek te gaan om sodiumhexametafosfaat. Hij heeft voor het product ter plekke in contanten betaald en later samen met verdachte [medeverdachte 2] de goede partij opgehaald. In de tussentijd zou hij bij [bedrijf 1] komen om de partij te inspecteren, maar is toen niet op komen dagen. Hij heeft (zie ook traject 18 september 2012) het verkeerde product teruggebracht teneinde te ruilen voor daadwerkelijke apaan.
- dat verdachte [medeverdachte 3] de afnemer is van de andere helft van de partij van 1000 kg apaan maar uiteindelijk met 500 kg sodiumhexametafosfaat opgescheept zat. Hij regelt vervolgens dat hij deze verkeerde partij terugstuurt op het moment dat hij daadwerkelijk 500 kg apaan geleverd krijgt.
Traject 18 september 2012
Uit de bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in bijlage A, volgt dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] een hoeveelheid van tenminste 500 kilo apaan en 600 liter zoutzuur heeft besteld bij [bedrijf 1]. Deze goederen zijn op 18 september 2012 vervoerd en ontvangen door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Op 18 september 2012 wordt het zoutzuur (kennelijk) niet in orde bevonden. De inhoud van de verklaringen van [medeverdachte 1] wordt door andere bewijsmiddelen op alle wezenlijke onderdelen bevestigd, en kan om die reden als bewijsmiddel worden gebruikt. De rechtbank ziet dit transport los staan van eerdere actieve samenwerking tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] enerzijds en de andere (mede)verdachten anderzijds.
De rechtbank kan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat ook deze andere verdachten in strafrechtelijke zin betrokken zijn bij dit transport van drugsprecursoren. De enkele omstandigheid dat gebruik is gemaakt van [bedrijf 3] om de goederen te bestellen is daartoe niet voldoende, omdat niet blijkt dat of en zo ja wie van de andere verdachten heeft ingestemd met dit gebruik. Het lijkt er eerder op dat dit traject is verricht door [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] buiten de reguliere kaders van het toen bestaande criminele samenwerkingsverband, dat hierna nog afzonderlijk ter sprake komt.
Traject Zoutzuur [bedrijf 4]
In verband met hetgeen wat betreft de trajecten Reclamatie en 18 september 2012 uit de bewijsmiddelen naar voren komt – in het bijzonder de onvolledige levering van de bestelling van 20 augustus 2012 voor een hoeveelheid van 1000 kilo apaan ten behoeve van o.a. verdachte [medeverdachte 3] – kan worden aangenomen dat o.a. [medeverdachte 3] nog een levering van 500 kg Apaan tegoed had van [bedrijf 1]. De levering en verdere aanloop daar naar toe worden hierna besproken in traject 12 januari 2013. Hieruit volgt tevens dat de levering van de apaan op zich heeft laten wachten.
In een tapgesprek van 3 oktober 2012 tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] wordt erover gesproken dat om hen rustig te krijgen alvast zout (Rb. verstaat: zoutzuur) naar hen gestuurd wordt en daarna de 44 (Rb. verstaat: apaan). [17]
Dit voornemen wordt een paar weken later ook zo uitgevoerd, blijkens het navolgende.
In tapgesprekken van 29 oktober 2012 tussen hen beiden geeft [getuige 1] aan dat het twee pallets zoutzuur zullen zijn en dat zij opdracht aan [bedrijf 4] heeft gegeven om het op te halen. Zij heeft de telefoonnummers van [medeverdachte 1] doorgegeven, waaronder dat waar zij nu mee praten ([telefoonnumer 1] rechtbank). Het zoutzuur is getest en heeft (een concentratie van, Rb.) 37%. Zij heeft het adres “[adres 3]” (fon.) doorgegeven. [18] Het vervoer van [bedrijf 4] gaat met een vrachtauto. [19]
Bovenstaande tapgesprekken van 29 oktober 2012 worden ondersteund door de resultaten van onderzoek in het bedrijfssysteem van[bedrijf 4]. Hierbij werd een vrachtbrief met daarop de volgende gegevens aangetroffen:
Afzender: [bedrijf 1], [adres 4].
Ontvanger: [bedrijf 3] [adres 5].
Inhoud: 2 pallets zoutzuur.
Datum ondertekening: 29/10/2012
Ondertekening: [getuige 1], [bedrijf 1].
Vrachtnummer: 601198639 [20]
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen stelt de rechtbank voorts vast dat het transport van het zoutzuur naar Nederland ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Op 5 november 2012 is getracht het zoutzuur op bovengenoemd adres af te leveren. Dit is niet gebeurd omdat het afleveradres een leegstaand pand was. De chauffeur heeft het zoutzuur vervolgens na overleg met [medeverdachte 1] teruggebracht naar [bedrijf 4]:
Op vrijdag 2 november 2012 werd door de politie van [bedrijf 4] de informatie verkregen dat er
vanuit de vestiging in Polen een elektronische melding is gekomen dat de vrachtwagen met de lading met vrachtnummer 601198639 is vertrokken. Bij de melding zat een verzoek om de lading 601198639 op maandag 5 november 2012 af te leveren. Tevens werd in de melding de naam [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnumer 1] genoemd.
Op 4 november 2012 is een onderzoek gedaan bij de firma [bedrijf 4], aan twee pallets met daar op 48 en 52 vaatjes. Deze twee pallets staan gereed voor transport in een trailer voorzien van het kenteken [kenteken 1], om op maandag 5 november 2012 te worden afgeleverd op het afleveringsadres [adres 5].
Uit de vaatjes zijn monsters genomen welke ter plaatse door een medewerker van de forensische technische opsporing, zijn getest. Hieruit bleek het te gaan om zoutzuur. [21]
Op maandag 5 november 2012 heeft er een observatie plaatsgevonden op het transportbedrijf [bedrijf 4]. Waargenomen is dat een vrachtwagen met oplegger van [bedrijf 4] met kenteken [kenteken 1] naar [adres 5] rijdt. Hij rijdt naar het wok-restaurant gelegen aan de [adres 5] en parkeert op een parkeerterrein, welke achter het wok-restaurant is gelegen. Daarna vertrekt de chauffeur van het parkeerterrein en rijdt richting Oss. [22]
De chauffeur, getuige [getuige 2], verklaart dat hij 5 november 2012 een partij zoutzuur van [bedrijf 4] naar de [adres 5], [bedrijf 1], zou brengen. De oplegger was voorzien van het kenteken [kenteken 1]. Na aankomst daar bleek er niemand aanwezig te zijn. Hij had telefonisch contact gezocht met het telefoonnummer wat op de vrachtpapieren stond vermeld, [telefoonnumer 1], en had gesproken met een vrouw die redelijk Nederlands sprak en heeft afgesproken dat hij de lading terug zou brengen naar [bedrijf 4]. Hij is verder gegaan met zijn rit en aan het eind van de dag zijn de vaten bij [bedrijf 4] uit de oplegger gehaald. Hij heeft deze rit goed onthouden omdat hij nog nooit iets bij een leegstaand pand had afgeleverd. [23]
Dat naast [medeverdachte 1] ook [medeverdachte 3] is betrokken bij het transport en de (poging tot) levering volgt uit de navolgende tapgesprekken. Zij ([medeverdachte 3] en [medeverdachte 5], zie ook de 6e verklaring van [medeverdachte 1] die hierna is opgenomen) betalen voor het verdere transport, [medeverdachte 3] moet mee om het zoutzuur bij [bedrijf 4] op te halen en [medeverdachte 1] noemt [medeverdachte 3] haar baas:
[medeverdachte 1] wordt op 5 november 2012 om 12.02 gebeld door een medewerker van [bedrijf 4] over het ophalen van de vaten. Ze spreken af dat zij het morgen komt ophalen. Zij moet een bus huren. [24] Vijf minuten later belt ze naar haar moeder en vertelt dat de goederen in Oss zijn aangekomen. [alias 9] (Rb.: [medeverdachte 3]) zei dat het beter is om het zelf op te halen. "Zij" betalen [medeverdachte 1] voor het busje,de chauffeur en voor alles als "het" maar aankomt. [25]
Op 6 november 2012 wordt [medeverdachte 1] wederom door een medewerker van [bedrijf 4] gebeld. Hij vraagt zich af hoe laat zij de vaten gaat ophalen. [26] Zij zegt dat ze geen contact met haar baas heeft en dat haar baas het moet ophalen. [27]
Vervolgens belt [medeverdachte 1] op 7 november 2012 twee maal met [persoon 1]:
[medeverdachte 1]: [alias 9] heeft mij wakker gemaakt. Hij is terecht, de sukkel. Het schijnt dat hij zijn telefoon stuk heeft gemaakt. Hij komt vandaag, omdat de goederen ontvangen moeten worden. Hij zei: oké, hij zal komen. Hij zal hier wachten als ik uit mijn werk kom. [28]
Later die dag: [medeverdachte 1]: Hij heeft mij al gebeld. Ik zei: Kijk, de telefoon is weer gevonden. Je was 3 dagen niet te vinden. Een moet nog in ontvangst genomen worden. En hij belde al: Ben je zeker om 1 uur thuis? ... om het op te halen? Ik zei: Ja. Ik zal er zijn. . .. Want hij kan dat niet zonder mij in
ontvangst nemen, weet je? ... Ik zei: Ja ik zal er zijn. [29]
Daarna belt [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) die dag met een medewerker van [bedrijf 4] ([bedrijf 4]):
[bedrijf 4]: Goeiedag
[medeverdachte 1]: Ja ik heb afspraak om twee uur toch, dat ik bellen, moet bellen, en hoeft
niet. Mijn baas nu rijden naar mij, dus hij moet hier half 1, 1 uur, dan wij
komen naar, naar jou.
[bedrijf 4]: Half 1, 1 uur
[medeverdachte 1]: Ja
[bedrijf 4]: Helemaal goed [30]
Vervolgens wordt ze gebeld door [persoon 2]. In dit gesprek geeft ze aan dat ze op[medeverdachte 3] aan het wachten is. Ze is uit het werk gekomen en ze wacht op [medeverdachte 3] (NWG) en dan moeten ze de andere auto halen. [medeverdachte 1] zegt dat zij moeten rijden naar die Firma Logistiek, voor die product te halen, de firma [bedrijf 4] (fon). Ze heeft daar om 2 uur een afspraak.
[medeverdachte 1]: en hij gaat met mij .. [31]
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] contact met verschillende medewerkers van [bedrijf 4]. Ze vraagt of het niet tot maandag bij [bedrijf 4] kan blijven staan. (rb maandag 12 november 2012). [32]
Later wordt [medeverdachte 1] terug gebeld door [bedrijf 4]. Zij geven aan dat de lading niet tot maandag kan blijven staan. [medeverdachte 1] geeft aan dat ze het dan maar terug moeten sturen naar [bedrijf 1] op kosten van [bedrijf 1]. [33]
De hiervoor geschetste gang van zaken vindt nog eens bevestiging in verklaringen van [medeverdachte 1] en [getuige 1] afgelegd bij de politie. In het bijzonder wijst de rechtbank in dit verband op de navolgende verklaringen:
In een verhoor van [medeverdachte 1] van 5 juni 2013 13:40 uur (4e verhoor) is haar het volgende voorgehouden:
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] rond oktober/november 2012 een partij zoutzuur en 44 bij [bedrijf 1] heeft besteld. Deze partij was bestemd voor [medeverdachte 3] en zou worden vervoerd via [bedrijf 4] transport van Polen naar Nederland. Op 5 november 2012 heeft [medeverdachte 1] contact met de chauffeur van [bedrijf 4] die de goederen moest gaan lossen in Schaijk. [medeverdachte 1] zegt in dit gesprek dat zij een andere afspraak wil maken en eventueel de goederen zelf wil gaan ophalen.
Op 7 november 2012 spreek [medeverdachte 1] om 13.00 uur af met[medeverdachte 3] om de goederen op te gaan halen bij [bedrijf 4] Transport. Uiteindelijk gaat dit niet door. [medeverdachte 1] heeft nog een aantal malen telefonisch contact met [bedrijf 4] en uiteindelijk worden de goederen door [bedrijf 4] terug gestuurd naar Polen.
Er wordt haar dan gevraagd (V): Wat heb jij hierover te verklaren?
Zij antwoord (A): Het klopt niet helemaal.
[medeverdachte 1] legt vervolgens uit dat het gedeelte over de 44 op een aantal punten niet klopt.
V: De rest van het verhaal klopt wel?
A: Ja dat klopt. Ik heb nog contact met [getuige 1] gehad om te vragen waarom het op mijn naamnaar [bedrijf 4] is gestuurd.
V: Waarom zou het op jou naam naar [bedrijf 4] zijn gestuurd? Op wie zijn naam zou het dan moeten worden verstuurd?
A: Dat weet ik niet. Het moest altijd op naam van een firma worden verstuurd.
Ik heb gebeld met [alias 9] dat de producten bij [bedrijf 4] staan en dat hij ze op moest gaan halen. Ik heb besloten dit niet te doen. Ik wilde geen risico lopen en daarom gevraagd het terug te sturen. In Polen is het misschien toegestaan maar in Nederland niet.
V: Wij weten dat jij de producten op naam van [bedrijf 3] bestelde bij [getuige 1]?
A: Dat klopt. [34]
In haar verhoor van 13 juni 2013 15.30 uur (6e verhoor) verklaart [medeverdachte 1] als volgt:
Dat wat bij [bedrijf 4] kwam en wat later met een busje is gekomen dat was bestemd voor [medeverdachte 5]. Ik moest het ophalen van hem maar dat wilde ik niet. Ik was ook verbaasd dat het op mijn naam besteld was. [35]
Ook is getuige [getuige 1] verhoord, onder meer op 4 juni 2013 (1e verhoor). Zij verklaart onder meer: [medeverdachte 1] kocht verschillende producten bij [bedrijf 1]. Het zoutzuur kocht zij de hele tijd door misschien vier keer.
[medeverdachte 1] handelde altijd namens [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] of [medeverdachte 6].
Één keer hebben wij de producten via bedrijf [bedrijf 4] geleverd. Het was zoutzuur, maar die kwam bij ons terug en werd niet afgenomen. Wij kregen een adres in Nederland. [36]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot het traject “zoutzuur [bedrijf 4] 5 november 2012” het navolgende vast.
[medeverdachte 1] heeft bij deze bestelling bemiddeld met [bedrijf 1] ten behoeve van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Zij heeft in nauwe samenwerking met [getuige 1] het transport en de levering van het zoutzuur door [bedrijf 4] voorbereid. Zij heeft bij aankomst in Schaijk de chauffeur de opdracht gegeven het zoutzuur terug naar [bedrijf 4] Oss te vervoeren en vervolgens voor [medeverdachte 3] onderhandeld met medewerkers van [bedrijf 4] Oss over het ophalen daarvan. Zij heeft een afspraak gemaakt met [medeverdachte 3] om samen het zoutzuur te gaan ophalen. Zij heeft uiteindelijk opdracht gegeven aan [bedrijf 4] Oss het zoutzuur terug te sturen naar [bedrijf 1].
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] zijn de afnemers van het zoutzuur. [medeverdachte 3] heeft bovendien zeggenschap over het al dan niet afleveren van het zoutzuur in Schaijk en het vervolgens al dan niet zelf ophalen van het zoutzuur bij [bedrijf 4], en zou de kosten daarvan betalen. Hij heeft een afspraak gemaakt met [medeverdachte 1] om samen het zoutzuur te gaan ophalen.
Traject 12 januari 2013 en dumping zoutzuur
In verband met hetgeen wat betreft de trajecten Reclamatie en 18 september 2012 uit de bewijsmiddelen naar voren komt – in het bijzonder de onvolledige levering van de bestelling van 20 augustus 2012 voor een hoeveelheid van 1000 kilo apaan ten behoeve van (o.a.) verdachte [medeverdachte 3] – kan worden aangenomen dat (o.a.) [medeverdachte 3] nog een levering van 500 kg Apaan tegoed had van [bedrijf 1].
In het dossier bevindt zich een factuur d.d. 29 oktober 2012 van [bedrijf 1] ten behoeve van [bedrijf 3] als klant voor een hoeveelheid van 500 kg Apaan ter waarde van 140.220,00 zloty, welke factuur is afgegeven door [getuige 1]. [37] Het mag redelijkerwijs worden verondersteld dat deze factuur is opgemaakt ten behoeve van de levering alsnog van 500 kg apaan aan [medeverdachte 3]; te meer als daarbij in aanmerking wordt genomen de inhoud van de getapte telefoongesprekken op dezelfde datum als de even hiervoor genoemde factuur tussen verdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1].
Zo is daar een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] van 29 oktober 2012 om 13.54 uur waarin wordt gesproken over een bedrag dat voor 500 kilo moet worden betaald, over 44 (Rb verstaat: apaan), over 280 voor ‘[alias 9]’, over dat die 500 kilo nog moet worden besteld en over het feit dat [getuige 1] nog de factuur moet sturen. [38] Voorts is er een tapgesprek tussen deze twee personen van dezelfde datum om 20.09 uur waarin [getuige 1] bevestigend antwoord op een vraag van [medeverdachte 1] of zij een factuur voor een bedrag van 280 opgestuurd heeft en daarbij tevens vermeldt dat het voor 1 kilo was. [39] Uit het feit dat het factuurbedrag van 140.220 zloty voor 500 kilo apaan neerkomt op een bedrag van iets meer dan 280 zloty per kilo apaan, concludeert de politie dat deze gesprekken betrekking hebben op de hiervoor genoemde factuur; een valide conclusie die de rechtbank deelt en tot de hare maakt. De rechtbank komt mede tot deze conclusie bij gebrek aan een andere redengevende verklaring van verdachten hieromtrent.
De rechtbank merkt reeds hier op dat zij op grond van het strafdossier zal vaststellen dat op 12 januari 2013 een levering heeft plaatsgevonden van 500 kilo apaan en 2000 liter zoutzuur en dat deze 500 kilo apaan de levering is van de bestelling waarop de hiervoor genoemde factuur betrekking heeft. De rechtbank zal dadelijk daarop terugkomen en ook de bewijsmiddelen benoemen waarop deze vaststelling is gebaseerd, maar zal eerst de aandacht vestigen op de aanloop naar dit transport en de betrokkenheid van onderscheidenlijke verdachten daarbij, zoals naar voren komt uit de hierna weer te geven inhoud van afgeluisterde gesprekken en onderschepte SMS-berichten. De hierna te volgen weergave betreft de inhoud die de rechtbank terzake het meest relevant acht. Voor de overigens tot bewijs te bezigen inhoud van deze gesprekken en SMS-berichten verwijst de rechtbank naar het als bijlage B bij dit vonnis gevoegde overzicht van de bewijsmiddelen. Het gaat in dit verband om de volgende onderschepte communicatie:
- een gesprek van (vrijdag) 19 oktober 2012 te 12:44 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [40] waarin onder meer gesproken wordt over het feit dat [medeverdachte 1] op zondag naar ‘[medeverdachte 4]’ gaat, dat [getuige 1] blij zal zijn als het goed komt met ‘de poen van [medeverdachte 4]’, dat ‘[medeverdachte 4]’ denkt dat de goederen nog steeds op hem liggen te wachten en daarom wil betalen;
- een gesprek van 29 oktober 2012 te 13.54 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [41] waarin [getuige 1] vraagt of zij met dat geld van ‘[medeverdachte 4]’ komt, waarin gesproken wordt over het bedrag dat voor 500 kilo betaald moet worden kennelijk voor 44 (Rb: apaan) en waarbij [getuige 1] opmerkt dat ‘[medeverdachte 4]’ denkt dat die 500 kilo hier in Polen is en waarin [getuige 1] zegt dat die ‘280’ voor ‘[medeverdachte 4]’ wordt;
- een gesprek van 29 oktober 2012 te 18:25 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [42] waarin gesproken wordt over een factuur waarop een bepaald bedrag vermeld moet staan, waarin [medeverdachte 1] opmerkt dat ‘[medeverdachte 4]’ haar gebeld had met de mededeling dat hij morgen zal bellen over ‘hoe en wat’ en dat zij tegen ‘[medeverdachte 4]’ zal zeggen dat zij het op de bankrekening zal overmaken zodat niemand naar de fabriek hoeft en dat zij het goed vindt dat het vervoer later met kleinere auto’s wordt rondgebracht omdat ‘zij’ het op een of andere parkeerplaats laden en niemand aan anderen wil laten zien waar het magazijn is;
- gesprekken van 30 oktober 2012 en 4 november 2012 tussen [medeverdachte 1] en anderen [43] , waarin gezegd wordt dat [medeverdachte 1] op een bepaalde locatie een bedrag van dertig duizend euro moet ophalen, dat zij met een bedrag van éénendertigduizend gaat reizen naar Polen omdat zij “het” moet betalen en dat ‘[alias 9]’ zich aan de afspraken houdt: “als hij zegt dat hij éénendertig brengt, dan doet hij dat ook”;
- een gesprek van 5 november 2012 te 13:42 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 3] namens [bedrijf 1] [44] waarin [persoon 3] onder meer mededeelt dat er goederen zijn aangekomen (het zoutzuur van Traject [bedrijf 4] november 2012) maar dat het tweede product (Rb: de 500 kilo apaan) er nog niet is en waarin [medeverdachte 1] mededeelt dat zij ‘[medeverdachte 4]’ donderdag zal zien, dat hij heeft gezegd dat hij aan haar het geld voor een halve ton gaat geven en dat zij ‘[medeverdachte 4]’ ervan zal proberen te overtuigen dat het geld zo spoedig mogelijk betaald moet worden;
- SMS-verkeer van 7 november 2012 tussen [getuige 1] en [medeverdachte 1] [45] , voor zover inhoudende dat [getuige 1] moet reageren op een mail van ‘[alias 9]’, ze zijn boos, en volgens [getuige 1] is het zout aangekomen en zijn er over de ‘44’ (Rb: apaan) problemen met het geld;
- SMS-verkeer van 19 november 2012 tussen [getuige 1] en [medeverdachte 1] [46] , waarin [medeverdachte 1] informeert bij [getuige 1] hoe het met de ‘44’ (Rb: apaan) zit en [getuige 1] aangeeft dat er geen nieuws is omdat ze nog op geld zitten te wachten;
-een gesprek van 20 november 2012 te 09:07 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [47] waarin [medeverdachte 1] mededeelt dat ‘[alias 9]’ naast haar zit, dat hij informeert naar de ‘44’ (Rb: apaan) en dat hij opmerkt dat [getuige 1] ervoor gaat betalen als die ‘44’ niet komt, dat hij vraagt wanneer het zal komen en dat hij daarmee niet doelt op het zoutzuur (traject [bedrijf 4]) maar ‘dat andere’, “de 44”;
- een SMS-bericht van 26 november 2012 tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] [48] , inhoudende dat [medeverdachte 3] ‘M’ (Rb verstaat: [getuige 1] ) de schuld geeft als de ‘44’ (apaan) kwijt is door controle en dat zij dan moet zorgen voor nieuwe en dat [medeverdachte 1] dat aan ‘M’ moet doorgeven;
- een gesprek van 6 december 2012 te 10:59 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [49] , waarin [medeverdachte 1] informeert naar het tijdstip waarop die ‘44’ (Rb.: apaan) komt, dat ‘[alias 9]’ tegen [medeverdachte 1] had gezegd dat hij zakken (Rb.: zakken om de apaan in te verpakken) naar [getuige 1] zou gaan opsturen omdat hij zich, na mededeling van [medeverdachte 1] dat ‘het’ bij de grens stond, afvroeg “hoe moet zij ‘het’ doen, zij heeft toch geen zakken?”, waarop [getuige 1] opmerkt dat hij al een keer eerder zakken naar haar heeft opgestuurd;
- een gesprek van 7 december 2012 te 11:24 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [50] , waarin door [medeverdachte 1] geïnformeerd wordt naar een chauffeur voor het transport en of [getuige 1] haar het nummer van de chauffeur kan geven en waarin zij informeert naar de wijze waarop de invoer van ‘44’ (Rb.: apaan) in het algemeen gaat. [medeverdachte 1] krijgt in dit gesprek van [getuige 1] een tweetal telefoonnummers en de naam van de chauffeur van het transport door, te weten [persoon 4]. [medeverdachte 1] vertelt [getuige 1] over een bericht dat ‘[alias 9]’ op de ‘muur’ aan ‘[medeverdachte 4]’ had achtergelaten nadat ‘[medeverdachte 4]’ had gebeld dat zij – [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] – op bezoek moesten komen met als tekst “[medeverdachte 4], godverdomme, ik ben je hond niet, ik ga geen afspraken met je maken, jij bent de poen schuldig”;
- een gesprek van 7 december 2012 te 12:00 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [51] , waarin [medeverdachte 1] aan [persoon 4] vraagt om even bij [getuige 1] langs te gaan omdat zij een bestelling verwacht en wil dat hij dit voor haar gaat vervoeren. [persoon 4] zegt toe bij [getuige 1] langs te gaan;
- een gesprek van 8 december 2012 te 10:54 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [52] , waarin [medeverdachte 1] informeert of [getuige 1] inmiddels hun leverancier heeft gebeld over de ‘44’ (Rb.: apaan) waarop [getuige 1] antwoordt dat zij de leverancier gesproken heeft en dat deze maandag met de douane contact op zal nemen;
- een gesprek van 10 december 2012 te 11:28 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [53] , met als inhoud dat [getuige 1] de douane heeft gebeld en dat er geen obstakels zijn;
- een gesprek van 10 december 2012 te 11:34 uur tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] [54] over dat de spullen weg zijn en dat [medeverdachte 1] gewoon die centjes moet hebben;
- een gesprek van 14 december 2012 te 09:58 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [55] , waarin [getuige 1] mededeelt dat ‘[medeverdachte 4]’ tegen anderen verteld heeft dat er bij haar op de fabriek 500 kilo van ‘44’ (Rb.: apaan) is en dat ‘zij’ dat moeten ophalen omdat al gestort is, waarin gesproken wordt over prijsstijgingen van ‘44’ in verband met het feit dat dit steeds moeilijker te betrekken is en dat ‘[medeverdachte 4]’ weet van die prijsverhoging, en dat ‘[alias 9]’ heeft gezegd dat als ‘het’ rond kerst komt, hij liever heeft dat ‘het’ na oud en nieuw komt, omdat ze bang voor controle zijn;
- een gesprek van 18 december 2012 te 09:37 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [56] , waarin [medeverdachte 1] mededeelt dat zij van de ‘[alias 12]’ tegen [getuige 1] moet zeggen dat zij opschieten moet met die ‘44’ (Rb.: apaan), dat zij het in het begin van het jaar nodig hebben en dat zij, behalve dat, willen dat het zout aan het begin van het jaar komt. [getuige 1] vertelt dat zij op de tweede weer open gaan en als het er dan is, dat het dan de derde daar weg kan.
De politie krijgt via een Sienaberichten van 4 januari en 9 januari 2013 informatie dat een lading apaan ter inklaring ligt bij de douane en dat deze lading op 9 januari 2013 bij [bedrijf 1] zal worden afgeleverd, waarna de lading naar Nederland zal worden vervoerd. Afgeluisterde communicatie rond die datum bevestigen dat. De rechtbank wijst in dat verband in het bijzonder naar de volgende tapgesprekken:
- een gesprek van 8 januari 2013 te 13:33 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [57] , waarin [medeverdachte 1] bij [getuige 1] informeert of de ‘44’ (Rb.: apaan) al aangekomen is waarop [getuige 1] antwoordt dat de ‘44’ een dag later op haar bedrijf wordt verwacht. [medeverdachte 1] informeert ook of het ‘zout’ (Rb.: zoutzuur) er staat, waarop [getuige 1] antwoordt dat het gaat om 100 jerrycans van 20 liter, dus 2000 liter. Verder worden er afspraken gemaakt over het transport. [medeverdachte 1] krijgt instructies van [getuige 1] over de machtiging die zij moet opmaken voor de chauffeur van het transport, [persoon 4]. [medeverdachte 1] deelt [getuige 1] mede dat ‘[alias 9]’ ‘hem’ (Rb.: de chauffeur) ‘hier ter plekke’ (Rb.: in Nederland) betaalt;
- een gesprek van 8 januari 2013 te 14:56 uur tussen [medeverdachte 1] en een NN-man (Rb: [persoon 4]/[persoon 4]) [58] , waarin [medeverdachte 1] zegt dat zij een transport voor de NN-man kan regelen en waarin zij informeert naar de kosten van het transport. De NN-man geeft een prijs door van 500-600 euro waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat zij “vanavond bij de jongens is en dan de prijs doorgeeft” en dat zij terug zal bellen in het geval ‘zij’ (Rb. : de jongens) de prijs te hoog vinden. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op een vraag van de NN-man of hij ‘het’ op vrijdag moet ophalen. NN-man vraagt naar het adres waar hij het op kan halen;
- een gesprek van (woensdag) 9 januari 2013 te 14:12 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [59] , waarin [persoon 4] informeert tot hoe laat hij op vrijdag kan inladen waarop [medeverdachte 1] antwoordt: tot 17.00 uur. [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon 4] dat zij gisteren bij ‘de jongens’ was, dat ‘de ene’ er niet was maar dat het aan hem zal worden doorgegeven, en dat haar gevraagd werd of er iets van de prijs af kan.
In het dossier bevinden zich verder nog een aantal tapgesprekken, die wat betreft hun inhoud voornamelijk betrekking hebben op de organisatie rondom het transport van de zending apaan en zoutzuur en de aflevering daarvan. In het bijzonder wijst de rechtbank in dat verband op de volgende onderschepte communicatie:
- een gesprek van 10 januari 2013 te 10:55 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [60] , waarin onder andere gesproken wordt over de organisatie rond de aanstaande zending apaan en zoutzuur. Er wordt gesproken over welke goederen aanwezig zijn, die de chauffeur de volgende dag moet ophalen. Er is verwarring ontstaan over wat er nu staat en wat er meegegeven moet worden. Uiteindelijk gaat het om 500 kilo phenyloacetonitrile (Rb.: apaan) en 100 jerrycans à 20 liter (dus 2000 liter) zoutzuur die reeds eerder door ‘[alias 9]’ zijn betaald;
- een gesprek van 10 januari 2013 te 14:16 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [61] , waarin gesproken wordt over de te verzenden documenten en een lading zoutzuur die eerder naar [bedrijf 4] werd verstuurd en nu opnieuw moet worden verzonden (Rb: zie traject [bedrijf 4] zoutzuur november 2012). [medeverdachte 1] heeft de gegevens van de afnemer en zal deze mailen. [medeverdachte 1] vraagt of gecontroleerd kan worden of het zuur niet verdampt is en of het percentage klopt en zegt vervolgens dat de baas van [getuige 1] een “klojo” is en dat zij dat aan ‘de jongens’ en aan ‘[medeverdachte 4]’ gaat vertellen;
- een gesprek van 10 januari 2013 te 11:37 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 1] [62] , waarin [medeverdachte 1] zegt dat morgen een transport van haar vertrekt en dat [getuige 1] alles goed in de gaten moet houden en dat ‘[alias 14]’ vandaag bij haar komt om alles over het transport te bespreken;
- een SMS-bericht van 10 januari 2013 van [medeverdachte 1] naar [getuige 1] [63] met als tekst “
Visje! Stuur mij via een e-mail het adres van [bedrijf 1], dat op de vrachtbrief moet staan.”;
- een gesprek van 10 januari 2013 te 13:22 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 5] [64] , waarin [medeverdachte 1] vertelt dat zij een vrachtbrief moet invullen in verband met het transport dat morgen per TIR voor ‘[alias 9]’ aankomt;
- SMS-verkeer van 10 januari 2013 tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [65] , waarin [medeverdachte 1] bij de chauffeur de gegevens opvraagt die zijn nodig heeft om de machtiging tot afgifte van de goederen te kunnen schrijven en de chauffeur die vervolgens aan haar doorgeeft;
- een gesprek van 10 januari 2013 te 14:12 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [66] , waarin [medeverdachte 1] vertelt niet in staat te zijn de vereiste documenten te sturen omdat zij geen scanner en printer heeft, dat ‘[alias 9]’ nu op het werk is en dat het pas vanavond gedaan kan worden;
- SMS-verkeer van 10 januari 2013 tussen [persoon 4] en [medeverdachte 1] [67] , waarin de chauffeur bij [medeverdachte 1] het adres van de lading opvraagt, waarop [medeverdachte 1] dat aan hem doorgeeft: het betreft firma [bedrijf 1];
- gesprekken van 10 januari 2013 te 18:34 uur, 18:44 uur en 19:06 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 5] [68] waarin besproken wordt hoe [persoon 5] [medeverdachte 1] kan helpen om de documenten in te vullen. Er moet een brief van [bedrijf 1] geprint worden waar haar naam op moet komen te staan. Zij zal deze brief mailen naar [persoon 5]. [persoon 5] wordt later door [medeverdachte 1] geïnstrueerd waar op de brief een handtekening moet komen te staan, te weten onder de naam “[bedrijf 3]” waar de stempel van [medeverdachte 1] staat. [persoon 5] moet daar de achternaam van [medeverdachte 1] opschrijven. Het tweede document dat door [persoon 5] moet worden ondertekend is een machtiging voor de chauffeur. [medeverdachte 1] laat in een daaropvolgend gesprek aan [persoon 5] weten dat zij zijn mailtje met handtekeningen heeft ontvangen;
- SMS-verkeer van 11 januari 2013 tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [69] , waarin [medeverdachte 1] laat weten dat ‘zij’ voor morgen hebben geregeld dat de fabriek geopend wordt en dus ’s ochtends gaan uitladen en om die reden van [persoon 4] moet weten hoe laat hij aankomt;
- SMS-verkeer van 11 januari 2013 tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] [70] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij thuis is tot 16:00 uur en moet betalen voor het transport in Polen (Rb: zie traject zoutzuur [bedrijf 4] 2012), [medeverdachte 1] zegt dat haar moeder het nu betaalt en waarop [medeverdachte 3] antwoordt “je krijgt het terug”;
- een gesprek van 11 januari 2013 te 15:42 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [71] , waarin [persoon 4] laat weten gearriveerd te zijn bij [bedrijf 1] en waarop [medeverdachte 1] instructies geeft aan hem over waar hij precies moet zijn;
- een gesprek van 11 januari 2013 te 15:45 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [72] waarin gesproken wordt over wat er nu precies mee moet worden genomen in verband met de ladingcapaciteit van de vrachtauto. Uiteindelijk wordt afgesproken dat de jerrycans met zoutzuur en 500 kilo van de ‘44’ (Rb.: apaan) mee wordt genomen, omdat dit voor [medeverdachte 1] het allerbelangrijkst is. De hydroxide kan de volgende keer wel worden meegenomen;
- een gesprek van 11 januari 2013 te 15:52 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [73] , waarin gesproken wordt over het opladen van de goederen. [medeverdachte 1] zegt dat zij het belangrijk vindt dat de ‘44’ (Rb.: apaan) en de zoutzuur nu meegenomen worden en dat de overige goederen later kunnen komen. Over de hydroxide deelt [medeverdachte 1] mede dat ‘[alias 9]’ heeft gezegd dat een koper voor te kunnen vinden, dat hij dat volgende week kan afnemen en dat hij dan [medeverdachte 1] en [getuige 1] zal kunnen betalen;
- een gesprek van 11 januari 2013 te 18:56 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4] [74] , waarin [persoon 4] mededeelt dat hij 100 van die flessen en 20 zakken heeft ingeladen en waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat zij tevreden is.
Het strafdossier behelst vervolgens afgeluisterde communicatie en onderschepte sms-berichten die betrekking hebben op de aflevering van het transport en processen-verbaal van observatie van de politie waarin beschreven wordt wat er met betrekking tot de daadwerkelijke aflevering wordt waargenomen.
Uit telefoongesprekken en sms-verkeer blijkt dat op vrijdag 12 januari 2013, omstreeks 13:04 uur de chauffeur [persoon 4] op vragen van [medeverdachte 1] over de aankomsttijd doorgeeft dat volgens zijn navigatie hij omstreeks 14:50 uur daar aankomt. [medeverdachte 1] geeft [persoon 4] het adres waar hij moet zijn, de [adres 6] te Oss. Zij ontmoet hem daar. [medeverdachte 1] koppelt de aankomsttijd door via een sms naar de telefoon in gebruik bij verdachte [medeverdachte 3]. De chauffeur geeft later door dat hij over 30 minuten aankomt en dat naar het bedrijf in
“Schijk”gaat om te lossen. Hij vraagt in de sms aan [medeverdachte 1] of hij daar van
“die chemie”wordt verlost. [75] Omstreeks 14:41 uur heeft [persoon 4] telefonisch contact met [persoon 6]. Aan haar vertelt [persoon 4] dat hij bij het bedrijf moet lossen en dat hij daar wordt opgewacht door een man die [persoon 4] het geld gaat betalen. [76]
Omstreeks 15:00 uur arriveerde de chauffeur [persoon 4] rijdend in een vrachtwagen voorzien van het Poolse kenteken [kenteken 2] bij het Chinees restaurant [restaurant], [adres 7]. [77] [persoon 4] geeft aan [medeverdachte 1] door dat hij aangekomen is op de [adres 5] bij het bedrijf [bedrijf 3]. [medeverdachte 1] vraagt hem om op haar en nog iemand die met haar meekomt, bij een Chinees te wachten. [persoon 4] wacht daar op [medeverdachte 1]. [78]
Op zaterdag 12 januari 2013 komt een Poolse vrachtwagen voorzien van het kenteken [kenteken 2] op het parkeerterrein aan van Chinees restaurant [restaurant] [adres 5].
Om 15.19 uur wordt gezien dat de Volkswagen Passat, voorzien van kenteken [kenteken 3], het parkeerterrein van [restaurant] oprijdt. De Passat wordt links naast de Poolse vrachtwagen geparkeerd.
Te omstreeks 15.20 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uitstappen en richting de Poolse vrachtwagen lopen. [medeverdachte 3] maakt contact met de bestuurder van de Poolse vrachtwagen. De chauffeur stapt vervolgens uit en [medeverdachte 3] neemt plaats aan de bestuurderszijde van de vrachtwagen. Om 15.21 uur wordt door een observant gezien dat de vrachtwagen met [medeverdachte 3] achter het stuur en [medeverdachte 1] met [persoon 4] in de Volkswagen rijden richting [adres 6]. [medeverdachte 1] en [persoon 4] rijden vervolgens naar de woning van [medeverdachte 1] gelegen aan [adres 2] te [plaatsnaam].
Op zaterdag 12 januari 2013 van 15.33 uur tot 16.49 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] de Poolse vrachtwagen met vermoedelijk de lading chemicaliën naar de [adres 6] te Oss rijdt. Op de [adres 6] te Oss is een bedrijfspand gelegen van “[bedrijf 5]”, waar [medeverdachte 3] de vrachtwagen voor een roldeur van het bedrijfspand parkeert. De vrachtwagen wordt geparkeerd naast een bestelbus Nissan Cabstar, die naar later blijkt, voorzien van het kenteken [kenteken 4]. De bestelbus wordt vervolgens geparkeerd bij een bedrijfspand aan de overzijde van de [adres 6]. [medeverdachte 3] rijdt hierna met de Poolse vrachtwagen terug naar de woning van [medeverdachte 1] aan [adres 2] te [plaatsnaam]. [79]
Uit het voorgaande blijkt niet rechtstreeks dat de vervoerde lading van 500 kg apaan en 2000 liter zoutzuur daadwerkelijk door verdachte [medeverdachte 3] is gelost. In het bijzonder blijkt dat niet uit de observaties van politie op 12 januari 2013 bij de loods van [bedrijf 5] aan de [adres 6]. Dit kan wel zonder enige redelijke twijfel worden aangenomen en uiteindelijk ook worden vastgesteld, indien daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.
Op de ochtend van maandag 14 januari 2013 is op een terrein, gelegen achter perceel [adres 5], een groot aantal daar neergegooide plastic jerrycans aangetroffen met als inhoud een geelkleurige·vloeibare substantie. Het waren plastic vaten, allen volledig gevuld met een hoeveelheid van naar schatting 20 liter vloeistof. Na telling bleek het om 58 vaten ( = 1160 liter) te gaan. 56 van de vaten waren voorzien van een blauw kleurige afsluitdop en 2 vaten waren voorzien van een rode afsluitdop. Een indicatieve test op de inhoud van de vaten wees uit dat de inhoud van de vaten zoutzuur was. Ter plaatse zijn de aangetroffen vaten fotografisch vastgelegd en zijn vijf monsters van de inhoud genomen en voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd. [80] [81] Het rapport van het NFI betreffende het onderzoek naar deze monsters houdt in dat alle monsters zoutzuur bevatten. [82]
Dat het daadwerkelijk gaat om de vaten met zoutzuur die vanaf [bedrijf 1] naar het bedrijf van [bedrijf 5] zijn gebracht met het transport van 12 januari 2013 en door verdachte [medeverdachte 3] zijn gelost, vindt bevestiging in getuigenverklaringen en onderschepte communicatie. Zo bevat het strafdossier de tegenover de politie als getuige afgelegde verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4], beiden werknemers van [bedrijf 1], waarin – na het getoond worden van een foto van een van de aangetroffen jerrycans – zonder voorbehoud wordt verklaard dat zij de jerrycan herkennen als een jerrycan waarin zoutzuur voor de “Nederlanders” werd geleverd. [83] Wat betreft de onderschepte communicatie, waaruit niet alleen van betrokkenheid van verdachte [medeverdachte 3], maar ook die van verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] blijkt, baseert de rechtbank haar oordeel op de volgende onderschepte communicatie:
-een tweetal SMS-berichten van 14 januari 2013 te 06:05 en 06.06 uur van verdachte [medeverdachte 3] verstuurd naar verdachte [medeverdachte 1] [84] , voor zover inhoudende “alle z is fout en ‘[alias 12]’ en papa zijn echt super boos” en “willen nooit meer iets met fabriek te maken hebben en betalen niet meer”;
- een SMS-bericht van 14 januari 2013 te 06:07 uur van verdachte [medeverdachte 1] verstuurd naar verdachte [medeverdachte 3] [85] , voor zover inhoudende “Waat is fout”;
- een tweetal SMS-berichten van 14 januari 2013 te 06:09 van verdachte [medeverdachte 3] verstuurd naar verdachte [medeverdachte 1] [86] , voor zover inhoudende “Is niet goed is allemaal fout en is nu weg en mensen super boos. Ik ga nu naar werk ik kom straks oke x” en “En geef ‘[medeverdachte 4]’ mij nummer”;
- een SMS-bericht van 15 januari 2013 te 17:24 uur van verdachte [medeverdachte 1] verstuurd naar verdachte [medeverdachte 3] [87] , met als tekst “ik wil met ‘[alias 12]’ (de Rb. verstaat: ‘[alias 12]’, dat is verdachte [medeverdachte 5]) praten”.
Uit andere onderschepte SMS-berichten van 14 januari 2013 blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] contact opneemt met [getuige 1] van [bedrijf 1]. Zij zegt daarin dat zij van ‘[alias 9]’ een sms heeft gekregen dat het percentage niet goed is, niet zoals afgesproken, en dat de baas met een eerlijke fabriek wil samenwerken en dat het percentage misschien verloren is gegaan omdat “ze” niet dicht gedraaid waren. Ook vraagt ze [getuige 1] om een ‘papier’ waarop staat dat het percentage klopt zodat zij dat aan ‘hem’ kan laten zien en dat cliënten ‘hem’ niet willen betalen. [88]
Ten slotte wijst de rechtbank nog op een tapgesprek van 16 januari 2013 te 13:49 uur tussen verdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1]. [89] In dat gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen [getuige 1] dat ‘haar’ jerrycans door de politie worden gezocht en dat 57 jerrycans zijn gedumpt omdat het percentage van het zoutzuur onder de 30% bleek te zijn. [medeverdachte 1] zegt verder tegen [getuige 1] dat ‘[alias 9]’ het verkocht heeft aan iemand anders en dat die gezegd heeft dat het percentage niet goed was en dat ‘[alias 9]’ heeft gezegd dat andere personen ‘het’ weggedaan heeft. Ten slotte vertelt [medeverdachte 1] dat ‘[alias 9]’ tegen haar heeft gezegd dat zij niet de politie moet bellen om het percentage van het zoutzuur op te vragen, omdat ze dan opgepakt zal worden.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot het onderhavige traject vast:
- dat verdachte [medeverdachte 4] voornamelijk als betrokkene in beeld komt in verband met de financiële afwikkeling van de partij apaan, waarschijnlijk in verband met een geldschuld in de richting van de vader van verdachte [medeverdachte 3], waarvoor steun kan worden geput uit het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] op 7 december 2012 om 11:24 uur [90] ; [medeverdachte 4] wordt door [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden van eventuele problemen die met het transport ontstaan en [medeverdachte 4] moet kennelijk ook op de hoogte worden gebracht van de problemen met het zoutzuur dat uiteindelijk gedumpt werd;
- dat verdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] als afnemers van de 500 kilo apaan en 2000 liter zoutzuur moeten worden beschouwd en bovendien zeggenschap hadden over deze partij, in het bijzonder met betrekking tot de datum van aflevering, en ook dat zij degenen zijn die iets te zeggen hebben over de kosten van het transport;
- dat de bemoeienis van verdachte [medeverdachte 3] verder reikte dan alleen het bepalen van het tijdstip van levering, omdat hij bij deze levering ook een meer faciliterende rol heeft gehad. Deze heeft bestaan uit het sturen van zakken naar Polen, opdat de apaan daarin verpakt kon worden en het bepalen van de volgorde van levering van de apaan en het zoutzuur. Bovendien heeft hij bij aankomst de chauffeur van het transport betaald en was zijn aanwezigheid bij het opmaken van de documenten door [medeverdachte 1] noodzakelijk. Ook heeft hij de 2000 liter zoutzuur betaald. [medeverdachte 3] is ook degene van wie waargenomen wordt dat hij de vrachtwagen met inhoud (de lading van 500 kilo apaan en 2000 liter zoutzuur) daadwerkelijk in ontvangst neemt van de chauffeur van het transport. En hij heeft de partij zoutzuur aan anderen doorverkocht, waarna bleek dat het percentage van het zoutzuur niet goed was en het zoutzuur daarom gedumpt was;
- dat [medeverdachte 1] bij deze bestelling heeft bemiddeld met [bedrijf 1] ten behoeve van verdachte [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4], dat zij de bestelling heeft geregeld en in orde gemaakt in nauwe samenwerking met [getuige 1] en het transport van de levering heeft voorbereid. Zij heeft de documenten die benodigd waren voor het transport geregeld, alsmede de chauffeur die het transport moest uitvoeren. Haar rol bestond verder uit het namens [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] onderhandelen met de chauffeur over de kosten van het transport. Zij heeft de chauffeur aanwijzingen gegeven over de plaats waar hij met de lading naar toe moest, heeft de chauffeur opgewacht samen met [medeverdachte 3]. Aansluitend heeft zij de chauffeur mee naar haar huis genomen terwijl [medeverdachte 3] in de tussentijd diens vrachtwagen met de lading naar een ander adres bracht. Zij heeft ook de problemen met de kwaliteit van het zoutzuur en de kwestie dat het zoutzuur gedumpt is, teruggekoppeld naar [getuige 1] en samen met haar en [medeverdachte 3] naar oplossingen gezocht.
Traject 6 maart 2013
Dit traject ziet op een transport van formamide vanuit [bedrijf 1] in Polen naar Nederland dat door verdachte [medeverdachte 2] zou zijn uitgevoerd op 6 maart 2013. Dat dit transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, blijkt uit de hierna weer te geven bewijsmiddelen. Ook zal daaruit van betrokkenheid van andere verdachten dan [medeverdachte 2] blijken. In het dossier bevinden zich in de eerste plaats tapgesprekken die, gelet op hun inhoud en de samenhang met de andere gesprekken en bewijsmiddelen, kennelijk betrekking hebben op dit transport. De rechtbank wijst in dit verband in het bijzonder op de inhoud van de volgende tapgesprekken:
- een gesprek van 16 februari 2013 te 09:24 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 3] [91] , waarin verdachte [medeverdachte 4] tegen verdachte [medeverdachte 3] zegt dat verdachte [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] contact zal gaan opnemen en dat zij een afspraak moeten maken, [medeverdachte 4] zal dat regelen, [medeverdachte 4] zegt dat verdachte [medeverdachte 2] overal al van weet en hij deelt [medeverdachte 3] mede dat hij over 3 à 4 weken weer buiten is en dat hij dan bij [medeverdachte 3] langs zal komen;
- een tapgesprek van 16 februari 2013 te 15:42 tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 2] [92] , waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij moet kijken wanneer hij terug is en dat hij dan gelijk ‘die keuken kan installeren’ (de Rb. begrijpt: zoutzuur) en waarin [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 2] die ‘jongen uit Oss’ (de Rb. begrijpt: verdachte [medeverdachte 3]) moet bellen;
- een tapgesprek van 17 februari 2013 te 16:33 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 2] [93] , waarin [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 2] zegt dat hij morgen die jongen uit Oss moet bellen om hem gerust te stellen en waarin hij zegt dat die jongen uit Oss ook van die dingen nodig had, voor die ‘keuken’ ), een stuk of 3;
- een tapgesprek van 18 februari 2013 te 11:18 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI naar verdachte [medeverdachte 2] [94] , waarin [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] het mobiele telefoonnummer van verdachte [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] geeft, met daarbij de instructie aan [medeverdachte 2] om aan [medeverdachte 3] een SMS te sturen met als inhoud ‘ik heb van die [alias 5] al gehoord zodra ik terug ben dan heb ik wat voor jou’;
- een tapgesprek van 18 februari 2013 te 11:20 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI naar verdachte [medeverdachte 3] [95] , waarin [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 3] mededeelt dat ‘hij’ (de Rb. verstaat: [medeverdachte 2]) zo een berichtje stuurt aan [medeverdachte 3] dat hij langskomt, dat [medeverdachte 3] bij [medeverdachte 4] op bezoek moet komen om de ‘puntjes op de i te zetten’, dat eind maart alles binnen is en dat [medeverdachte 3] dan uiteindelijk zal hebben wat hij tegoed heeft;
- een tapgesprek van 18 februari 2013 te 13:41 uur tussen verdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1] [96] , waarin [medeverdachte 1] aan [getuige 1] vraagt of ‘[alias 1]’ al iets van zich heeft laten horen en of ‘de goederen’ er al zijn, waarop [getuige 1] antwoordt dat hij morgen zal komen en dat ook de goederen morgen pas komen en dat ‘hij’ (de Rb begrijpt: verdachte [medeverdachte 2]) deze goederen zelf zal verdelen. [getuige 1] zegt tevens dat ‘hij’ (Rb.: verdachte [medeverdachte 2]) voor de formamide en voor het zoutzuur komt. Als het zoutzuur geschikt wordt bevonden, zal hij 10 ton willen;
- een tapgesprek van 18 februari 2013 te 14:03 tussen verdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1] [97] , waarin [getuige 1] vertelt dat ‘hij’ (Rb.: verdachte [medeverdachte 2]) had gezegd dat [bedrijf 1] niets op de etiketten moest zetten, de naam van het bedrijf niet en ook niet wat erin zit, dat hij niet wil dat de jerrycans beschreven zijn, dat ‘[alias 1]’ morgen rond 12:00 uur komt en dat dan ook de formamide zal komen. Tevens wordt er gesproken over ‘[alias 9]’ die een product gaat bestellen en dat hij dat ‘hier’ gaat verdelen en dat [medeverdachte 1] voor hem jerrycans moet bestellen;
- een tapgesprek van 21 februari 2013 te 19:19 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 2] [98] , waarin [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 4] desgevraagd mededeelt ‘de keuken’ (de Rb. verstaat: zoutzuur) te hebben gezien en dat deze super is. [medeverdachte 4] hoeft niet meer te weten;
- een tapgesprek van 27 februari 2013 te 11:10 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 3] [99] , waarin [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 3] zegt dat hij hem volgende week vrijdag wil ontmoeten en dat hij, [medeverdachte 4], dan een ‘trainingspak’ voor hem, [medeverdachte 3], bij zich heeft. [medeverdachte 3] geeft tijdens dit gesprek aan [medeverdachte 4] een telefoonnummer door dat, zoals uit de overige bewijsmiddelen blijkt, in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 1];
- een tapgesprek van 7 maart 2013 te 14:45 uur tussen verdachte [medeverdachte 4] vanuit de PI en verdachte [medeverdachte 2] [100] , waarin [medeverdachte 4] zegt dat hij morgen verlof heeft en dat ze elkaar dan even moeten zien en waarin [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] vraagt of alles goed is gegaan waarop [medeverdachte 2] antwoordt dat alles goed is gegaan.
Uit dit laatste tapgesprek kan worden afgeleid dat verdachte [medeverdachte 4] op 8 maart 2013 in verband met verlof buiten de PI mag komen. Vervolgens wordt verdachte [medeverdachte 4] onder observatie genomen op 8 maart en 9 maart 2013. Van deze observaties zijn processen-verbaal opgemaakt. Uit het proces-verbaal van observatie van 8 maart 2013 [101] in samenhang bezien met de tapgesprekken van diezelfde datum [102] blijkt dat verdachte [medeverdachte 4] omstreeks 19:40 uur bij een Shell tankstation aan de Kempenbaan te Tilburg stopt en daar contact maakt met [medeverdachte 2], die op dat moment rijdt in een bestelbus met Pools kenteken. Vervolgens rijdt [medeverdachte 4] achter [medeverdachte 2] aan naar het perceel[adres 8], het GBA-adres van [medeverdachte 2], via het perceel [adres 9]. Later wordt gezien dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] beiden in de auto van [medeverdachte 4] zitten en wederom stoppen bij het Shell tankstation aan de Kempenbaan te Tilburg. Waargenomen wordt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] aldaar contact maken met een NN-man, die aan de hand van een tapgesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] [103] geïdentificeerd kan worden als verdachte [medeverdachte 3]. Uit het proces-verbaal van observatie van 9 maart 2013 [104] blijkt dat er wederom een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen verdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], hetgeen bevestiging vindt in tapgesprekken van die datum. [105]
Dat te dezen sprake is geweest van een voltooid transport van onder meer formamide door verdachte [medeverdachte 2] vindt ten slotte nog bevestiging in zijn eigen verklaring ten overstaan van de politie. Zo heeft hij bij gelegenheid van zijn derde verhoor [106] onder meer toegegeven dat hij twee keer onrechtmatig spullen heeft opgehaald bij een bedrijf en dat hij betrokken is geweest bij een transport richting Nederland met een op zijn naam gehuurde bus. Hij kreeg dan te horen dat er iets geplaatst was en hij kreeg geld voor het ophalen. Hij heeft twee keer zelf een bus geladen waarmee hij vervolgens ook reed. Hij verklaart dat hij formamide en zoutzuur bij [bedrijf 1] heeft opgehaald.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot het onderhavige traject vast:
- dat verdachte [medeverdachte 4] de regie heeft over het transport van formamide en zoutzuur, in die zin dat hij overleg voert met verdachte [medeverdachte 2] over de kwaliteit van de lading en over wanneer hij met het transport in Nederland verwacht te zijn, dat [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] instrueert over het leggen van contact met verdachte [medeverdachte 3], dat [medeverdachte 4] een ontmoeting regelt tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en uiteindelijk daar zelf ook bij aanwezig is, kennelijk omdat de lading van het transport voor [medeverdachte 3] bestemd is;
- dat [medeverdachte 2] degene is die contact onderhoudt met [bedrijf 1] over de lading van het transport, dat hij bij [bedrijf 1] ter plekke de chemicaliën heeft bekeken en beoordeeld op kwaliteit en dat hij de lading aldaar heeft opgehaald na deze zelf te hebben verdeeld en vervolgens naar Nederland heeft getransporteerd, kennelijk in opdracht van [medeverdachte 4];
- dat verdachte [medeverdachte 1] kennelijk ervan op de hoogte is dat [medeverdachte 2] bij [bedrijf 1] moet zijn om formamide en zoutzuur op te halen en bij [getuige 1] informeert naar de stand van zaken van het transport;
- dat [medeverdachte 3] als afnemer van het transport moet worden beschouwd en door [medeverdachte 4] op de hoogte wordt gebracht over het moment waarop hij krijgt ‘wat hij tegoed’ heeft.
Traject 29-30 april
Dit traject ziet op een transport van 600 liter formamide en 1400 liter zoutzuur van [bedrijf 1] in Polen naar Nederland op 29 en 30 april 2013.
Uit de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat het eerste gedeelte van het transport tot in Duitsland is uitgevoerd door verdachte [medeverdachte 2] en vervolgens van Duitsland naar Nederland door een door [medeverdachte 2] aangezochte chauffeur.
Op 30 april 2013 werd een stelselmatige observatie gedaan op [medeverdachte 2]. Waargenomen is tijdens de observatie dat om 07.25 uur een Mercedes, type Sprinter, kleur wit voorzien van kenteken [kenteken 5] in Duitsland Rasthof Resser Mark (tankstation) verlaat. Om 08.12 uur rijdt het voertuig op de A40 en gaat bij Venlo de Duits/Nederlandse grens over en vervolgt zijn weg over de A67 in Nederland. [107]
Op 30 april 2013 omstreeks 08.20 uur wordt op de A67 in de gemeente Venlo de witte Mercedes Sprinter gestopt. De bestuurder van genoemde bus was [persoon 7]. Achter in de laadruimte van het voertuig stonden 100 jerrycans à 20 liter.
De bestuurder zei dat de eigenaar ene [alias 1] (Rb.: [medeverdachte 2]) zou zijn. Hij had rond 07.00 uur op een tankstation langs de Duitse autosnelweg overgenomen van [alias 1]. Hij zou 200 euro voor deze rit krijgen. Zijn eindbestemming was de Dalempromenade in Tilburg. Daar zou hij worden opgehaald door een man, die voor de verdere afhandeling van de jerrycans zou zorgen. [108]
[persoon 7] verklaart in aanvulling hierop dat hij op 29 april 2013 door [alias 1] werd opgebeld met de vraag of hij op 30 april 2013 geld wilde verdienen met een autorit. [alias 1] zat in de witte bestelbus die hij moest rijden. Hij is na het wegrijden niet gestopt. De lading zat al in het voertuig. [109]
[medeverdachte 2] verklaart in zijn verhoor van 27 juni 2013 12.55 uur dat die bus op zijn naam gehuurd is. Hij heeft begin van de middag bij [bedrijf 1] geladen. Hij is naar zijn schoonfamilie gegaan en vervolgens naar de benzinepomp op de A2 bij Herne in Duitsland gereden. Daar heeft hij de bus aan [persoon 7] gegeven. [medeverdachte 2] heeft ervoor gezorgd dat dat transport die dag plaatsvond. [110]
Van belang in dit verband voor de rol van [medeverdachte 2] is ook nog de omstandigheid dat [persoon 7] naar [medeverdachte 2] belt op het moment dat hij wordt gestopt door de Nederlandse politie, en dan aan [medeverdachte 2] om de ladingpapieren vraagt. [111] Ook later die avond is er nog telefonisch contact tussen hen, waarin zij een afspraak maken over hoe laat [medeverdachte 2] naar [persoon 7] gaat. [112]
De lading, de aangetroffen jerrycans, betrof 600 liter formamide en 1400 liter zoutzuur, stelt de rechtbank vast op basis van de navolgende bewijsmiddelen:
Op 30 april 2013 is door[verbalisant 3], senior LFO (Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen) –expert, aan de A67 een onderzoek ingesteld naar een bestelbus Mercedes Sprinter [kenteken 5] met daarin circa 100 jerrycans a 20 liter. Hij relateert onder meer:
De jerrycans met gele vloeistof waren voorzien van een etiket met de tekst “KWAS SOLNY 20L UN 1789 kl.8 PGII” , waarbij Kwas Solny “zoutzuur” betekent in het Nederlands. De jerrycans met heldere reukloze vloeistof waren voorzien van een etiket met het gevaarssymbool “kankerverwekkend/vruchtbeschadigend” en zijn onderzocht met een Rameninfrarood analyse apparaat. Het bleek te gaan om de vloeistof “formamide”.
Op het navigatiesysteem stond “Tilburg” en “Dalempromenade”. De dagteller stond op 475,3 kilometer.
De jerrycans zijn naar verschillende partijen gerangschikt. Van de partij van 70 jerrycans, dit betrof vermoedelijk zoutzuur, werden 5 monsters genomen (Z1 t/m Z5), van de partij van 30 jerrycans, dit betrof vermoedelijk formamide, werden 4 monsters genomen (F1 t/m F4).
De genomen monsters zijn geanalyseerd door het Nederlands Forensisch Instituut, monsters Z1 t/m Z5 bleken zoutzuur en F1 t/m F4 bleken formamide te bevatten.
In totaal bleek er dus ongeveer 1400 liter geconcentreerd zoutzuur en 600 liter formamide aanwezig in het voertuig. [113] [114]
[medeverdachte 2] verklaart dat hij wist dat er zoutzuur en formamide werden vervoerd. [115] Van belang voor zijn rol en het opzet op het plegen van de voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10A Opiumwet is zijn verklaring bij de politie afgelegd, waarin hij toegeeft dat hij na het onderscheppen van het transport documenten wegwerkt. Hij was bang dat ze hem schade zouden aanbrengen. Voorts verklaart hij dat hij het laatste stuk niet naar Nederland reed omdat hij eerder is aangehouden met chemicaliën en daarvoor heeft vastgezeten. Als hem in het verhoor wordt gevraagd, dat als hij wist wat [medeverdachte 1] voor [bedrijf 3] ophaalde (apaan, Rb.) hij toch had kunnen weten waarvoor de stoffen gebruikt werden die hij zelf vervoerde, antwoordde hij: “Ik vermoedde dat wel. Ik wist dat het waarschijnlijk niet legaal was.” Als hem wordt gevraagd of het zo kan zijn dat hij het niet wilde weten, antwoordt hij: “Dat kan zo zijn.” [116]
Uit hierna weer te geven tapgesprekken, OVC gesprekken en de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt vervolgens naar het oordeel van de rechtbank dat naast [medeverdachte 2] ook [medeverdachte 4] betrokken was bij dit transport.
Als het transport op 30 april 2013 wordt onderschept door de politie belt [medeverdachte 2] daarover een aantal maal met zijn vriendin in Polen. In de navolgende tapgesprekken wordt besproken wat de gevolgen zijn en daarbij wordt [medeverdachte 4] genoemd als degene met oplossingen.
In het eerste gesprek van 10.40 uur zegt [medeverdachte 2] dat het niet goed gaat en dat hij niet kan praten. Als zijn vriendin daar hoorbaar van schrikt stelt [medeverdachte 2] haar gerust met de opmerkingen “[alias 4] ([alias 5], [medeverdachte 4], Rb) geven jullie alles.” en, verderop in het gesprek: “Als [alias 4] komt, dan krijg je alles wat je nodig hebt.” [117] In een gesprek later op de dag, om 16.40 uur, geeft [medeverdachte 2] aan dat hij hoopt dat [alias 4] straks wel weet of alles in orde is. [118] Om 18.10 uur weet [medeverdachte 2] nog niets. Hij wacht op [alias 4]. Als [alias 4] komt, dan weet [medeverdachte 2] wanneer hij naar zijn vriendin kan komen. [119]
In het dossier bevinden zich voorts tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] (vanuit de PI), die dateren van voor het onderhavige transport.
Op 11 april 2013 vraagt [medeverdachte 4] of [medeverdachte 2] al vertrokken is. Nee, volgende week, geeft [medeverdachte 2] aan. Dat komt [medeverdachte 4] mooi uit, die wil dat [medeverdachte 2] nog naar hem komt, ze moeten het nog even hebben over het vertrek van [medeverdachte 2]. [120]
Op 17 april 2013 geeft [medeverdachte 2] aan dat hij nog hier is en zondag even langskomt. [121]
Op 20 april 2013 tenslotte geeft [medeverdachte 4] aan dat hij [medeverdachte 2] de dag erna nog ziet en dat dat goed uitkomt omdat hij hem nog even moet spreken. [122]
Deze gesprekken gaan naar het oordeel van de rechtbank over het vertrek van [medeverdachte 2] naar Polen in verband met het onderhavige transport, half april 2013, zoals [medeverdachte 2] ook zelf heeft verklaard. [123]
Vervolgens kan [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] vanaf 24 april 2013 niet meer telefonisch bereiken. [124] [125] Daar spreekt hij met verschillende personen over. Telefonisch met [medeverdachte 1] op 29 april 2013 [126] [127] en met zijn moeder op 2 en 4 mei 2013. [128] [129]
Zijn bezorgdheid daarover uit hij voorts in gesprekken met verdachte [verdachte]. De rechtbank wijst in het bijzonder op de navolgende OVC gesprekken opgenomen in de celruimte van verdachten [medeverdachte 4] ([medeverdachte 4]) en [verdachte] ([verdachte]):
-29 april 2013 11.43 uur tot en met 12.59 uur
[medeverdachte 4]: en waar is [alias 1]?
[verdachte]: die is gewoon daar aan het feesten man, doe niet zo gek, die heb het daar naar zijn zin. Hij is bij zijn schoonvader en moeder, bij zijn schoonvader
(…)
[medeverdachte 4]: (ntv) ben gewoon ongerust jonge
-1 mei 2013 11 :55 - 13:00 uur
Vanaf 6.21 minuten zegt [medeverdachte 4]: "Voor de rest jongen afwachten. Geduld
hebben ...... [alias 1] krijg ik nog steeds niet te pakken".
[verdachte]: "Van de week weer moest hij terug".
[medeverdachte 4]: "Ik kreeg eerst dit: Dit nummer is niet in gebruik ... ik dacht ahh ...... heel de tijd in gesprek .. .. en toen ging hij weer over en -ntv-
(…)
[medeverdachte 4]: "Ik snap niet dat hij mij niks laat weten, dat ken ik niet begrijpen [130]
-2 mei 2013 19:30 - 23:59 uur
[medeverdachte 4] ([medeverdachte 4] rb) is (H) en[verdachte] is ([verdachte])
[medeverdachte 4]: Maar ja ik denk als hij had vastgezeten, had [naam] toch wel komen zeggen van luister es
Eh eh [alias 1] zit vast? Tegen jouw vrouw. Dat we dat..(ntv) direct weten?
[verdachte]: Ja, tuurlijk als die da weet wel.
(…)
[medeverdachte 4]: als die zaterdag, zondag hier staat jonge, kit (ntv) slag voor (ntv) echt waar. Die bezorgt
me 'n maagzweer, die rotte mongool. Hij ken toch gewoon 'n berichtje sturen? Jonge, bel nie
zo veu/ eh.eh eh eh" . alles is goed (ntv) Weet ik toch zat? Hoe hoe vaak heb ik 't wel
uitgelegd vorige keer. Ik hoop, ik hoop 't echt ... (ntv) mis gegaan, m'n gevoel zegt ... [131]
Uit dezelfde OVC gesprekken leidt de rechtbank ook betrokkenheid van [verdachte] bij het onderhavige transport af. De rechtbank wijst in het bijzonder op de volgende passages in de eerder genoemde gesprekken die betrekking hebben op het niet bereikbaar zijn van [medeverdachte 2]:
-29 april 2013 11.43 tot en met 12.59
[verdachte]: (onderbreekt) Je hoeft helemaal niks uit te leggen, we weten alle twee dat ie spullen op moest halen en dat hij naar die [alias 12] toe moest
[medeverdachte 4]: ja
(…)
[verdachte]: volgende keer als je hem ziet moet je met hem afspreken dat ie een telefoon met een nummer bij zijn vrouw laat of een brandschone telefoon waar nog nooit mee gebeld is, waar jij naar toe kunt bellen en dan kun je altijd zijn vrouwtje even bellen met van hoe zit dit of dat he, wanneer is ie weer terug of dit of dat, dan hoor je altijd iets [132]
-1 mei 2013 11 :55 - 13:00 uur
Vanaf 6.21 minuten zegt [medeverdachte 4]: "Voor de rest jongen afwachten. Geduld
hebben ...... [alias 1] krijg ik nog steeds niet te pakken".
[verdachte]: "Van de week weer moest hij terug". [133]
-2 mei 2013 19:30 - 23:59 uur
[medeverdachte 4] is ([medeverdachte 4]) en Gerard is ([verdachte])
[medeverdachte 4]: Maar ja ik denk als hij had vastgezeten, had John toch wel komen zeggen van luister es
eh eh [alias 1] zit vast? Tegen jouw vrouw. Dat we dat..(ntv) direct weten?
[verdachte]: Ja, tuurlijk als die da weet wel. [134]
[getuige 1] tenslotte heeft meer in zijn algemeenheid verklaard over het bestellen van chemicaliën bij [bedrijf 1] door [medeverdachte 2] voor [medeverdachte 4], en zij geeft aan dat [medeverdachte 4] naast met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met nog iemand samenwerkt:
Ik werk in firma [bedrijf 1] sinds 6 januari 2009. Het is een productie- en handelsbedrijf op het gebied van verkoop van chemische grondstoffen. De regel was dat ik alle chemicaliën in het bedrijf bestelde. Het vervoer wordt door cliënten zelf gerealiseerd.
Wat [bedrijf 3] betreft, behalve [medeverdachte 1] kan ik mij nog personen herinneren, van wie ik alleen de voornamen weet. In het begin zijn er bij ons in [bedrijf 1] buitenlanders gekomen, [medeverdachte 4] en [alias 1]. Ze waren er nog eerder voordat [medeverdachte 1] bij ons kwam, namelijk in 2009. [alias 1] is een werknemer van [bedrijf 3].
[alias 1] heeft bij ons onder meer formamide en zoutzuur besteld. [alias 1] heeft de bestelde chemicaliën afgerekend. Hij betaalde contant.
[bedrijf 3] is een bedrijf van [medeverdachte 4]. Dat heeft [alias 1] verteld. Ik weet ook van [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 4] een handlanger heeft. [135]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot het traject “29 en 30 april 2013” het volgende vast.
[medeverdachte 2] is degene die de lading zoutzuur en formamide ophaalt bij [bedrijf 1] en naar Duitsland vervoert. Hij draagt de bus met lading over aan een chauffeur die de lading vervolgens naar Nederland vervoert. Hij heeft die chauffeur aangezocht en onderhoudt de contacten met deze chauffeur tijdens en na het transport.
[medeverdachte 4] en [verdachte] weten van het transport, wanneer het plaatsvindt en wie de beoogd afnemer is. [medeverdachte 4] voert hierbij de regie. Hij onderhoudt contact met [medeverdachte 2] over wanneer hij naar Polen gaat om de goederen op te halen en tracht tijdens en na het transport contact met hem te houden. Als dat niet lukt maakt hij zich zorgen, waarbij hij met [verdachte] de mogelijkheid bespreekt dat [medeverdachte 2] gedetineerd is geraakt.
Traject 9 en 10 mei 2013
Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend te bewijzen dat er in de periode van 9 en 10 mei 2013 daadwerkelijk een transport van formamide dan wel andere chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs heeft plaatsgevonden.
Conclusie artikel 10a Opiumwet: voorbereidingshandelingen
De rechtbank heeft hiervoor bij de bespreking van de verschillende trajecten de bewijsmiddelen opgenomen voor de betrokkenheid en rol van elke verdachte bij die transporten van chemicaliën. Uit die bewijsmiddelen volgt bovendien dat de verdachten in die trajecten zo bewust en nauw hebben samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Voor de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 4] geldt dat zij ten tijde van de delicten (nagenoeg) de gehele periode gedetineerd waren. Directe uitvoeringshandelingen, zoals daadwerkelijk aanwezig zijn bij aankoop, betaling of vervoer zijn niet door deze verdachten gepleegd. Hun coördinerende en aansturende rol is echter zodanig dat zij ook medepleger zijn bij een aantal trajecten, een en ander zoals per traject door de rechtbank aangegeven.
De chemicaliën die werden besteld waren bestemd voor het omzettings- dan wel productieproces van (precursoren van) synthetische drugs, zoals BMK, amfetamine en MDMA. De rechtbank verwijst hiervoor naar de bewijsmiddelen die hierna worden genoemd bij de bespreking van artikel 11a Opiumwet, in het bijzonder de bewijsmiddelen die zijn opgenomen ter zake de bestemming van de chemicaliën. Dat alle verdachten die thans voor artikel 10a Opiumwet worden vervolgd hier wetenschap van hadden is eveneens bewezen. Ook hier verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen voor artikel 11a Opiumwet, in onderlinge samenhang bezien met die ter zake artikel 10a Opiumwet. Meer in het bijzonder wordt (onder meer) gewezen op hetgeen is opgenomen en overwogen over het versluierd taalgebruik, de OVC-gesprekken en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Verder is van belang dat [medeverdachte 4], [verdachte] en [medeverdachte 2] reeds eerder met justitie in aanraking zijn gekomen en [medeverdachte 4] en [verdachte] aansluitend zijn veroordeeld voor harddrugsdelicten, en er daarom van uit moet worden gegaan dat alleen al daarom zij voorafgaand aan de tenlastegelegde periode inhoudelijk kennis van zaken hebben op het vlak van artikel 10a Opiumwet.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet.
11a Opiumwet: de criminele organisatie
Hierna worden de bewijsmiddelen opgesomd die, in aanvulling van de bewijsmiddelen die zijn genoemd bij de onderscheiden trajecten, bewijs opleveren voor het bestaan van de criminele organisatie en de rol, van de verdachten binnen die structuur. Daarbij is omwille van de leesbaarheid en de volledigheid er soms voor gekozen om een bewijsmiddel opnieuw of meer dan eens op te nemen. De vindplaats geeft daarbij uiteraard aan dat het in dat geval gaat om een bewijsmiddel dat eerder is gebruikt bij een bepaald traject of bij een bepaald facet van de criminele organisatie.
Aanleiding onderzoek Bever
In het proces-verbaal d.d. 7 augustus 2012 [136] met bijlagen wordt uiteengezet op basis van welke informatie uit Polen het onderzoek Bever is gestart. In deze informatie wordt gesproken over grootschalige aankoop van chemicaliën ten behoeve van de productie van synthetische drugs.
Als verdachte wordt genoemd: [medeverdachte 1], geboren op [1978] in Polen. Nadere informatie over deze verdachte leerde de politie dat zij sinds 2 februari 2012 stond ingeschreven te Oss, [adres 2]. In die informatie wordt ook de naam van [medeverdachte 4] genoemd. Van deze persoon was het de politie bekend dat hij voorwerp van strafrechtelijk onderzoek was geweest in een drietal eerdere strafzaken. Nader onderzoek via het Grip [137] vermeldde veel contact tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] in de Penitentiaire inrichting.
[medeverdachte 4] werd in de P.I..(o.a.) bezocht door[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1].
Rol bedrijf [bedrijf 3] bij aankoop chemicaliën
In het proces-verbaal d.d. 8 oktober 2013 heeft verbalisant [verbalisant 1] uiteengezet dat er een verband ligt tussen [medeverdachte 4] en een Pools bedrijf genaamd [bedrijf 3]. Op 4 juni 2013 is de administratie van het bedrijf [bedrijf 1] doorzocht. In de administratie zijn stukken gevonden die de levering van chemicaliën bevestigen van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3]. Er is in die periode een hoeveelheid van 32.960 liter/kilo chemicaliën geleverd, met een (totaal)prijs van (omgerekend van Zloty naar Euro’s) ruim 146.000 euro [138] . Uit onderzoek en vergelijking van de bij [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] aangetroffen facturen van deze leveringen blijkt een verschil. Op een aantal facturen van 23 mei 2014 en 4 juni 2013 (zie traject Reclamatie) wordt op de bij [bedrijf 1] de stofaanduiding “sodium hexametaphosphate” aangetroffen, terwijl op de facturen van [medeverdachte 1] de stof phenyloacetoacetonitril
(Rb.: vaak aangeduid als apaan) staat vermeld. Het proces-verbaal verwijst aansluitend op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en (mede)verdachte [medeverdachte 1]. [139] Ook zijn andere getuigen gehoord. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op dit punt verklaard. [140]
In het proces-verbaal op p. 95 heeft de politie een overzicht gemaakt van de bestellingen/leveringen aan [bedrijf 3]. Op p. 98 staat vermeld in Polen bij het bedrijf [bedrijf 1] vrijwillige afgifte is gevorderd van kopieën van alle documentatie vanaf 1 januari 2012 betreffende de leveringen van chemicaliën aan: [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [persoon 8], [medeverdachte 6], [bedrijf 3], [bedrijf 6]. De lijst met documenten wordt genoemd op de pp. 101 – 104. Ook werd een witte kunststof jerrycan met een blauwe dop met een bepaald opschrift afgegeven.
De facturen zijn opgenomen in het dossier, zowel in de Poolse taal als vertaald in het Nederlands.
Op de facturen is te lezen dat de volgende stoffen zijn geleverd te [plaats 2] (Polen) op de aangegeven data:
mierenzuur 2400 kilo, prijs 17.918,64 Zloty op 24 januari 2012 [141]
mierenzuur 3600 kilo, prijs 26.877,96 Zloty op 3 februari 2012 [142]
mierenzuur 2000 liter en zoutzuur 1000 liter, prijs 22.780,22 Zloty, op 17 februari 2012 [143]
mierenzuur 1000 liter en zoutzuur 840 liter, prijs 12.333,36 Zloty, op 29 februari 2012 [144]
mierenzuur 280 liter en zwavelzuur 540 liter, prijs 4.841,92 Zloty, op 2 maart 2012 [145]
zoutzuur 840 liter, prijs 2.330,38 Zloty, op 2 maart 2012 [146]
mierenzuur 720 liter en natriumhydroxide 625 kilo, prijs 10.177,51 Zloty, op 7 maart 2012 [147]
natriumhydroxide 1375 kilo, prijs 6.545,81 Zloty, op 9 maart 2012 [148]
zoutzuur 1740 liter, prijs 4.827,22 Zloty, op 13 maart 2012 [149]
6
jerrycans van 20 liter, prijs 88,56 Zloty, op 13 maart 2012 [150]
20
jerrycans van 20 liter, prijs 295,20 Zloty, op 15 maart 2012 [151]
zoutzuur 1740 liter, prijs 4.827,22 Zloty, op 15 maart 2012 [152]
(o.a.) phenylacetonitryl, 100 kilo, prijs 27.429,00 Zloty, op 16 maart 2012 [153]
zoutzuur 1820 liter, prijs 5.205,86 Zloty, op 16 maart 2012 [154]
6
x 100 kilo monomethylamine, prijs 43.125,03 Zloty, op 23 mei 2012 [155]
200 kilo natriumhexametafosfaat , prijs 52890,00 Zloty, op 23 mei 2012 [156]
200 kilo natriumhexametafosfaat , prijs 52890,00 Zloty, op 23 mei 2012 [157]
48
stuks zoutzuur en 960 liter mierenzuur, prijs 13.151,75, op 29 mei 2012 [158]
200 kilo natriumhexametafosfaat , prijs 51.303,30 Zloty, op 4 juni 2012 [159]
150 kilo natriumhexametafosfaat , prijs 38.477,48 Zloty, op 4 juni 2012 [160]
150 kilo natriumhexametafosfaat , prijs 38.477,48 Zloty, op 4 juni 2012 [161]
500 kilo phenylacetonitryl,, prijs 52890,00 Zloty, op 20 augustus 2012 [162]
500 kilo phenylacetonitryl,, prijs 52890,00 Zloty, op 20 augustus 2012 [163]
1500 liter technisch zoutzuur , prijs 4.799,77 Zloty, op 14 september 2012 [164]
1000 liter zoutzuur en 400 liter formamide, prijs 15.515,76 Zloty, 28 januari 2013 [165]
1000 liter formamide, prijs 28.176,78 Zloty, 12 februari 2013 [166]
50
jerrycans van 20 liter, prijs 600,24 Zloty, op 12 februari 2013 [167]
2
maal 20 jerrycans van 20 liter, prijs 240,10 Zloty, op 20, resp. 25 februari 2013 [168]
Op 4 juni 2013 werd onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking gedaan in de woning van verdachte [medeverdachte 1], gelegen aan [adres 2]te [plaatsnaam]. [169] Tijdens deze doorzoeking werd documenten aangetroffen die nagenoeg overeenkwamen met de hierboven beschreven facturen die afkomstig waren van het bedrijf [bedrijf 1]. Tussen de documenten bestaan verschillen waar het de gekochte chemische stof betreft. Op p. 147 van het proces-verbaal is een overzicht opgenomen van de verschillen. De bij [medeverdachte 1] aangetroffen facturen zijn gedateerd 31 december 2012, maar hebben hetzelfde nummer, noemen hetzelfde bedrag en bevatten alle een verwijzing naar de datum van de bij [bedrijf 1] aangetroffen facturen.
Op facturen bij [bedrijf 1] d.d. 23 mei 2012 resp. 6 juni 2012 staat vermeld dat 400 kilogram en 500 kilogram “Sodiummetahexaphosphate” is geleverd. Op de facturen die zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] staat de stof “Phenylacetoacetonitrile” vermeld. [170]
Het proces-verbaal bevat weergaven van tapgesprekken. De relevante passages worden hieronder weergegeven. Steeds wordt aangegeven wie het desbetreffende telefoongesprek voert. Indien niet anders aangegeven, wordt volstaan met het weergeven van de achternaam van de desbetreffende verdachte.
- gesprek d.d. 21 augustus 2012 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. [171] In dit gesprek zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] mee moet “voor te praten en te vertalen”. Er wordt verder gesproken over ‘keukens’, [medeverdachte 2] mag rekenen op de helft van de winst: “gewoon sam-sam”. [medeverdachte 4]: “De’r was heel veel van die keuken, hè”, en “Die is tien keer zo groot”, wordt gesproken over “merk met de letter “F” en “
Vierenveertigduizend”. [medeverdachte 2] antwoordt dat “dat een goede keuken is”.
- gesprek d.d. 25 september 2012 tussen [medeverdachte 1] en een onbekende vrouw [172] . In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat ‘[alias 2]’ ‘[medeverdachte 6]’ heet. Ook noemt zij de naam ‘[alias 1]’. Er wordt gesproken over “het meenemen van die 500 kilo” door ‘[alias 2]’. Vroeger kocht een persoon altijd bij ‘[medeverdachte 4]’ en ‘[medeverdachte 6], [alias 3]’. De onbekende vrouw zegt tegen [medeverdachte 1]: “Luister, ‘[alias 2]’ vertelde dat als ‘[medeverdachte 4]’ vrijkomt, hij dan zeker bij ons langs zal komen en ons alles dan uitleggen hoe het in elkaar zit. Hij zei dat nu voor [bedrijf 3] alleen nog ‘[alias 2]’ en ‘[alias 1]’ werken en dat dit de beslissing van ‘[medeverdachte 4]’ is geweest”. Later in het gesprek: “’[alias 2]’ werkt voor ‘[alias 6]’. Hij wordt ‘[alias 6]’ genoemd, ene [naam]”. “In ieder geval, de baas van ‘[medeverdachte 6]’ zit ook in de gevangenis, samen met ‘[medeverdachte 4]’”. “En zijn baas heeft ‘[medeverdachte 4]’ in de gevangenis leren kennen. En zo kwam de samenwerking. Daarom zei ‘[medeverdachte 4]’ dat ik hem moest schrijven als zij iets bestellen, dan weet hij of er iets achter zijn rug gebeurt of niet.
- gesprek d.d. 18 februari 2013 (14.03 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1]. [173] Gesprek gaat onder meer over het kopen van formamide. Verder wordt gesproken over ‘[alias 1]’ in relatie tot BTW die [medeverdachte 1] heeft betaald. Ook ‘[alias 9]’ zal komen om “het product” te bestellen. ‘[alias 9]’ gaat donderdag op bezoek bij ‘[medeverdachte 4]’. ‘[alias 1]’ woont in Tilburg. [getuige 1] zegt dat ‘[alias 1]’ heeft gezegd dat hij bij zijn vriendin in [plaats 2] woont. [getuige 1] zegt dat haar bazin vindt dat zij aan iedereen die met geld komt moet gaan verkopen, omdat zij niet meer weet wie wel en wie niet met [bedrijf 3] werkt. Later in het gesprek vraagt [medeverdachte 1] aan [getuige 1] of een nieuwe bestelling (“het zout”, Rb.) op naam van [bedrijf 3] wordt gedaan.
- gesprek d.d. (maandag) 18 februari 2013 (13.41 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] [174] . In dit gesprek worden de namen ‘[alias 9]’ en ‘[alias 1]’ genoemd. ‘[alias 1]’ zal zelf de gekochte (giftige) stof gaan verdelen. ‘[alias 1]’ heeft gezegd dat hij volgende maand met ‘[medeverdachte 4]’ zal komen. Hij komt morgen voor de formamide. Woensdag komt hij met iemand of hij het zoutzuur geschikt vindt. Want als het geschikt is, zal hij 10 ton willen. [medeverdachte 1] zal vandaag aan ‘[medeverdachte 4]’ vertellen dat ‘[alias 1]’ niets voor de mensen in het bedrijf achterlaat. ‘[medeverdachte 4]’ deed dat altijd. Zij zal ‘[medeverdachte 4]’ op de muur schrijven. [getuige 1] vertelt dat er stront aan de knikker met ‘44’ is. Het is niet verboden, maar de douane doet er moeilijk over.
In de laptop van [getuige 1] is e-mail verkeer gevonden. Deze e-mails zijn gedeeltelijk opgenomen en vertaald in het dossier.
Op 2 november 2012 schrijft [medeverdachte 1] aan [getuige 1] dat [persoon 9] heeft medegedeeld aan haar dat hij de goederen nog niet heeft besteld en dat er nog geen concrete verzenddatum bekend is van dat wat jij besteld hebt. [persoon 10], ik weet niet wat ik aan hen moet vertellen als het binnen twee weken niet aangekomen is. [175]
Op 7 november 2012 schrijft [getuige 1]: “Hoe gaat het bij het bedrijf. Ik heb een mail van [medeverdachte 1] gekregen dat zij nog geen goederen ontvangen hebben die ik verzonden heb. ….
“En hoe staat het met de bestelling van phenylacetonitrile. Het antwoord ontvang ik graag per mail omdat [medeverdachte 1] van mij tekst en uitleg verlangt”.
Op 10 december 2012 schrijft [medeverdachte 1] aan [persoon 10]a o.a. problemen rond “44” . Er wordt gesproken over het afnemen van een ton door ‘[alias 2]’, en ‘[alias 2]’ heeft 500 afgenomen. Ook moet er gevraagd worden waarom “jullie zo lang moesten wachten op de teruggave van 44” Er wordt een (Nederlands mobiel, Rb.) telefoonnummer doorgegeven aan [getuige 1]: [telefoonnummer 2].
Tussen 11 en 13 maart 2013 is er mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] ([getuige 1] ) [176] . Op 11 maart 2013 schrijft [getuige 1] aan [medeverdachte 1] (o.a.) dat zij aan haar bazin heeft doorgegeven dat jij de volmacht ondertekend door ‘[medeverdachte 4]’ moet hebben om het geld contant te kunnen ontvangen. Zij zegt dat het om geld van [bedrijf 3] gaat en zij gaat het aan niemand afgeven zolang zij geen zekerheid heeft dat ‘[medeverdachte 4]’ er van op de hoogte is. Zij (gelet op de context, de bazin, Rb.) heeft er ook met ‘[alias 1]’ over gesproken.
Op 12 maart schrijft [medeverdachte 1] aan [getuige 1]: [persoon 10], wat moet zij. Ik heb toch betaald en daar staat mijn handtekening en niet de handtekening van ‘[medeverdachte 4]’. Zij spreekt ook over “het geld van ‘[alias 9]’, dat zij heeft. Even verder: “Toen ik het geld betaald heb, had zij geen toestemming van ‘[medeverdachte 4]’ of ‘[alias 9]’ nodig”.
Op 19 september 2012 is er uitgebreid mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en [bedrijf 1].
Het eerste bericht is van 01.23 uur, het laatste van 16.57 uur. [177] In essentie gaat het er om dat [medeverdachte 1] zegt in haar bericht van 16.57 uur dat zij heeft betaald “voor de hele ton” en “dat die man slechts 500 kg heeft betaald”. [medeverdachte 1] is speciaal naar [plaats 2] gereden om de goederen te controleren. Er is al een busje besteld voor maandag en (er is) al 1200 euro betaald. …
Mijn baas is tevreden over de samenwerking met [getuige 1]. …. Mijn baas wil binnenkort deze 10 ton bestellen.
In de reactie van [bedrijf 1] (om 14.53 uur) schrijft [persoon 11] dat er een tweede persoon een bestelling had geplaatst en geld had betaald. [bedrijf 1] heeft toen de hoeveelheid in twee delen gesplitst. In het eerste bericht wordt gesproken over het ophalen van 500 kilogram.
Mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en [persoon 10] op 3 mei 2012,in aanvulling op een bericht d.d. 28 maart 2012 [178] . Het bericht van 28 maart 2012, afkomstig van [medeverdachte 1] : “[persoon 10], als ‘[alias 1]’ nog een keer komt zeg tegen hem dat (…) 44 kost per kg 115 + 23 % = 141,45 euro en de prijs voor deze 100 wat ze al besteld hebben wordt niet gewijzigd. (….) Ik heb een SMS van ‘[medeverdachte 4]’ gekregen en hij zei dat je geen informatie moet verstrekken over wat hij bestelt en niemand behalve ikzelf op zijn bedrijf mag bestellen”.
Bestemming chemicaliën
In het proces-verbaal van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 30 september 2013 [179] wordt uitleg gegeven over een aantal chemicaliën in relatie tot het mogelijke gebruik van die stoffen bij de synthese van (precursoren) van stoffen die strafbaar zijn gesteld in de Opiumwet.
Apaan is een afkorting van de naam van de stof a-fenylacetoacetonitril. Het CAS-nummer is een internationaal gebruikt uniek nummer dat een stof aanduidt. Voor deze stof is dit
(CAS-)nummer 4468-48-8. Van deze stof is bekend dat deze met behulp van stoffen als zoutzuur, zwavelzuur of fosforzuur kan worden omgezet in de stof BMK, (BenzylMethylKeton). In tapgesprekken en OVC-gesprekken wordt de stof apaan vaak aangeduid als “44”. De term 44 is met zekerheid afkomstig van het CAS-nummer van apaan.
Van de stof zoutzuur wordt in het proces-verbaal aangegeven dat zoutzuur wordt gebruikt bij de synthese van illegale synthetische drugs (amfetamine). Zoutzuur wordt aangetroffen op plaatsen waar men uit apaan de stof BMK maakt. Zoutzuur wordt in tap- en OVC-gesprekken ook aangeduid als “zout” en “ZZ”.
Mierenzuur wordt gebruikt bij de illegale productie van synthetische drugs (amfetamine, MDA en MDMA) en een precursor (PMK).
Zwavelzuur wordt gebruikt bij de productie van synthetische drugs. Zwavelzuur wordt aangetroffen op plaatsen waar men uit apaan de stof BMK maakt. Zwavelzuur wordt in tap- en OVC-gesprekken ook aangeduid als “zwavel” en “ZW”.
Formamide wordt gebruikt bij de productie van synthetische drugs, amfetamine en MDA. In tap- en OVC-gesprekken wordt (ook) gesproken over F en For wanneer formamide wordt bedoeld.
Als bijlage 1 bij dit proces-verbaal [180] is een overzicht opgenomen van de bij [bedrijf 1] door [bedrijf 3] bestelde chemicaliën. Het gaat daarbij om o.a. 1.500 kilo apaan, 15.560 liter zoutzuur, 2.000 liter formamide, ruim 10.000 liter mierenzuur en 540 liter zwavelzuur.
Als bijlage 2 bij dit proces-verbaal worden twee stuks laboratorium glaswerk beschreven: een rondbodemkolf van 20 liter en een condensor. Beide stuks glaswerk (kunnen) worden gebruikt bij de illegale synthese van amfetamine [181] .
In bijlage 3 bij dit proces-verbaal staat de synthese van amfetamine beschreven, en welke chemicaliën daarbij zijn benodigd. Daarbij noemt het overzicht onder meer benzylmethylketon (BMK), formamide, mierenzuur, zoutzuur en zwavelzuur.
In bijlage 5 bij dit proces-verbaal wordt een berekening gemaakt waarin wordt aangeduid welke hoeveelheden synthetische drugs mogelijk geproduceerd kunnen worden met behulp van de hoeveelheden chemicaliën die zijn aangekocht bij [bedrijf 1] via [bedrijf 3].
De 1500 kilo apaan kan omgezet worden in 1050 liter amfetamine-olie of 1260 kilo (droog) amfetaminesulfaat. [182]
Overzicht OVC-gesprekken
In de loop van het onderzoek zijn met behulp van een technisch hulpmiddel vertrouwelijke gesprekken opgenomen in de cel die werd gebruikt door de verdachten [medeverdachte 4] (verder: [medeverdachte 4]) en [verdachte] (verder: [verdachte] of [verdachte]). De politie citeert een aantal gesprekken die in relatie worden gebracht tot de verdenking.
- gesprek op 27 januari 2013 (20.51 uur) [183] . In dit gesprek spreekt [medeverdachte 4]. over MZ, ZZ en F.
Verder:
[medeverdachte 4]. tegen [verdachte]. : “daar hebben we die [alias 3] voor”
[verdachte] spreekt tegen [medeverdachte 4]. over opslag, en “Ja en wanneer je het nodig hebt laat je het brengen (…..) dan laat je het overpakken in die kannen en dan komt ie het brengen.”
[medeverdachte 4]:. “Maar hij hoeft het niet meer te gieten, want ‘[alias 1]’ giet het dalijk meteen rechtstreeks in nieuwe kannen.
- gesprek op 28 januari 2013 (00.33.33 uur) .[verdachte] en [medeverdachte 4]. spreken over ‘[alias 1]’.[verdachte]. zegt: “maar dan hoop ik alleen dat ie wel gaat luisteren.” [medeverdachte 4]: Wie, ‘[alias 1]’?”. [verdachte]: “Ja.”
Even later in dit gesprek: “Ik ga 1/3e aan die ‘[alias 10]’ geven en 2/3e voor ons. “
- gesprek op 3 februari 2013, 11.57 uur: [verdachte]. : Je ken ‘[alias 1]’ ook gelijk ff langs sturen. (…..)
[medeverdachte 4]: laat ik hem eerst ff de MZ en de ZZ halen (….) dat is 180 kannekes (…)
- gesprek op 14 februari 2013 (12.28 uur) [184] [medeverdachte 4]. [verdachte]: (…) maak ik die 44 klaar voor ons voor [naam]. Moeten we ff tegen dinge zeggen dat ‘[alias 1]’ 25 meeneemt, methanol en dan zwavel. Dus geef ik, kan ik gewoon pure zwavel bijgooien? Maar hoe zit de verhouding dan?”
[verdachte].: “de eerste keer ff rustig beginnen, de eerste keer ff uitmeten”. (…) [verdachte]. zegt verder “Die spuit ik er in. Ik zet dat ding gewoon op roeren, dan roer ik hem en met een pipetje spuit ik het er in”.
- gesprek op 18 februari 2013 (vanaf 21.29.00 uur) [185] [medeverdachte 4]. [verdachte]. “”Hebben we nou 3 (…) van verkocht (…) twee van die andere (….) Hebben we al 5 vaten op voorraad staan en die 500 kilo hebben we (…) betaald. (….) en 250 (… eh) A Olie”.
Later in gesprek: “[medeverdachte 4].: (…) dan moet de zeker (..) die [naam] bij betrekken, want da’s een vak apart hoor xtc”.
- gesprek op 24 februari 2013 [186] . [medeverdachte 4]. tegen [verdachte]..: “Ik vin wel als er iets gebeurt, dan moeten we voor die jongens zorgen”.[verdachte]. reageert als volgt: “degene die naar binnen gaat voor ons”
[verdachte]. tegen [medeverdachte 4]. “Iemand die je niet moet maar die voor je werkt, als ie naar binnen gaat dan moet je der voor zorgen”. Later in het gesprek zegt [medeverdachte 4]. [verdachte]. “Daarom zeg ik tegen jou jij bent straks baas, jij bent niet eindverantwoordelijk. Dat zijn wij samen, samen uit samen (…)” “gij hebt er et meestverstand van van ons drieën”. Ook zegt [medeverdachte 4]. [verdachte]. “(….) hebben we 200 eigen liter a-olie (….) later in gesprek:[verdachte].: Mij gaat het er om, ik wil (…) samen doen”. [medeverdachte 4]: Maar we doen toch samen. (….). (later die dag: gesprek tussen [medeverdachte 4]. en [verdachte] gaat o.a. over “de for”. [187] ‘[alias 1]’ heeft ASDR, iemand met ASDR-papieren geregeld. Er komt weer 200 liter van uhh 2 zout en 500 mierenzuur. Ook wordt gesproken over “Olie voor een rooitje”. Even later in gesprek wordt gesproken over formamide en for.
- gesprek op 11 maart 2013 [188] spreken [medeverdachte 4]. en [verdachte]. over 400 zout, 400 for en 300 mierenzuur. [medeverdachte 4]. tegen [verdachte].: “de 500 die we hebben liggen ( …) . “[alias 1]” … “en die doet bol mee, die doet koeler mee” [189] . Over de stof monomethylamine wordt gezegd dat “[alias 10] moest die hebben”. Er wordt verder gesproken over extra geld dat is betaald. De persoon zei tegen [medeverdachte 4]. dat hij (die derde) “is geen [medeverdachte 1] die 200 Zloty’s geeft”. Later in hetzelfde gesprek wordt het navolgende besproken tussen [medeverdachte 4]. en [verdachte]. [190] : H: (…) Ik ken van B tot A maken. (..) vraag me niet als er een probleem is (…) of er komt een check of honderd procent (…) want dat weet ik niet. (…..) met dat kristalliseren. [verdachte].: “En als je dan B krijgt, kan je effe snel kijken of B goed is? (…) [medeverdachte 4]: Hoe moet ik dat doen? Kan ik kijken Ruikt hij naar anijs? Oke, goed, en dan?. [verdachte].: “En als ie heel goed is zit er al B in. En dan pak je een glas water dan gooi je een scheutje in het water dan zakt ie naar de bodem dan wordt het een mooi bolletje. Als het nou een mooi strak bolletje wordt, dat water blijft helder…dan heb je zuivere B krijg je een raar bolletje (….) dan heb je vervuilde B da’s gewoon een snel testje (….) [medeverdachte 4]: Da’s weer dat ik dat weet. Dat zijn allemaal dingen die ik nog niet weet. Maar bij jou, waren het echt serieuze draaiers. (….) waren wel vakmannen”.
- gesprek op 24 maart (12.04.53 uur) gesprek [191] tussen [medeverdachte 4] ([medeverdachte 4]) en [verdachte] ([verdachte].).
In het gesprek wordt gesproken over ‘[alias 1]’, ‘[medeverdachte 6]’ en ‘[medeverdachte 1]’. [verdachte]. zegt “Ik heb alleen de mensen bij elkaar gebracht, snappie, en de rest heb jij geregeld, [medeverdachte 1] heb je een stukkie.(..) [verdachte]. zegt tegen [medeverdachte 4] : “[medeverdachte 1] staat met jou in contact”. Later in gesprek gaat het gesprek gaat het over methanol, aceton, PMK en BMK. Ook wordt gesproken over APAAN. [verdachte]. zegt: “Advocaat uit laten zoeken waar dat precies voor gebruikt wor(dt). En hoe je je hier naar toe kan halen (….)
- gesprek op 4 april 2013 tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [192] In dit gesprek wordt gesproken over ‘[alias 1]’ en ‘[medeverdachte 6]’ en dat er veel geld verdiend kan worden door [medeverdachte 4]. en [verdachte]. [verdachte]. bevestigt richting [medeverdachte 4]. dat zij 13.5 “rug per dinge” kunnen verdienen. Er wordt gesproken over aanzienlijke geldbedragen “Honderddertig ruggen en dat is wel pure winst”. [medeverdachte 4]. en [verdachte]. spreken over formamide. [verdachte].: “Snap je. Als je dan een controle krijgt, dan moet je voorbereid zijn. Formamide zelf die gebruik je ook voor (uhh) . [verdachte]. wordt aangevuld door [medeverdachte 4]: “om (…) schoon te maken en onkruid er uit te halen”. Er wordt ook uitgebreid gesproken over de voorwaarden waaronder formamide besteld kan worden: “je moet gewoon effe een officieel bedrijf (…) “en later: “[verdachte].: “wat dat betreft, dan zijn wij altijd ingedekt”.
- gesprek op 19 april 2013 [193] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Er wordt gesproken over 1000 liter formamide, “zout duizend” en “duizend mierenzuur”. Ook spreken zij over het overpakken van de stof(fen) en ASDR-papieren verzorgen. De naam ‘[alias 1]’ wordt genoemd in verband met transport van stoffen. Er is een Rus “dat ie 200 liter moet klaar maken en vierhonderd komt er terug naar ons”. [medeverdachte 4] zegt tegen [verdachte].: “Wij geven alles, hij moet exclusief voor mij werken en krijgt een derde van de spullen. Ik moet 400 A terug hebben van tweepunt vier waar geen methyl bij wordt gegooid”.
- gesprek op 5 mei 2013 [194] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]: “Maar ze vragen al 1200-1300 euro voor A-olie”
In een aantal gesprekken legt de politie een verband tussen de inhoud van OVC-gesprekken en het gegeven dat een door [medeverdachte 2] aangezochte chauffeur op 30 april 2013 is gecontroleerd en in het bezit bleek te zijn van een hoeveelheid chemicaliën. Het gaat daarbij om zoutzuur en formamide. [195] De rechtbank wijst op de volgende gesprekken:
- een gesprek op 29 april 2013 (20.31 uur) tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] [196] . H: “En waar is ‘[alias 1]’”. (…) [verdachte].: “We weten allebei dat ie spullen op moest halen”.
- een gesprek op 1 mei 2013 [197] tussen [medeverdachte 4] ([medeverdachte 4]) en [verdachte] ([verdachte]):
[medeverdachte 4]: Het die spullen al gebracht? [verdachte].: Wie? [medeverdachte 4]: eh ‘[alias 1]’. (..). Later in het gesprek: “[medeverdachte 4]: (…) da we heel voorzichtig moeten zijn , als ik die dinge…. ‘[alias 1]’ zei tegen mij, luister zegt ie [medeverdachte 4], (…) heel zwaar op die grondstoffen, daardoor zijn die grondstoffen ook heel duur. (….) Ik zet meteen een streep onder [plaats 2], ik verkoop dat kankergedoetje en ga een stuk wijer [198] zitten.
Voorts zijn er nog de volgende gesprekken:- een gesprek op 27 januari 2013 [199] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte].
[medeverdachte 4]. : “die man had meteen in de gaten dat wij geen [alias 7] jongens waren”(…) [medeverdachte 4]: tegen [verdachte].: “hij houdt zich bezig met die spulletjes, dan kan ik MZ kwijt, paar duizend, dan is het ZZ en drie F”(…) later in dit gesprek: [verdachte].: “Ja, wanneer je het nodig hebt, dan laat je het brengen. (…) dan laat je het overpakken in die kannen en dan komt ie het brengen. (…) [medeverdachte 4]: “Maar hij hoeft het niet over te gieten, want ‘[alias 1]’ giet het dalijk meteen rechtstreeks in nieuwe kannen. (…) Kijk, je moet gewoon tegen die man zeggen , luister eens, je krijgt 5.000 euro per maand. (…) Maar je krijgt 5 rooien per maand. (…) .
Er wordt in dit gesprek in dit verband ook gesproken over “die [alias 12]”. Ook zegt [verdachte]. tegen [medeverdachte 4]: “Weet je wat het is ‘[alias 5]’” [200] .
- een gesprek op 28 januari 2013 [201] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [medeverdachte 4]. zegt “ik ga 1/3 aan [alias 10] geven en 2/3 voor ons. (….) [alias 1] regelt het” . (…) We moeten die [alias 3] ook contracteren”.
- een gesprek op 3 februari 2013 [202] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [verdachte]. tegen [medeverdachte 4]: “Je ken [alias 1] ook gelijk effe langs sturen” Je hebt het al met [naam] er over gehad toch. [medeverdachte 4]. zegt later in dit gesprek: “ik laat hem eerst effe de “MZ” en de “ZZ” halen, en dan moet [naam] effe een plaats regelen”. Later in gesprek wordt gesproken over “For”
- een gesprek op 18 februari 2013 [203] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. “Hebben we al 5 vaten op voorraad staan en die 500 kilo hebben we (..) betaald” verder in gesprek: “250 (..) A-olie”. Later in gesprek: “dan moet de zeker (..) die [naam] bij betrekken, want da’s een apart vak hoor, xtc”.
- een gesprek op 24 februari 2013 [204] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. H: “Daarom zeg ik ook tegen jou, jij bent straks de baas. Gij bent niet eindverantwoordelijk, dat zijn wij samen, samen uit samen (…), gij hebt er et meest verstand van ons drieën.” Later in gesprek: [medeverdachte 4]: 100 liter (…) hebben we 200 eigen liter A-olie”
- een gesprek op 10 maart 2013 [205] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [medeverdachte 4] zegt tegen [verdachte] dat hij tegen een derde persoon heeft gezegd “de for kan ik afgeven aan [medeverdachte 3]”, en (even later) “dat hij er geld heeft bijgedaan (..) transport. [alias 1] heeft ASDR, iemand met ASDR-papieren geregeld. “Nou maandag niet, maar dan volgende, komt er weer 200 liter van (uuh) twee zout en vijfhonderd uuuh mierenzuur. [verdachte] reageert: “Is goed”. (even later: [medeverdachte 4]: “Ze bieden olie voor een rooitje (…) [verdachte]: “de prijs is op zich wel redelijk hoog zeg maar”. Later in het gesprek gaat het over het bewerken/verwerken van formamide en over transporten naar Noorwegen en Engeland.
- een gesprek op 3 februari 2013 [206] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Het gesprek gaat o.a. over monomethylamine. [verdachte]. vraagt wie die moest hebben. [medeverdachte 4] zegt “[alias 10]”. Het gesprek gaat verder over het vervoer van chemische stoffen door chauffeurs. [verdachte]. zegt “die jongen rijdt (..) voor de eerste keer. [alias 1] is de eerste keer gewoon daar bij” (..) [medeverdachte 4]. zegt “Die jongen mag nooit bij de losplek komen”. [verdachte]. vraagt of [medeverdachte 4]. dat gezegd heeft tegen “hem”. Gesproken wordt over de kosten van het vervoer met vrachtwagens. Een van de stoffen is zesendertig of zevenendertig komma twee procent. (verder in het gesprek). [medeverdachte 4]. “ja met [getuige 1] moet die gaan praten heb ik gezegd.. hij praat ook niet meer met [getuige 1]. Hij praat rechtstreeks met die vrouw , met die directrice. Er wordt gesproken over de aankoop van “monomethyl”, waarvan zij de helft zelf houden. Korte tijd later wordt gesproken over [alias 1] in relatie tot vervoer en de betaling. “die zeventieneneenhalf…krijgt ie elke keer”. Gesproken wordt over grote geldbedragen (“hebben we tweehonderdenvijf rooitjes in de pot”). Later in het gesprek (p. 297) wordt gesproken over een laboratorium van een derde. Aansluitend spreekt [medeverdachte 4]. over “A Met methanol”
- een gesprek op 24 maart 2013 [207] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [verdachte]. zegt: “ik heb alleen de mensen bij elkaar gebracht en jij hebt de rest geregeld, [medeverdachte 1] heb een stukkie” (..) Wat ik zeggen wil, ik heb zelf niks gedaan vanaf hier”. [medeverdachte 4]. merkt op: “wie zegt dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] niet samenwerken”. Even later zegt [medeverdachte 4]. “ iemand heeft spullen gehaald achter onze rug om”. Er wordt gesproken over “[medeverdachte 6]”. Van [medeverdachte 1] zegt [verdachte]. tegen [medeverdachte 4]: “[medeverdachte 1] staat met jou in contact en [medeverdachte 1] heeft voor jou (…) . Vanaf 12.14.50 vervolgt de weergave van het gesprek. [medeverdachte 4]. zegt: “[getuige 1] is zo slim(…) is doodsbang voor mij. Voor [alias 1] is tie minder bang (…) gewoon tegen haar zeggen: doen wat [medeverdachte 4] zegt.
- een gesprek op 24 maart 2013 [208] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Zij spreken over chemische stoffen zoals BMK, PMK en Apaan. [verdachte] “Advocaat uit laten zoeken waar dat precies voor gebruikt wor……. en hoe je het hier naar toe kan halen..kijk als het niet op de lijst sta...
- een gesprek op 4 april 2013 [209] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Zij spreken uitgebreid over formamide. Op p. 324 wordt gesproken over communicatie via de “Muur”
- een gesprek op 19 april 2013 [210] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] [medeverdachte 4]. zegt : “meteen klaarmaken, die zesenzeventig meteen in A.”. Ook spreekt hij over [alias 1] in relatie tot duizend liter formamide. Even verder in het gesprek: (…) formamide (..) en zout duizend. En duizend mierenzuur wat er al is (NVT) is in kannekes. Er wordt gesproken over overgieten en zeven. [medeverdachte 4]. zegt : “Ik moet gewoon vierhonderd A terug hebben van twee punt vier waar geen methyl bij wordt gegooid”. Even later spreekt hij over “A-olie”. Gedurende het hele gesprek bevestigt [verdachte]. hetgeen [medeverdachte 4] zegt en begrijpt hij kennelijk wat er wordt bedoeld. Ook zegt [verdachte]. dat een derde “er gewoon aan mag verdienen”.
- een gesprek op 27 april 2013 [211] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Zij spreken over vervoer door “de tunnel”. [medeverdachte 4]. zegt: “dat durf ik nog wel te rijen, met de constructie die ik ga maken , die A Olie” en later in het gesprek zegt hij: “ik wil gerust 25 rooi betalen als ik daar een laboratorium op (…) .
- een gesprek op 5 mei 2013 [212] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Over het kopen voor een rooitje/duizend euro. [medeverdachte 4]. zegt: Ja wij dan wel, maar ze vragen al 12-1300 euro voor A-olie”.
- een gesprek op 29 april 2013 [213] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [verdachte]. en [medeverdachte 4]. spreken over grote hoeveelheden., Even later zegt [medeverdachte 4].. “dat is geld [verdachte] gewoon 30 liter A olie”.
- een gesprek op 1 mei 2013 [214] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [medeverdachte 4]: “…een litertje of 5 .. doe je er ook dertig op een dag, eerste fase, de volgende dag tweede fase, een kilootje of 50-60 na 2,3 na de derde dag vacuüm trekken en dan kenne ze weer een nieuwe 1e fase doen” (…) op je dooie gemak heb je 150 kilo in de week”. [verdachte] beaamt dit en vult van zijn zijde het verhaal aan. (…) [verdachte].: “Zelf doen Als je een ketel hebt waar 50 liter in kan …dan stook je 50 liter op en dan is het klaar”. (….) Als je ketels hebt waar alles in de ketel kan blijven…niet aftappen …alles in de ketel….Een dag stoken: 50 liter klaar…heb je 100 kilo (…) regelmatig dingen weg….dan ben je traceerbaar….gelijk weg…. Later in gesprek zegt [verdachte].: “in [plaats 2], he”.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013 zet verbalisant [verbalisant 2] uiteen op grond waarvan zij tot de bevindingen komt ter zake de betrokkenheid van [medeverdachte 6] bij een aantal nader aangeduide transacties met betrekking tot chemicaliën. Allereerst noemt zij de bijnamen die derden en medeverdachten in dit onderzoek aan [medeverdachte 6] hebben gegeven: [alias 2], [alias 15], [alias 16]. [215] Er wordt verder gewezen op de aangetroffen facturen bij [bedrijf 1] in Polen en bij [medeverdachte 1] in haar woning te [plaatsnaam]. Op 16 maart 2012 wordt op naam van [bedrijf 3] een bestelling gedaan van 100 kilogram phenylacetoacetonitril (Apaan) en 91 maal 20 liter zoutzuur
In de Poolse taal gestelde factuur van goederen die door [bedrijf 1] zijn geleverd aan [bedrijf 3]. Op grond van eerdergenoemde noten 103 en 104 blijkt het te gaan om 100 kilogram Apaan en 1820 liter zoutzuur [216] . In de woning van [medeverdachte 1] is een kopie gevonden van een verklaring bestemming product phenylacetoacetonitrile (Apaan, Rb.). Als bestemming staat aangegeven: selectieve onkruidbestrijdingsmiddelen. [217]
Begin maart 2012 ontving het Nederlandse OM een melding dat onbekende Nederlandse verdachten zich mogelijk schuldig maakten aan Opiumwet gerelateerde misdrijven. Op 7 maart 2012 stuurde de officier van justitie een rechtshulpverzoek aan de Duitse bevoegde autoriteiten, in essentie strekkend tot een gecontroleerde aflevering van verdachte transport. Gerelateerd wordt dat in dat verband o.a. een voertuig met Pools kenteken [kenteken 6] betrokken is. [218] Bijlage 4 [219] bij dit proces-verbaal betreft een observatie die de Duitse politie heeft verricht op 9 maart 2012 ten aanzien van een Citroën met Pools kenteken [kenteken 6]. Van een van de mannen die zijn gezien bij deze auto zijn foto’s gemaakt tijdens deze observatie. Deze man heeft een sterke gelijkenis met verdachte [medeverdachte 6]. Die dag was bericht ontvangen dat in het kader van het Poolse onderzoek Golden Tulip informatie was verkregen dat er die dag 1600 kilogram natriumhydroxide was ingeladen in [plaats 2] in een witte Citroën Jumper met kenteken [kenteken 6].
In een proces-verbaal d.d. 25 juli 2012 relateert [verbalisant 6] dat er informatie was ontvangen van de Poolse politie via de Poolse Europol Liaison Officer dat er in de periode november 2011 – december 2011 mierenzuur en methanol waren besteld door [bedrijf 3], een bedrijf dat toebehoort aan [medeverdachte 4]. Ook wordt de naam van [medeverdachte 1] genoemd. Ook bevat de informatie de mededeling dat bij het bedrijf [bedrijf 1] 500 kilogram Apaan en 5 flessen MMA [220] zijn besteld.
In het dossier bevindt zich een tapgesprek van 30 september 2012 [221] . Het betreft een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1]. Beide vrouwen spreken over ‘[alias 2]’; er is sprake van het bestellen van 6 of 3 flessen. Er is sprake van 500 en “een halve ton”. [medeverdachte 1] zegt dat [getuige 1] ‘500 kan afgeven en 500 moet bewaren’. Voor wie? Voor [medeverdachte 4]? Voor ‘[alias 2]’ of voor ‘[alias 9]’ (die [getuige 1] voor een halve ton heeft betaald). [medeverdachte 1] klaagt er bij [getuige 1] over dat ‘[alias 2]’ haar bedreigt via de sms-jes. Ook wordt de naam ‘[alias 1]’ in het gesprek genoemd.
Ook is er het tapgesprek van 1 oktober 2012 [222] . Het betreft een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1]. [medeverdachte 1] zegt dat ‘[alias 9]’ op donderdag naar [medeverdachte 4] moet. (…) Hij zal mij de informatie geven, ‘[alias 9]’, ik moet daar naar toe voor een afspraak om te praten dat er weer met hem samen wordt gewerkt. (…) Want ‘[alias 2]’ zei tegen ‘[alias 6]’, want ‘[alias 6]’ zit nu sinds een week vast samen met ‘[medeverdachte 4]’. (..) Want hij zei: In het algemeen moest jij de goederen op gaan halen, ‘[alias 1]’ en ‘[alias 2]’. Later in het gesprek wordt gezegd dat er mogelijk een nieuwe persoon in betrokken wordt. [medeverdachte 1] zegt op enig moment: “Ik zei, als je zegt dat ‘[alias 2]’ alles daar geregeld heeft met ‘[alias 1]’ dan is het oke”. Opnieuw wordt gesproken over de 50/50 . Op p. 444 zegt [getuige 1] dat [persoon 1] en [persoon 12] het product T44 in de zakken van ‘[alias 9]’ aan het inpakken waren. [medeverdachte 1] zegt dat ‘[alias 9]’ naar ‘[medeverdachte 4]’ moet komen. [alias 9] en [medeverdachte 4] weten van elkaars bestaan. “Aanvankelijk werkte [medeverdachte 4] alleen met de vader van ‘[alias 9]’ en met de opa. En ze verkochten aan hun”. [getuige 1] zegt: “jij bent een schakel tussen al die groeperingen. [medeverdachte 1] antwoordt (…) en als er wat is ben ik de allerslechtste, weet je wel”. [getuige 1]: “als jij er niet bent dan komt binnenkort Jan en alleman hier naar toe’. [223] [getuige 1] zegt dat zij voor [alias 2] 200 kg isospropylalcohol heeft besteld, 12 vaten monomethyloamine en een ton van 44.
Verder is er het tapgesprek van 2 oktober 2012 [224] . In dit samengevatte gesprek wordt de gebruiker van de getapte telefoon een sms-bericht gestuurd naar de telefoon die in eerdere tapgesprekken blijkt te worden gebruikt door [getuige 1]. “Dus de eerste keer toen ‘[alias 2]’ met [persoon 9] voor 100 kilo er was, heeft hij 720 zl netto per kilo betaald”. Aansluitend een tweede sms: “en later moest hij 115 euro per kilo betalen en hij heeft voor 400 kilo betaald. (…) Vindt [medeverdachte 4] iets niet goed? “ [225] In een tweetal latere SMS-berichten tussen dezelfde telefoonaansluitingen wordt gesproken over 21.563 zlo(oty) bruto voor drie flessen. [alias 2] heeft dit bedrag betaald, plus 23%. “Zodat hij het weet dat dit overschot (…) jij voor [medeverdachte 4] genomen” [226]
Als bijlage 6 is een factuur van [bedrijf 1] opgenomen, gericht aan [bedrijf 3], d.d. 23 mei 2012, die betrekking heeft op 6 eenheden monomethylamine van 100 kilogram. Er wordt een BTW (Pools: VAT, Rb.) % genoemd: 23.. Idem twee facturen d.d. 23 mei 2012 waarbij in totaal 400 kilogram sodiumhexametafosfaat geleverd wordt, per 200 kilogram voor een bedrag (incl. BTW) van Zloty 52.890. [227]
Bij de doorzoeking in de woning [medeverdachte 1] zijn 4 facturen gevonden die verwijzen naar de hiervoor genoemde facturen. De factuurdatum is echter 31 december 2012, en de stofnaam sodiumhexametafosfaat is op die facturen vervangen door phenyloacetoacetonitrile (Apaan) [228]
Verklaringen van medewerkers van [bedrijf 1]
In de loop van het politieonderzoek is een aantal medewerkers van het bedrijf [bedrijf 1] gehoord.
Op 4 juni 2013 is [getuige 1] gehoord. [229] Haar verklaring houdt onder meer het volgende in:
Zij is werkzaam bij [bedrijf 1] als bedrijfsmanager. Eerder was zij verkoopmanager. Van de foto’s die haar worden getoond herkent zij foto 8 [230] als die van [medeverdachte 1]. Getuige kent haar sinds ergens in de herfst van 2011 als medewerker van het bedrijf [bedrijf 3]. Zij heeft zoutzuur en phenyloecetoacetonitrile gekocht bij [bedrijf 1]. Eerder, in 2009, kwamen in verband met [bedrijf 3] twee buitenlandse klanten: [medeverdachte 4] en [alias 1]. Nog later, met [medeverdachte 1], kwam er een jonge man, hij heette [medeverdachte 3]. Noemt ook de naam van een man: [medeverdachte 6]. [medeverdachte 1] deed zelf inkopen, zij handelde altijd namens [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] of [medeverdachte 6]. Er waren vrij veel bestelling zoutzuur, en drie transacties ter zake acetylphenylacetnitrile, elk met een omvang van 500 kilogram.
De chemicaliën werden contant betaald. [medeverdachte 1] gaf mij het adres van [medeverdachte 3] in Nederland door. De acetylacetoacetonitril werd omgepakt in plastic zakken die [bedrijf 1] van [bedrijf 3] kreeg. Ik weet van [medeverdachte 1] dat zij die zakken van [medeverdachte 3] kreeg. De afnemer was [bedrijf 3], ik weet niet voor wie de chemicaliën waren bestemd. [medeverdachte 1] bestelde alleen voor [bedrijf 3]. Acetylacetoacetonitrile werd door ons aangeduid als T44 of 44. Het CAS-nummer (identificatienummer) van die stof is 4468-48-8. Ze noemden zoutzuur “zout” en monomethylamine noemden ze “gas”. De bijnaam [alias 9] hoort bij [medeverdachte 3]. Foto 5 [231] is [medeverdachte 3]. Getuige kent een man met de voornaam [medeverdachte 4]. Nadat getuige foto 4 [232] wordt getoond zegt zij: “dat is [medeverdachte 4]”. [medeverdachte 4] is cliënt van [bedrijf 1] sinds 2009. Hij heeft een aantal maal chemicaliën besteld, o.a. formamide en mierenzuur. In het verleden heeft hij een grotere hoeveelheid aceton en methanol besteld bij [bedrijf 1]. Foto 3 [233] is [alias 1], zij kent hem al vanaf 2009. Hij kwam samen met [medeverdachte 4]. Getuige weet dat hij een Poolse vriendin en een kind heeft. Dit jaar heeft getuige een aantal maal contact gehad met [alias 1]. [alias 1] bestelde bij [bedrijf 1] 44, formamide en zoutzuur. Ook had hij vragen over cilinders monomethylamine. [alias 1] nam de chemicaliën niet persoonlijk af, dat deed altijd een chauffeur. [alias 1] rekende de chemicaliën contant af. Voor zover ik mij herinner heeft hij 200 jerrycans zoutzuur, 8 vatten formamide en zeker 500 kilo 44 gekocht. [persoon 1] en [persoon 8] zijn medewerkers van [bedrijf 1]. Zij hebben chemicaliën die besteld waren in andere verpakkingen gedaan. Getuige kent [alias 2], dat is [medeverdachte 6]. Foto 9 [234] herkent zij als [medeverdachte 6]. Zij kent hem van [bedrijf 3]. Hij was bij [bedrijf 3], een keer met [medeverdachte 1] en een keer met [persoon 11]. Getuige had contact met [medeverdachte 6] via SMS-berichten. Hij bestelde alleen 500 kilo 44. De chemicaliën waren bestemd voor [bedrijf 3]. De eerste keer bestelde hij 100 kilo, de tweede keer 400 kilo. De tweede keer kwam hij met [medeverdachte 1]. De chemicaliën werden met de door [medeverdachte 1] bestelde busjes opgehaald. [alias 1] en [medeverdachte 1] hebben mij verteld dat [bedrijf 3] een bedrijf van [medeverdachte 4] is [235] .
[getuige 1] heeft ook verklaringen als getuige afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, onder meer op 14 juli 2014. [236] Zij blijft daarbij op de wezenlijke onderdelen bij haar verklaringen afgelegd bij de politie.
Op 7 augustus 2013 is getuige [persoon 11] gehoord. [237] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaarde hij: De door [bedrijf 3] bestelde chemicaliën werden per bus afgehaald.[getuige 1] was belast met de bestellingen van [bedrijf 3]. Als verbalisanten aan de getuige de foto van [medeverdachte 2] wordt getoond, verklaart getuige dat dit mijnheer [alias 1] is. Hij kocht een stof met een moeilijke naam, genaamd “phenylo”. Ook kocht hij formamide. Getuige herkent de foto van [medeverdachte 1] en verklaart: dit is mevrouw [medeverdachte 1]. Zij kocht mierenzuur.
Op 8 augustus 2013 is getuige [persoon 13] gehoord bij welke gelegenheid zij een verklaring heeft afgelegd. [238] . Getuige is “Voorzitter van het bedrijf [bedrijf 1]”, vanaf de oprichting in de negentiger jaren. Getuige weet dat er chemicaliën zijn afgenomen van [bedrijf 1] door [bedrijf 3]. De bestellingen zijn geplaatst door [medeverdachte 1] en [alias 1]. [getuige 1] weet wat er is afgenomen, en wanneer dit is gebeurd. Ik weet dat [bedrijf 3] zoutzuur, formamide en een soort poeder dat wij 44 noemen (omdat het een [alias 5] en moeilijke naam heeft) heeft afgenomen. De getuige wordt een foto getoond van [medeverdachte 2]. Getuige denkt dat het de foto van [alias 1] is, maar hij ziet er op de foto een beetje anders uit. Getuige kent hem als iemand uit Nederland die kwam om goederen op te halen. Hij zei dat hij van [bedrijf 3] is. [alias 1] kocht formamide en zuur. Hij wilde 44 afnemen. Getuige wordt de foto getoond van [medeverdachte 1] getoond. Getuige reageert met: ja, dit is [medeverdachte 1]. [alias 1] en [medeverdachte 1] betaalden de chemicaliën, zij betaalden contant.
Op 6 augustus 2013 is getuige [persoon 1] gehoord. [239] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaarde zij als volgt. Getuige werkt sinds 1992 bij [bedrijf 1], zij werkt daar als inpakster. Zij pakt chemicaliën om omdat klanten dat willen. Getuige heeft zoutzuur omgepakt naar jerrycans van 20 liter. Zij heeft dat gedaan voor de Nederlanders. Ook heeft zij twee keer wit poeder in grote zwarte zakken gedaan. Dat was in opdracht van [getuige 1]. Getuige worden foto’s getoond van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en getuige reageert : dit is mijnheer [alias 1]. Ik ken hem omdat hij samen met een mij verder onbekende chauffeur chemicaliën kwam afhalen. Hij is meerdere malen bij [bedrijf 1] geweest. De tweede foto is de foto van mevrouw [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] haalde de goederen af. [medeverdachte 1] vertelde dat ze Poolse was en in Nederland woonde. [medeverdachte 1] haalde bij [bedrijf 1] het witte poeder af en zoutzuur. Zij nam ook een keer mierenzuur.
Op 6 augustus 2013 is getuige [getuige 4] gehoord. [240] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaarde zij als volgt. Getuige werkt sinds 6 jaar bij [bedrijf 1], zij werkt daar als inpakster. Zij pakt chemicaliën om. Zij heeft mierenzuur en zoutzuur omgepakt. Getuige wordt een foto getoond van [medeverdachte 1] en getuige reageert : dit is mevrouw [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] haalde voornamelijk het mierenzuur en het zoutzuur af. Zij is een klant van [bedrijf 1].
Op 6 augustus 2013 is getuige [getuige 3] gehoord. [241] Zakelijk en verkort weergegeven verklaarde hij als volgt. Getuige weet dat een klant uit Nederland wenste dat de “44” in zakken werd omgepakt. Getuige weet dat de stof 44 kan worden gebruikt bij productie van designerdrugs. Getuige wordt de foto getoond van [medeverdachte 2]. Volgens getuige heeft deze man rondgehangen bij [bedrijf 1]. Ik ken de naam [alias 1]. De Nederlanders wilden zoutzuur hebben met een percentage van 36% zuur. Getuige wordt een foto getoond van [medeverdachte 1]. De getuige reageert met: “ja, dit is [medeverdachte 1]. Zij vertegenwoordigde een Nederlandse klant. Getuige heeft in dit verband de (bij)namen [medeverdachte 4], [medeverdachte 4] en [alias 2] heeft horen noemen.
Verklaringen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] is als verdachte gehoord in dit onderzoek. Een aantal verhoren is opgenomen in dit gedeelte van het dossier.
- 1 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 4 juni 2013 [242] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is al lang mijn telefoonnummer. Ik heb een telefoon overgenomen van [medeverdachte 3], hij is een vriend van mij. [alias 9], getinte, en “[alias 10]” zijn bijnamen voor [medeverdachte 3]. Ik ben bang voor [medeverdachte 4], ik weet dat hij vastzit. [medeverdachte 4] is geld schuldig aan de vader van [medeverdachte 3] en dat heeft te maken met chemicaliën. Bijnaam voor [medeverdachte 4] is [alias 4], [alias 5]. U vraagt of ik in Prinsenbeek geweest in de [adres 10]. Dat klopt. We zijn bij de vrouw geweest van de persoon die vast zit samen met [medeverdachte 4]. [243]
- 2 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 juni 2013 [244] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Zij kent een man met de naam [medeverdachte 6]. Zij noemt hem [alias 2], [alias 3]. [245] . Zij bracht mierenzuur naar hem toe. Op de vraag over “44” verklaart verdachte: “hij ([medeverdachte 6]) zei tegen mij dat als het mij zou lukken die stof te krijgen in Polen, dat hij er dan goed aan zou verdienen. [medeverdachte 3] zei tegen mij dat als [medeverdachte 4] 44 zou krijgen hij dan goed zou verdienen en het geld aan [persoon 14] zou kunnen afbetalen. Ik moest van [medeverdachte 4] 44 bestellen omdat hij daar goed aan kon verdienen. Ik ben met [medeverdachte 3] in de [adres 10] in Prinsenbeek geweest om geld op te halen. Ik heb gebeld met [getuige 1] van het bedrijf. [getuige 1] handelt de bestellingen af. De verbalisant houdt verdachte een tapgesprek voor d.d. 4 september 2012 (13.58 uur). Dit is een gesprek tussen [getuige 1] en mij. Het klopt dat het bedrijf waar [getuige 1] werkte “[bedrijf 1]” heet. De celmaat van [medeverdachte 4] heeft als bijnaam “[alias 6]”, Pools voor “de [alias 7]” [246] .
- 3 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 6 juni 2013 [247] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Aan verdachte wordt een aantal foto’s getoond. Foto 2 is “de [alias 7]” [248] . Over foto 3 zegt verdachte: Ik denk dat dit [alias 1] is. [249] Foto 9 is [medeverdachte 6], zijn bijnamen zijn [alias 3]/[alias 2] [250] . Foto 4 is [medeverdachte 4], bijnaam [alias 4] ([alias 5]). [251] Op Foto 5 staat mijn [alias 11], [medeverdachte 3]. Bijnaam voor hem is [alias 9], de getinte [252] . Foto 8 ben ik zelf. [253]
- 4 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 6 juni 2013 [254] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Over een hoeveelheid zoutzuur en 44 die verdachte in de periode oktober/november 2012 zou hebben besteld voor [medeverdachte 3]. De partij zou worden vervoerd van Polen naar Schaijk in Nederland. Verdachte: [medeverdachte 3] heeft dit besteld, maar niet betaald. Dat heeft [alias 3] gedaan. Ik heb van [getuige 1] facturen toegestuurd gekregen. Ik heb producten op naam van [bedrijf 3] besteld bij [getuige 1].
Over de levering van een partij zoutzuur d.d. 12 januari 2013, die was bestemd voor [medeverdachte 3], verklaart verdachte het volgende. De chauffeur kwam bij mij met de goederen. Ik heb de goederen alleen besteld en het kon mij niet schelen wat ze er mee gingen doen. Ik heb [medeverdachte 3] naar de chauffeur gebracht. [medeverdachte 3] heeft de vrachtwagen meegenomen en later weer teruggebracht naar mijn woning. Toen ik met [persoon 4], de chauffeur, contact had heb ik snel [alias 3] een sms gestuurd wat mee moest naar Nederland. Hij gaf aan 44 en zoutzuur. [255] In het begin zei [alias 5] dat als [alias 3] goederen gaat verkopen dan krijgt de getinte geld wat [alias 5] nog aan de vader van de getinte schuldig is. Ik moest 44 bestellen en vervolgens stonden er bij wijze van spreken wel 10 mensen te wachten die er allemaal iets over wilden vertellen. [medeverdachte 4] heeft op een gegeven moment tegen mij verteld dat [alias 1] en [alias 3] het gingen overnemen van mij. [medeverdachte 4] zei tegen mij dat [getuige 1] [alias 1] al langer kende omdat [medeverdachte 4] en [alias 1] bij [bedrijf 1] kwamen toen [medeverdachte 4] nog vrij was.
- 5 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 juni 2013 [256] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Aan verdachte wordt een tapgesprek voorgehouden d.d. 4 september 2012 (13.58.44 uur). Dit gesprek is tussen verdachte en [getuige 1]. Ik moest de zakken meenemen naar Polen. Die zijn toen opgestuurd naar Polen, dat hoorde ik van [getuige 1]. De zakken waren nodig om het product 44 in te vervoeren. Ze wilden graag het product BMK bestellen, maar dat lukte niet. Het verbaasde mij dat het begon met mierenzuur, formamide en zoutzuur en later ging het vooral over 44, BMK en andere producten. [257] Ik heb een lijst van [alias 3] gehad toen ik begon met tolken. Op die lijst stonden allerlei producten zoals formamide, zoutzuur en mierenzuur. [getuige 1] zei dat onderaan de lijst twee producten stonden die niet mochten, deze zouden op een politielijst staan. Toen ik niet meer voor [medeverdachte 4] werkte, bestelde [alias 3]. Ik wilde na een incident met [alias 2] niet meer met hem samenwerken. Ik heb dit tegen [medeverdachte 4] gezegd.
- 7 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 20 juni 2013 [258] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Verdachte wordt gehoord over de gang van zaken m.b.t. [bedrijf 3]. Zij verklaart dat zij door [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 6] naar [getuige 1] werd gestuurd. [getuige 1] zei dat [medeverdachte 4] en [alias 1] voor [bedrijf 3] werkten. Foto 1 [259] uit het fotoboek is “[alias 12]”, zo noemde [medeverdachte 3] hem. Volgens verdachte heet hij [medeverdachte 5]. Toen ik in Polen was belde [medeverdachte 3] mij op. Hij was samen met [alias 12] bij [bedrijf 1] in [plaats 2]. Ze vroegen of ik wilde vertalen want ze wilden producten bestellen en betalen. Ze bestelden 44 en zoutzuur. Op de vraag hoe bestellingen liepen, verklaart verdachte als volgt. [alias 3] gaf mij opdracht om chemicaliën te bestellen. Ik belde dan in zijn bijzijn naar [getuige 1] en hij gaf aan wat en hoeveel hij wilde hebben. [getuige 1] stuurde mij dan een e-mail met de prijzen. Mijn e-mailadres is [medeverdachte 1] [260] .
Voor de 44 moest een groot geldbedrag betaald worden en dan ging [alias 3] met mij mee. [medeverdachte 4] is de baas, hij vroeg naar prijzen bij [bedrijf 1] om te kunnen controleren of hij niet werd belazerd door [alias 3]. Ik heb alleen op naam van [bedrijf 3] besteld. Er is door mij formamide en mierenzuur besteld voor [alias 3]. Ik was er bij toen “de [alias 12]” en [medeverdachte 3] zoutzuur bestelden bij [bedrijf 1]. Idem toen er door beiden 44 werd besteld. De verbalisant houdt verdacht een tapgespek voor d.d. 30 september 2012 te 14.01.19 uur. Verdachte verklaart dat in dit gesprek zij en [getuige 1] spreken. Het bedrag van 50 euro was voor de medewerkers van [bedrijf 1] die de chemicaliën ompakten. Dat moest van [medeverdachte 4] en [alias 3]. De zakken voor de 44 zijn gepost, voor zover verdachte weet door de [alias 12]. De vader van de [alias 12] heeft een autobedrijf. Verdachte wordt een tapgesprek voorgehouden d.d. 8 oktober 2012 te 20.25.00 uur. [getuige 1] en verdachte hadden dat gesprek. Met keuken wordt denk ik 44 bedoeld omdat er op dat moment niets anders was besteld. De [alias 12] en [medeverdachte 4] zeiden dat ik over “keukens” moest praten als we het over chemische producten hadden. [261] .
In het tapgesprek van 30 september 2012 [262] zegt [getuige 1] tegen [medeverdachte 1] dat [alias 2] heeft betaald voor een halve ton en [alias 9] ook heeft betaald voor een halve ton. In het gesprek worden ook de namen [medeverdachte 4] en [alias 1] genoemd. Later in dit gesprek [263] spreekt [medeverdachte 1] uit dat [medeverdachte 4] haar nog 11 duizend euro schuldig is. “En hij zei, goed, dan 11 duizend omdat je een keer naar [plaats 2] ging (…) omdat jij de T44 samen met [getuige 1] hebt gevonden krijg je ook geld”. In een ander tapgesprek, dat van 18 februari 2013, wordt eveneens gesproken tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1]. Er wordt gesproken over [alias 9], die bij [medeverdachte 4] op bezoek gaat, dat zij bij [alias 2] moet aankloppen voor geld. [alias 1] woont in Tilburg.
In het tapgesprek van 8 oktober 2012 [264] zegt [medeverdachte 1] tegen [getuige 1] dat zij met [medeverdachte 4] over het geld sprak dat zij nog moest krijgen. “Ik zei, [medeverdachte 4] ik moet je zoveel terug geven, mag ik meteen mijn geld er vanaf halen? Maar hij moest dat eerst aan zijn compagnon vragen, [alias 6]. (….)
“Daarom heeft [alias 9] gezegd dat hij niet meer met [medeverdachte 4] wil samenwerken, omdat [medeverdachte 4] hem bedriegt, zegt hij, (…).” “Zij willen niet via de telefoon praten, want de telefoon kan afgeluisterd worden. En als zij met mij praten dat zeggen ze dat ik meubels moet bestellen. [getuige 1] lacht en zegt: “Meubels?”. [medeverdachte 1] zegt dan: “ja keukenmeubels meestal, of keukenzout. En zo praat hij met mij via de telefoon, want in Nederland kan hij het niet direct zeggen”.
- 8 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 26 juni 2013 [265] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. Verdachte heeft [medeverdachte 3] in de gevangenis leren kennen toen [medeverdachte 3] op bezoek was bij [medeverdachte 4] en zij bij [naam], haar ex-vriend, was. [medeverdachte 3] kwam naar haar toe met [medeverdachte 5]. [medeverdachte 4] heeft aan mij voorgesteld of ik bij [bedrijf 1] wilde optreden als tolk. [266] [alias 2] voorzag mij van informatie. “Ze hebben mij beloofd dat ik wat zou krijgen voor het tolken en de bezoeken aan het bedrijf”.
Tijdens een bezoek aan [medeverdachte 4] vroeg ik waarom ik nog geen geld had gehad. [medeverdachte 4] vroeg toen aan [alias 6] waarom ik nog geen geld had gehad. [alias 6] vroeg aan zijn bezoek of ik inderdaad nog geen geld had gehad: dat bleek te kloppen. [medeverdachte 4] werd toen boos. [medeverdachte 4] zei dat we geld konden halen bij de vrouw van [alias 6]. “nadat 44 besteld werd hebben [alias 2], [medeverdachte 4] en [alias 1] zich op afstand gehouden van mij. Toen kwam [medeverdachte 3] met [medeverdachte 5] naar mij en vroegen mij om [bedrijf 1] te bellen en te vragen naar 44”. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben zelf zoutzuur besteld bij [bedrijf 1]. Ik dacht dat [medeverdachte 4] mijn chef was [267] . [alias 2] zou tegen mij zeggen wat ik moest bestellen voor [bedrijf 3]. Ik wist dat [bedrijf 3] van [medeverdachte 4] was. Ik ben er bij geweest toen er een keer een ton 44 is besteld. Ik ben bij [medeverdachte 4] op bezoek geweest. Ik denk 3 a 4 keer in Middelburg. Vijf keer kan ook. [medeverdachte 4] heeft gevraagd of de 44 al aangekomen was.
Over het gebruik van “de muur” om te communiceren, naar aanleiding van het tapgesprek 8 oktober 2012 te 20.25.50 uur [268] , verklaart verdachte als volgt. De muur, dat is op teletekst. Naar [medeverdachte 4] schreef ik dat de 44 al is besteld [269] . Als ik er in de tap over spreek dat [alias 9] iets gaat bestellen, bedoel ik steeds [alias 9] en [medeverdachte 5] samen. In het gesprek zegt verdachte dat [medeverdachte 3] de flessen niet meer wil. De verbalisant vraagt om welke flessen het gaat. “[alias 3] heeft de flessen besteld [alias 9] wilde het geld terug van de producten,. Ze konden het geld niet terugkrijgen want er was al nieuwe 44 en nieuw zoutzuur besteld. Ik heb [alias 9] en [medeverdachte 5] gezegd dat ik ze zou helpen met de 44 en het zoutzuur. Om het product te krijgen of het geld terug te krijgen. Ik heb de baas van [getuige 1] een e-mail gestuurd. [270] . U vraagt mij wie [verdachte] is. Is dat de [alias 7] [271] ? Die achternaam zegt me niets. De [alias 7], dat is de compagnon van [medeverdachte 4]. Alle bestellingen zijn via hem, [medeverdachte 4] en [alias 2] gegaan. Het geld moesten wij altijd bij de vrouw van [verdachte] halen. Dat moest omdat [medeverdachte 4] zei, dat als [alias 2] producten verkocht, [alias 2] het geld bij haar bracht. Ik heb het telefoonnummer van de vrouw van [verdachte] aan [getuige 1] gegeven. Dat nummer had deze verdachte al aan de verbalisant gegeven. Ik heb nog een bedrag van 11.000 of 12.000 euro tegoed van [medeverdachte 4]. Dat bedrag moest gedeeld worden met [getuige 1]. In dit tapgesprek wordt gesproken over “appartement”. Dat ging waarschijnlijk over 44. Met “keukenmeubels” werd zoutzuur of 44 bedoeld. Misschien was “keuken” de code voor 44. [272] Op 27 januari 2013 is [medeverdachte 4] bij mij geweest tijdens een verlof. Hij zei me dat ik [getuige 1] moest doorgeven dat zij geen bestelling op naam van [bedrijf 3] moest aannemen. [273] .
Verbalisant houdt verdachte een tapgesprek voor (9 december 2012 te 10.31.52 uur) verdachte zegt dat zij in dat gesprek spreekt met [persoon 1]. Met “[alias 13]” bedoel ik [medeverdachte 5]. [alias 12] en [alias 14] zijn dezelfde persoon, namelijk [medeverdachte 5]. De lijst waar [naam] naar op zoek was, was de lijst met producten die ik had gehad van [medeverdachte 4].
Verbalisant houdt verdachte een tapgesprek voor (11 december 2012 te 16.38.09 uur) waarop verdachte zegt dat zij in dat gesprek spreekt met [getuige 1]. Wat bedoel je hier met olie, vraagt verbalisant. Verdachte denkt dat het om BMK gaat. Dat staat op de lijst met verboden producten. Ik heb [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] gevraagd wat voor product het was. Toen begonnen ze over een olie te praten. Op uw vraag wat ik bedoel met “dat het er van wordt getrokken”, herhaal ik in dat gesprek wat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] tegen mij hadden verteld. [274] Die olie was waardevol in Nederland, dat vertelden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] mij.
In het tapgesprek van 23 augustus 2012 gaat het om een gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 4] vraagt of [medeverdachte 1] “[alias 10]” nog heeft gezien. [medeverdachte 4] zegt verder tegen haar “geen fratsen meer met hun”. En “dus gewoon doen wa ge moet doen en niks meer”. [medeverdachte 1] zegt: “ Is goed”, waarna [medeverdachte 4] vervolgt met : “Ja?, ja. Ik hoop t voor jou(…) ge hebt een hoop ellende dan met [alias 8] en met mij, voor niks. (….) lijkt wel of je achter ons rug met [alias 10] doet.
(…) voor “die keukens”. [medeverdachte 4]: “[alias 8] zegt ook als die keuken goed is en die en die bier is goed , hup meteen jouw dingen (…) mee afwerken”(…) Maar jij moet niet voor twee mensen werken, dat gaat nie’(…) over [alias 3]: “Ik zorg wel die [alias 3] met jou met die [alias 1] belt , ja” [275]
Het tapgesprek van 24 januari 2013 (nummer 3825) betreft een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1]. Zij spreken daarin o.a. over de levering van zoutzuur. [getuige 1] zegt: “zij wilden die zoutzuur”(..) “Zoutzuur is niet gevaarlijk, dus we kunnen het nog op [bedrijf 3] verkopen”. [276] Later in het gesprek instrueert [medeverdachte 1] [getuige 1] om niet in te gaan op alle vragen van [alias 1] die betrekking hebben op prijzen van producten. [277]
In het tapgesprek van 9 december 2012 (nummer 92) gaat het om een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1]. [medeverdachte 1] spreekt over [naam]: “Gisteren heeft hij een beetje mijn huis doorzocht. Ik denk dat hij “die verdomde brieven en nummers van mijn producten” zocht, maar ik heb die nummers verstopt, dus hij heeft het niet gevonden. Dus die lijst heb ik meegenomen en ik ga die straks aan [alias 14] geven. (…) Ik heb de lijst ook in huis in Polen. [278]
Het tapgesprek van 11 december 2012 (nummer GHA 99), een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1], houdt onder meer het volgende in. [getuige 1] zegt dat [alias 2] vandaag pas heeft geschreven. P: En ik schreef aan [alias 2]: Hou op met liegen tegen [getuige 1] dat ik niet langer met [medeverdachte 4] samenwerk en geen contact met hem heb. (…) [medeverdachte 4] zei (…) dat hij probeert, tot hij vrij komt, [alias 1] met mij te sturen, en als ik niet kan dan [alias 1] alleen”. [279] Later in het gesprek wordt er gesproken over 44. Gelet op de context spreekt [medeverdachte 1] over [medeverdachte 4]: “en hij zei dat je absoluut niets aan [alias 2] mag afgeven, voor firma [bedrijf 3] of iets anders” [280] . Er is veel geld verdiend door iemand anders op de 44. Er wordt gesproken over een prijs van 115 euro. P: “Ik ga [alias 9] vragen voor hoeveel je het hier kan kopen. Want er wordt iets uitgehaald (..) De olie die niet te bestellen is. (…) Die bij ons op de lijst staat, als voorbehouden (…) Daar wordt het van uitgetrokken (…) en is het zo waardevol [281] .
- 9 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 27 juni 2013 [282] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. De moeder van verdachte heeft op verzoek van verdachte een voorschot betaald ten behoeve van drie cilinders (verbalisanten zeggen: monomethylamine) die waren gekocht door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. Verdachte heeft het geld later terug gehad van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]. [283] De 44 moest van [alias 2] in kleinere zakken worden gedaan. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hadden de zakken per post gestuurd naar Polen. [284]
Verdachte verklaart over de chemicaliën die zij voor [bedrijf 3], voor [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] heeft besteld. Ik heb voor [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] 0,5 ton 44 en een ton mierenzuur moeten bestellen. Ik was er bij toen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] 44 en zoutzuur bestelden. Dat was 0,5 ton 44 en ongeveer 2 ton zoutzuur. [alias 2] en [alias 1] hebben op een bepaald moment 1000 kilo 44 meegenomen [285] .
In de gesprekken met [getuige 1] gebruikte ik altijd de gewone namen voor de producten. Maar op een gegeven moment kwamen [medeverdachte 6], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] naar mij toe en ze zeiden tegen mij dat ik tegen [getuige 1] moest zeggen dat zoutzuur voortaan (keuken)zout moest heten. We moesten over zout spreken. En appartement stond voor 44. [286]
- 10 e verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 16 juli 2013 [287] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. [medeverdachte 1] verklaart dat zij een telefoon kreeg van [medeverdachte 6], een Nokia 113. Zij herkent de foto van deze telefoon. In die telefoon zijn veel SMS-berichten aangetroffen bij onderzoek, waaronder berichten naar de zgn. knuffelmuur. De politie houdt verdachte een aantal berichten voor, o.a. berichten van 17 oktober 2012. Het nummer[telefoonnummer 4] staat in de telefoon van [medeverdachte 1] onder de aanduiding “[alias 11]”. [medeverdachte 1] zegt dat zij [medeverdachte 3] vaak “[alias 11]” noemt. Naar aanleiding van SMS-bericht 5 september 2012 met als tekst: “[alias 11] dar na m. mag vonsdag komen.omdat in fabrykschilde mense. En rest is bijna goed”.
[medeverdachte 1] verklaart: Ik herken dit bericht. Ik gaf door aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] dat zij naar [getuige 1] mochten komen. Het ging over de bestelling van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] van de 44 bij [getuige 1]. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben 44 bij [getuige 1] besteld en daar ging de communicatie van deze telefoon met nummer 06- 2931 3876 over. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] gebruikten samen deze telefoon. De communicatie van 5 tot en met 9 september was met [medeverdachte 3]. Er is op 10 september 2012 ook sms-verkeer over een eerdere bestelling van 44 door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3]. [288] Over de sms-berichten over ”zakken”: verdachte wil niet inhoudelijk reageren op het sms-verkeer d.d. 18 september 2012.
Politie houdt haar sms-berichten voor met inhoud: “Alles is voor ons” en “bus heb 500 en 600z” [289] . Politie houdt verdachte voor dat er politie-informatie uit Polen is waaruit zou volgen dat op 18 september 2012 een bus met 500 kilo Apaan en 600 kilo zoutzuur is vertrokken bij [bedrijf 1].
Verdachte zegt dat [medeverdachte 3] in december 2012 apaan heeft gehad. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben daar lang over gezeurd.
Politie confronteert verdachte met (politie)informatie uit Polen die op 16 augustus 2012 werd ontvangen en die haar naam noemt in verband met een observatie op 3 augustus 2012 bij [bedrijf 1], “een leverancier van chemicaliën”. [medeverdachte 1] zou een ontmoeting hebben gehad met een man genaamd “[alias 15]”. Er wordt in dat verband gezegd dat verdachte een aantal maal heeft gebeld met telefoonnummer [telefoonnummer 5]. Verdachte: als jullie zeggen “[alias 15]”, dan zeg ik dat is [alias 3]. Het klopt dat ik bij [bedrijf 1] had afgesproken met hem over een verkeerd product Apaan. De vrouw van de [alias 7] heeft mij gevraagd naar de problemen met de 44. [290]
Politie confronteert verdachte met de inhoud van een briefje dat is gevonden tijdens de zoeking in de woning van verdachte. Op dat briefje staat “[telefoonnummer 6], klootzak, knappe vent. Verdachte: dit gaat over [alias 3]. Over de facturen van [bedrijf 1] die zijn aangetroffen bij verdachte zegt zij dat zij de facturen aan [medeverdachte 4] zou geven. [291] Ik heb ongeveer drie keer geld opgehaald bij de woning van de vrouw van [verdachte]. Dat was op de camping, “een straat met Bloemen in Prinsesbeek”. Twee keer ben ik daar met [alias 9] geweest en een keer alleen. Een van de keren dat ik met [alias 9] ging, was [alias 1] er ook bij. [292] Het adres had ik van [medeverdachte 4] gekregen. [medeverdachte 4] had gezegd dat als ik geld moest hebben, ik, (dan) moest maar bij haar “ koffie komen drinken”. [medeverdachte 4] zei dat dat zo moet, ik zei niet gewoon dat ik geld wilde komen halen. [293] . Verdachte geeft aan dat zij in haar verklaringen spreekt over [alias 9], [medeverdachte 3]/[medeverdachte 3] en [alias 11], en dat zij daar dezelfde persoon mee bedoeld. Idem voor wat betreft [alias 3], [alias 2]. [medeverdachte 6] en klootzaak ook. Dat is ook een persoon. [294]
Hieronder volgen de belangrijkste sms-berichten uit de telefoon (Nokia 113) die is aangetroffen bij [medeverdachte 1].
Nr sms datum pag. inhoud:
12 6/9/2012 670
[alias 11] dar na m mag vonsdag komen. omdat in fabryk
mensy. En rest is bijna goed x
14 6/9/2012 670
zij zegt dat heben alles
44 10/9/2012 671
Hoi [alias 11] wij nodig adres war mag ophale di 0.5 omdat nodig vor terug geld. (…)
134 14/09/2012 676 nieuwe nr x [alias 10] (is: [telefoonnummer 7])
153 14/09/2012 677 25 kg in zak
224 18/09/2012 680 (…) [alias 3] moet geive voor mij nog 11000e
234 [295] 18/09/2012 681 waar 1zak dat is 25 kg 235 18/09/2012 681 500 236 18/09/2012 681 Alles is voor ons [alias 11] 237 18/09/2012 681 Bus heb 500 en 600z 274 18/09/2012 683 Volgende keer, als de andere z komt, oké [296] 276 18/09/2012 683 Z komen terug want fout 277 18/09/2012 683 echt zout is fout 278 18/09/2012 683 niet wat ik vroeg is fout en komen terug. Rest is wel goed. 279 18/09/2012 683 ja foutje kan gebeuren. Maar die komen terug en dan geld
terug van zout oké. 282 19/09/2012 683 volgende week andere 500 286 20/09/2012 683 over verzonden post (bank voor jou, voor alex) en andere
288 21/09/2012 684 [alias 11] als wij zakken opsturen naar m. kan jij dan niet die
500 betalen en in zak doen en naar ons laten komen? Dan
krijg jij geld als je in holland bent
296 e.v. omvat (ook) sms-verkeer naar “Muur”, een aan (RTL)teletekst gekoppeld medium waar sms-berichten worden opgenomen in de tekst van die teletekstpagina.
Nr sms datum pag. inhoud:
300 29/09/2012 685 Muur. [alias 5] morgen 12.45 ben ik bij jou 305 30/09/2012 685 Muur [alias 5] morgen ik weit kost apartament. Gr. vor julli 310 01/10/2012 685 Muur [alias 5] bell mij morge ik moet weit hoe laat ik mag
na koffi (…) en zege voor [alias 7] (…)
407 08/10/2012 694 Muur K en [alias 5] Ik blijve in holand (…) dat dor julli ik
heb stres. Morgen ik opstuur naar julli papir van bas van
[getuige 1].
414 09/10/2012 694 Muur l k ik krijgen 5000 e voor keuken (..) en wat ik
moete zege ower di apartament zij wil weite dat wij wil
oof niet.
436 17/10/2012 697 Muur L en K apartament is 57.500 en boete 13.500
(…) zon kom ook en wil met jou praten (..)
543 17/11/2012 706 Muur l en k aub zege vor [alias 3] dat hij moet stope achter
mij praten voor m. 545 18/11/2012 707 muur l en k aub praten met [alias 3] bedrijv van m. gesturt
sms wat hij schrijven ower mij. En over jou hij zegt dat
allen hij mag bestele. bas van m zegt dat (..)
573 8/12/2012 709 Muur L en K. Ik ben zik EN [medeverdachte 3] met [getuige 1] ook (…)
Wil prate met julli omdat ik was op de koffie en zij
vertelde me wat j zegt voor har ower mij (…) darom m wil
praten met vrou van koffi. m wil niet zien [alias 3]. (…)
- 11 e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 augustus 2013 [298] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart zij als volgt. De politie confronteert verdachte met gesprek 1133 TT02 [299] , een gesprek van 27 oktober 2012. Verdachte: het gesprek ging over geld dat ik nog kreeg. Dat was voor het product. Ik moest naar de camping naar de vrouw van de [alias 7]. Om de rest van het geld te halen, ongeveer 4300 euro. Het was in een plaats waarvan ik ‘nog Prins of prinses’ weet. Dat was bij haar thuis. [medeverdachte 4] zei dat ik daar naar toe moest gaan om dat geld op te halen. Ik ben met [medeverdachte 3] bij [medeverdachte 4] geweest. Toen zei [medeverdachte 4] dat wij het geldbedrag dat hij schuldig was aan de vader van [medeverdachte 3] moesten gaan ophalen bij de vrouw van de [alias 7] [300] . Over ophalen van andere grote geldbedrag zegt verdachte: “De hoge bedragen werden betaald aan de fabriek door [alias 3], [medeverdachte 5] of [alias 9]. Het geld was voor 44 en voor zoutzuur. [301] . Over contact met [verdachte] verklaart verdachte: [medeverdachte 4] had contact met [verdachte]. (…). [medeverdachte 4] is toen verbaasd geweest dat ik nog geen geld had gekregen. Dat heeft hij ook aan de [alias 7] verteld. De [alias 7] zei tegen [medeverdachte 4] dat ze daarover later in de cel gingen praten. [302] Verbalisant vraagt: “maar je werkte voor hem en [medeverdachte 4]. Wat deed je voor [verdachte]?” Verdachte antwoordt: (…) “iedereen kwam naar mij toe. [medeverdachte 6] of later [alias 1]. [alias 1] werkt al voor hem. [medeverdachte 4] wilde nog steeds dat ik bij [getuige 1] ging informeren.”(…) [303] . Ik heb het nummer van de vrouw van de [alias 7] aan [getuige 1] gegeven. De politie toont verdachte de lijst met chemische stoffen en (cas)nummers [304] die is aangetroffen in de woning van verdachte tijdens de zoeking. Verdachte verklaart: Hierop staat de code die ik aan [getuige 1] moest doorgeven. Er staat mierenzuur en zoutzuur. Ik heb de lijst gekregen, met de aantekeningen. Dit is de lijst waar ik eerder over heb verklaard. Dezelfde lijst heeft [alias 3] laten zien aan [getuige 1] in de fabriek. Hij had het over BMK of PMK. [getuige 1] zei dat alleen farmaceutische bedrijven die stoffen konden bestellen. Deze lijst heb ik gekregen van [alias 3] toen ik voor hem ging werken, in 2012. De lijst lag bij mij. [alias 9] had ook zo’n lijst. Bij de fabriek heb ik gezien dat [medeverdachte 3] zo’n lijst bij zich had. [305]
Over het ophalen van de 44: de 44 zou ik samen met [alias 3] ophalen. Apaan en 44 is hetzelfde. [306]
In dit verband wijst de rechtbank nog op het volgende:
- een mailbericht van 3 mei 2014, met verwijzing naar een eerder mailbericht d.d. 28 maart 2012: “[persoon 10] als [alias 1] nog een keer komt zeg tegen hem dat gas 1476 euro is (…) en 44 kost per kilo 115 + 23% BTW = 141,45 euro. (…) Ik heb een sms van [medeverdachte 4] gekregen dat je geen informatie moet verstrekken over wat hij bestelt en niemand behalve ikzelf op zijn bedrijf mag bestellen” [307]
- een tapgesprek van 8 oktober 2012 (07.32 uur) tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1]. (..) da geld ligt klaar, er ligt 5 voor jou klaar. En duizend moet je aan [alias 1] geven” (…) Je moet tegen [getuige 1] zeggen dat ze volgende week maandag of dinsdag die andere kommen halen. (…) [medeverdachte 1]: die man van die bedrijf wil alleen dat ik alleen komen. [medeverdachte 4]: Ja jij alleen met [alias 1] komt, niemand anders. [308]
- een tapgesprek van 27 oktober 2012 (19.04 uur) tussen [getuige 1] en [medeverdachte 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 1]. zegt dat zij morgen om 1 uur bij [medeverdachte 4] moet zijn. Zij krijgt dan te horen hoe zij de rest van het geld , wat zij voor het product nodig heeft, moet ophalen [309]
- een tapgesprek van 30 oktober 2012 (08.25 uur) tussen N.N. “[persoon 1]” en [medeverdachte 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 1]. zegt dat zij om 12.45 uur in Princenbeek (fonetisch weergegeven in pv, Rb.) bij Breda moet zijn om de rest van het geld op te halen. Gisteren heeft zij al een bedrag van dertig duizend opgehaald. De helft van het geld bestond uit 10 eurobiljetten.
Ook [medeverdachte 2] is als verdachte gehoord in dit onderzoek.
- 1 e verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 11 juni 2013 [310] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart hij als volgt. Ik sta ingeschreven in Tilburg, [adres 11]. Ik heb een vriendin, genaamd [vriendin] en een[zoontje]. Ik heb een oud vuurwapen voorhanden gehad. Dat wapen doet het niet meer.
- 2 e verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 27 juni 2013 [311] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart hij als volgt. Ik heb onrechtmatig spullen opgehaald bij een bedrijf [312] . Ik denk dat “ze” in Polen corrupt zijn. Ik denk dat “ze” [getuige 1] beschermen. Het is maximaal twee keer gebeurd dat ik stukken heb getekend bij [bedrijf 1]. [313] Die stoffen waar ik nu voor zit zijn niet eens verboden. Ik ben er (bij het bedrijf, Rb) een paar geweest dit jaar. Ik ontken niet dat ik betrokken ben geweest met transporten richting Nederland. Die bus was op mijn naam gehuurd. Als die chauffeur niet was gekomen, was ik zelf gegaan. [314] U toont mij een aantal foto’s. Foto 2 is [verdachte] , hij zit gedetineerd. Zijn vrouw woont in de [adres 10]. Foto 4 is [medeverdachte 4], foto 5 is [medeverdachte 3]. Ik ken [medeverdachte 3] via [medeverdachte 4]. Foto 8 is [medeverdachte 1]. Ik heb haar voor het eerst gezien in de maanden februari/maart 2012. Ze was op bezoek bij [medeverdachte 4]. Foto 9 is een man die ik uit het dossier ken als [medeverdachte 6]. Ik heb hem de eerste keer in de PI gezien [315] . Ik ken de chauffeur van de bus uit Polen. Begin van de middag hebben we daar geleden. (…) Daarna zijn we doorgereden naar de laatste benzine pomp in Polen voor de grens met Duitsland. Daar heb ik hem de bus gegeven, met documenten daarbij. Ik wist wat er in de bus zat: zoutzuur en formamide. Derden hebben de chauffeur ingeschakeld en betaald, niet ik. Ik heb er voor gezorgd dat dat transport die dag plaats vond. Ik heb twee keer een bus naar Duitsland gereden. [316] De documenten die ik in een tapgesprek noemde [317] , waren van het bedrijf [bedrijf 1]. De naam [bedrijf 3] zegt me wel wat. Als er bij [bedrijf 1] spullen werden opgehaald stond er op de bon de naam [bedrijf 3], met stempel. Ik weet dat [medeverdachte 1], uit naam van [bedrijf 3], bij [bedrijf 1] kwam. Ik weet dat zij voor [bedrijf 3] de stoffen Apaan, mierenzuur en formamide ophaalde. Apaan is een grondstof voor drugs. Ik wist waar Apaan voor werd gebruikt. [318]
Fotoboekje onderzoek Bever, met toelichten proces-verbaal wie is afgebeeld op de opgenomen foto’s. [319]
In het dossier bevinden zich verder nog de volgende tapgesprekken:
- een tapgesprek van 9 december 2012 (21.26 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [getuige 1]: “Heef hij gewoon contact met haar?” [medeverdachte 1]. met wie, met die vrouw?. [getuige 1]. [alias 2] met….ja.. [medeverdachte 1]. : Met die vrouw wel, want het is de vrouw van die compagnon, die samen met [medeverdachte 4] vastzit. En dat [alias 2] haar vertelde , dat jullie een super contact met elkaar hadden, dat jij gezegd hebt laat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] oprotten, het belangrijkste is wie er komt en wie betaalt. (…) En dat hij nu is geweest en 44 heeft opgehaald. [320] (..) “Het schijnt dat [alias 1] voor het feit dat hij bij jou is geweest voor het product 17.000 euro gaat krijgen. (…) Die vrouw zei tegen mij. (..) Ja, maar [alias 1] met [medeverdachte 6] hebben dat product gebracht en [medeverdachte 6] heeft recht op 17000. [medeverdachte 1]. zegt: “Ik: wat? Dat was toch mijn product, zei ik, en de baas heeft het product zonder mijn medeweten afgegeven.”. [321]
- een tapgesprek van 11 december 2012 (16.38 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): (..) [medeverdachte 1]: : en ik schreef aan [alias 2]: hou op met liegen tegen [getuige 1] dat ik niet langer met [medeverdachte 4] samenwerk en geen contact met hem heb. (…) [medeverdachte 4] zei (..) dat hij probeert , totdat hij vrijkomt, [alias 1] met mij te sturen, en als ik niet kan , dan [alias 1] alleen. [322] (..) [medeverdachte 1]. En weet je hoeveel die ene hier op de stomme 44 heeft verdiend? (…) Ik ga [alias 9] vragen voor hoeveel je 44 hier kan kopen. Want er wordt iets er van uitgehaald, de olie die niet te bestellen is. Die bij ons op de lijst staat als voorbehouden… daar wordt het van uitgetrokken… en het is zo waardevol.
- een tapgesprek van 28 januari 2013 (20.24 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [getuige 1].: de bazin (van [getuige 1], Rb) was bij het gesprek met [alias 1]. [getuige 1]: [alias 1] zei tegen haar: Het is goed dat u er bent, mevrouw, want wij willen 4000 van 44 bestellen, is dit mogelijk? En als wij 4000 bestellen, dan willen ze een goede prijs. [getuige 1]: De bazin keek mij aan en ik zei dat het bij 4000 wordt het anders dan bij 500 kg, het wordt zeker een ietwat lagere prijs. (…) En ik heb de leverancier gevraagd en hij begon te vertellen dat het vanaf 2013 op een lijst van drugsprecursoren zal komen. ( ) [medeverdachte 1]: Wanneer moet het gebeuren?. [getuige 1]: Er wordt gezegd vanaf 2013, maar tot nu toe weet niemand wat. [medeverdachte 1].: Kreeg hij het zoutzuur nog op [bedrijf 3]? [getuige 1]: Ja (..) want de bazin zei (…) dat het geen gevaarlijk product is om…. [323] (…) [getuige 1]: [alias 1] was er, ze hebben het zuur gecontroleerd op verdamping, op percentage en alles… ( ) [alias 1] zei dat hij het moest controleren.
- een tapgesprek van 28 januari 2013 (20.44 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 1]: En heeft hij ([alias 1]) je niet gezegd hoe je hem een antwoord moet geven, wat de prijs van de 44 betreft, als ze meer dan 4000 nemen?
Voorts is er nog een verklaring van de getuige[getuige 2] afgelegd op 3 mei 2013 [324] . Zakelijk en verkort weergegeven verklaart hij als volgt. Hij heeft zoutzuur opgehaald bij [bedrijf 4] Transport, en heeft dit naar [bedrijf 3], het adres [adres 5] gebracht op 5 november 2012. Getuige verklaart dat het adres verlaten was. Het pand staat leeg. De lading bestond uit jerrycans met zoutzuur . Op de ritopdracht stond het telefoonnummer [telefoonnummer 8]. Aan het eind van de dag is de lading weer aangekomen bij [bedrijf 4]. [325]
Ten slotte wijst de rechtbank nog op de volgende bewijsmiddelen:
- een tapgesprek van 29 oktober 2012 (18.25 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): gesprek gaat over vervoer van twee pallets. (…) [getuige 1] moet aan [persoon 9] zeggen dat hij geen informatie aan wie dan ook mag verstrekken. In geval van vragen moet hij zeggen dat de firma [bedrijf 1] ([bedrijf 3], maar dan fonetisch weergegeven, Rb.) niet meer bestaat. [326]
- een tapgesprek van 29 oktober 2012 (10.33 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): van dat zoutzuur zullen er twee pallets zijn. (…) Meneer [naam] heeft het zoutzuur getest en het heeft 37%. Opdracht tot vervoer gegeven aan [bedrijf 4] [327] .
Een CMR-document, waarbij [bedrijf 4] optreedt als vervoerder, [bedrijf 1] staat ingevuld als afzender en [bedrijf 3], [adres 5] is opgegeven als ontvanger. Het betreft 2300 kilo zoutzuur (Hydrochloric acid, Rb. ) Dit document heeft betrekking op lading 601198639, de onderhavige lading. [328]
- een OVC-gesprek van 11 maart 2013 [329] tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. [medeverdachte 4] zegt “die brengt 400 zout, 400 for en 300 mierenzuur” (…) [medeverdachte 4] tegen [verdachte]: [alias 1] zou navragen voor dat geld … en doet die bol mee, die doet koeler mee”.
- een tapgesprek van 30 september 2012 (14.01 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): In gesprek gaat het o.a. over gesprek dat [medeverdachte 1]. heeft gehad met [medeverdachte 4]: Hij zei, dan ben ik jou 12 duizend euro schuldig. Ik zei je bent me niet eens 11 duizend euro schuldig. Over de T44: “Omdat jij de T44 samen met [getuige 1] hebt gevonden krijg je ook geld. (…) “ [330]
- een tapgesprek van 4 september 2012 (13.58 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 1]. Ik ga morgen . Zij hebben alles al voorbereid, speciale zakken, waar het in ingepakt moet worden. Ik moet ook een strijkijzer meenemen, want het moet met hitte dichtgemaakt worden. Ze zijn dik, zilver binnenin en aan de buitenkant zwart. Het zijn speciale zakken . Ik moet het van hem door een zeef bekijken. [331]
- een tapgesprek van 1 oktober 2012 (08.28 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [alias 9] moet op donderdag naar [medeverdachte 4]… Hij zal mij de informatie geven als ik ga…. . [medeverdachte 1]: En ik vroeg, hoe moet het met [getuige 1]. En hij zei dat ze nog steeds gaan bestellen, maar niet meer zoals ze het hebben gedaan (..) Want [alias 2] zei tegen [alias 6], want [alias 6] zit er nu vast samen met [medeverdachte 4], en [alias 6] zei dat [alias 2] tegen hem gezegd heeft dat [getuige 1] het afgegeven heeft” (…)Want hij zei In het algemeen moest jij de goederen ophalen, [alias 1] en [alias 2]. [332] later in het gesprek zegt [medeverdachte 3]. dat [alias 2] en [alias 1], toen ze bij haar bedrijf waren, dat [persoon 1] en [persoon 8] het product T44 in de zakken van [alias 9] aan het inpakken waren”. [333] (…) Aanvankelijk werkte [medeverdachte 3]: Jij bent een schakel, een link tussen al die groeperingen. (…) [medeverdachte 4] heeft van [alias 2] gehoord dat [medeverdachte 1] had gelogen over de hoeveelheid bestelde producten en de auto’s. [medeverdachte 1] kon het niet geloven want zij heeft [alias 2] alle rekeningen en bewijzen getoond. Want [alias 2] ging de poen zelf halen” [334]
- een tapgesprek van 2 oktober 2012 (10.51 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 3] zegt dat de zakken van [alias 9] zijn aangekomen. [335]
- een tapgesprek van 6 december 2012 (10.59 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [336] [medeverdachte 1]: wanneer komt die 44, over 10 dagen toch. En weet je wat je bazin tegen mij zei? Dat die half ton die nu onderweg is, dat jullie meer moesten betalen en nog wat….dat er bijbetaald moet worden. [medeverdachte 3]: nee, niet bij die ene halve ton, bij de volgende bestelling. Ik zal het berekenen en geef het aan je door. [medeverdachte 1]: [alias 9] zei dat hij de zakken zou opsturen naar jou. (…) [medeverdachte 4] gaat vandaag met mij praten of ik de samenwerking ga voortzetten, weet je wel.. [337]
- een tapgesprek van 25 september 2012 (14.19 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 3]: Hoe heet [alias 2]? [medeverdachte 1]: [medeverdachte 6]. [medeverdachte 4]: Want hij heeft zich hier voorgesteld als een of andere [naam] of zoiets. (…) [medeverdachte 4]: (..) Onze leverancier vertelde dat ze steeds door iemand worden benaderd, of ze aan hen willen verkopen”. (…) [medeverdachte 4]. Ik zei nee, u moet zich terugtrekken. Ik vermoed dat het een afnemer van [alias 9] is. En de hele ketting: wij, jullie…wij, jij, [alias 9] zou “dan uit elkaar vallen” [338] (…) [medeverdachte 4].: Luister [alias 2] vertelde dat als [medeverdachte 4] vrij komt dat hij dan zeker bij ons langs zal komen en ons dan alles uit zal leggen hoe het in elkaar zit. Hij zei dat nu voor [bedrijf 3] alleen nog [alias 2] en [alias 1] werken, en dat dit de beslissing van [medeverdachte 4] is geweest. [alias 2] werkt voor [alias 6], ene Geertje. In ieder geval de baas van [medeverdachte 6] zit ook in de gevangenis, samen met [medeverdachte 4]. Zijn baas heeft [medeverdachte 4] in de gevangenis leren kennen. En zo kwam de samenwerking. [339]
- een tapgesprek van 21 augustus 2012 (13.55 uur) tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] [340] (deels verkort en zakelijk weergegeven): Zorg dat ge de code van ene andere keuken krijgt (….) en ga vragen wat dat ons kost en dan moet ge gewoon beginnen met ’n meter lengte, 100 cm lengte. [341] [medeverdachte 4]: ja, ja , komt goed. [medeverdachte 4] feliciteert [medeverdachte 2] met de verjaardag van zijn [zoontje].
- een tapgesprek van 23 augustus 2012 (17.54 uur) tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (deels verkort en zakelijk weergegeven): Op een vraag van [medeverdachte 4] bevestigt P dat zij “[alias 10]” heeft gezien. [medeverdachte 4]. spreekt dat luid en zegt: “Geen fratsen meer [medeverdachte 1] met hun (…) “. ..) “Dus gewoon doen wa ge moet doen en niks meer”. [medeverdachte 1]: “Is goed”. [medeverdachte 4]: Ja, Ja, ik hoop het voor jou, (…) ge hebt een hoop ellende dan met [alias 8] en met mij, (…) voor niks. (…) regel wat je moet regelen en alles is goed, (…) , lijkt wel of je achter ons rug met de [alias 10] doet”. (…) “Ik praat teveel”….(Dan kom je eens een keer langs. Alleen dat praat veel makkelijker. Nie met [alias 10], nie met [alias 1]. “ [342] even later: “Ik heb nooit iets achter jouw rug gedaan” (…) [medeverdachte 1]: Voor [alias 8]? [medeverdachte 4]: “[alias 8] zegt ook, als die keuken is goed en die bier is goed, hup meteen jou dingen,(..) Mee afwerken”. (…) Ik zorg wel die [alias 3] met en die [alias 1] belt.
- een tapgesprek van 10 oktober 2012 (10.22 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): Gesprek gaat over dat er aan [medeverdachte 1]. geld moet worden gegeven. [medeverdachte 1]: “Dat betekent : [medeverdachte 4] is aan mij 11 schuldig plus die 25, dus bij elkaar 35 of 36 duizend”… “Zij heeft aan mij een enveloppe gegeven en daar zat die 5000. “Dus ik heb hem geschreven, dat ik alleen voor de keukenmeubels heb gekregen, maar hoe zat het dan met het appartement. (…) “dat [alias 1] het naar [plaats 2] moet brengen. Want ik ga niet met zoveel contant geld op reis en ik ga niet dagen wachten totdat iemand mij iets bij mij brengt.” (…) Wordt gesproken dat “die 23% er nog bijkomt en “dat die product, je weet welke, vier vier” daarvan moet je überhaupt de prijs verhogen.” [343] (…) over de leverancier van zout “van 38% , dat nodig is in combinatie met “het product 4.4.” [344] .
- een tapgesprek van 11 oktober 2012 (10.28 uur) tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (deels verkort en zakelijk weergegeven): “alleen jij en [alias 1] , die andere spullen laten spullen laten staan die kom jij met [alias 1] volgende week ophalen , die keuken, (..) als je terugbelt wat die keuken kost (…) en ik regel geld, dan kan je samen daar met [alias 1] naar toe die keuken halen.” [345]
- een overzicht-proces-verbaal over versluierd taalgebruik door de verdachten in deze strafzaak.
Nader uitgewerkt wordt de aanduiding “keuken” en “appartement”. Met keuken zout of zout wordt bedoeld zoutzuur, met F en 44 de stof die wordt aangeduid als Apaan: alpha-2-phenyl aceto aceto nitrile. In de toelichting wordt gewezen op de inhoud van de tapgesprekken d.d. 14 november 2012 waar wordt gesproken over “formamiet”en “fenyloacetonitril” [346] . In dit gesprek wordt door [medeverdachte 1] en [getuige 1] gesproken over “[medeverdachte 4]”, [alias 2] en [alias 9]. De rechtbank merkt daarbij op dat beide sprekers kennelijk begrijpen op wie dit gedeelte van het gesprek betrekking heeft. De verbalisant merkt op dat een appartement van 500 vierkante meter erg groot is. In een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] wordt gesproken over een appartement van 500 x 500 [347] . Over de aanduiding “44” wordt gewezen op de bestelling van 500 kilo zodra er betaald is. [348] De aanduidingen “3738”, “zout”en procent wordt in onderling verband gebracht met zoutzuur van dat percentage. [349] .
- een tapgesprek van 21 augustus 2012 (13.50 uur) tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van toestel [telefoonnummer 9]) [350] (deels verkort en zakelijk weergegeven): Er moet heel veel van “die keuken”. Er wordt door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] gesproken over een “keuken vierenveertig duizend” [351]
- een tapgesprek van 8 oktober 2012 (20.25 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): (…) “dus daarom heeft [alias 9] gezegd dat hij niet meer met [medeverdachte 4] wil samenwerken”… (over de anderen) zij willen niet door de telefoon praten , want de telefoon kan afgeluisterd worden” en als zij met mij praten , dan zeggen ze dat ik meubels moet bestellen, ja keuken meubels, (…) of keukenzout”
- een tapgesprek van 8 oktober 2012 (07.32 uur) tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 4]: : “Er ligt 5 (duizend, Rb.) voor je klaar. Duizend moet je aan [alias 1] geven”. (..) Je moet tegen [getuige 1] zeggen (..) volgende week maandag of dinsdag die andere komen halen”. [medeverdachte 1]. spreekt over problemen met die BTW in relatie tot “de meubels”.
- een tapgesprek van 8 januari 2013 (13.33 uur) tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] (deels verkort en zakelijk weergegeven): [medeverdachte 1]. vraagt of de 44 al is aangekomen. [getuige 1]. praat [medeverdachte 1]. bij. Er wordt ook gesproken dat er 100 jerrycans van 20 liter zout zijn, de goede van 3738. Iets verder in het gesprek wordt gesproken a machtiging ten behoeve van een chauffeur. In die machtiging wordt gesproken over 100 jerrycans met inhoud 20 liter zoutzuur en 500 van die 44. [352]
Conclusie
Door de verdediging is in alle zaken op grond van een veelheid aan argumenten ten verweer betoogd dat geen sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in art. 11a van de Opiumwet. Voor de gronden waarop dit verweer stoelt, verwijst de rechtbank naar de overgelegde pleitnota’s. De rechtbank zal hier volstaan met de opmerking dat het verweer in de kern berust op het standpunt dat het strafdossier onvoldoende wettig bewijs bevat om te kunnen concluderen dat aan de wettelijke vereisten van art. 11a Opiumwet wordt voldaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Eerst moet er vastgesteld kunnen worden of er sprake is van een “organisatie”. Onder een organisatie in de zin van art. 11a van de Opiumwet (als logische specialis van art. 140 Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor het bewijs van zo een structureel samenwerkingsverband is niet noodzakelijk dat binnen de groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die deelnemers druk werd, of kon worden, uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Gezagsverhoudingen (hiërarchie), rolverdeling, regels en onder een gemeenschappelijke naam of gemeenschappelijk optreden tegenover derden zijn ook niet vereist. Niettemin kunnen gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen wel sterke aanwijzingen opleveren voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
Een organisatie in vorenbedoelde zin wordt pas een criminele als vast komt te staan dat deze organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Dat oogmerk moet zijn gericht op een pluraliteit van misdrijven. Het gaat hier niet om het gepleegd zijn van misdrijven, maar om het oogmerk tot het plegen van meerdere misdrijven. Voor het bewijs van dat oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan de misdrijven die al in het kader van de organisatie zijn gepleegd en aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, te weten aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op het gemeenschappelijk doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van het oogmerk van de organisatie moet worden onderscheiden het oogmerk van de deelnemer. Om vast te kunnen stellen of iemand deelnemer is aan de organisatie geldt het volgende. In het deelnemen ligt het opzet besloten. Voor wat betreft het opzet van de deelnemer aan de organisatie geldt dat hij in zijn algemeenheid moet weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is nodig enige vorm van opzet op de door de organisatie beoogde, laat staan gepleegde, concrete misdrijven, ook niet als het gaat om misdrijven van verschillende aard. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende: de betrokkene moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig oogmerk heeft. Voor deelnemen is voorts nodig dat men behoort tot de organisatie en dat de deelnemer betrokken is geweest (een aandeel hebben in dan wel ondersteunen) bij gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie en evenmin dat deze persoon in structurele zin gedragingen als hiervoor bedoeld heeft gepleegd c.q. daarbij betrokken is geweest.
Voor zover het verweer uitgaat dat sprake moet zijn van andere of striktere aan een organisatie als bedoeld in art. 11a van de Opiumwet te stellen eisen, wordt het verweer reeds nu verworpen op de grond dat het verweer geen steun vindt in het recht. Maar ook voor zover het verweer weliswaar uitgaat van het hierboven geschetste juridische kader maar berust op de stelling dat onvoldoende bewijs ontbreekt om van een organisatie als hiervoor bedoeld te kunnen spreken, kan het niet slagen.
De rechtbank stelt aan de hand van de hiervoor door haar gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de onderscheidenlijke trajecten en de rol van de verdachten daarbij vast dat in de tenlastegelegde periode op grote schaal chemicaliën – onder andere zoutzuur, mierenzuur, formamide en apaan – zijn aangekocht bij [bedrijf 1] te Polen en naar Nederland zijn getransporteerd. Deze chemicaliën waren zonder enige redelijke twijfel bestemd voor het omzettings- dan wel productieproces van (precursoren van) synthetische drugs, zoals amfetamine en MDMA. Een en ander geschiedde binnen een gestructureerd samenwerkingsverband tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] aan de top, met [medeverdachte 6], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als de personen die werden aangestuurd en met verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] als afnemers maar ook als personen die tezelfdertijd bestellingen plaatsten en zeggenschap hadden over transporten. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de samenwerking, hoewel bij de onderscheidenlijke trajecten niet telkens tussen alle verdachten onderling, niet incidenteel is geweest. Integendeel, deze samenwerking had ontegenzeggelijk een duurzaam karakter en stond, hoewel dus in een zekere wisselende samenstelling van verdachten bij de concrete trajecten, telkens en in elk geval als geheel ten dienste van de invoer van chemicaliën die waren bestemd voor de vervaardiging van synthetische drugs. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een dusdanige mate van duurzaamheid en structuur dat sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in art. 11a van de Opiumwet. Gelet op de door de deelnemers aan de organisatie gepleegde handelingen, het duurzame en gestructureerde karakter van de samenwerking en de planmatigheid en stelselmatigheid van de activiteiten was het oogmerk van de organisatie gericht op het opzettelijk verrichten van voorbereidingshandelingen in het kader van de productie van synthetische drugs.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In de zaken van de verdachten zijn meerdere verweren gevoerd waarop de rechtbank dient te responderen. Niet elk verweer is evenwel in elke zaak aangevoerd. Voor zover evenwel de rechtbank een gevoerd verweer voor de beoordeling relevant acht in een zaak waarin dat verweer niet is gevoerd, zal zij dat verweer ook in die zaak bespreken.
A. Bruikbaarheid OVC-gesprekken
Van de zijde van de verdediging is in de zaken van verdachten [medeverdachte 4] en [verdachte] ten verweer gevoerd dat de opgenomen OVC-gesprekken via de band van art. 359a van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat de inzet van dit opsporingsmiddel onrechtmatig is geweest. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er toestemming dient te zijn van het College van procureurs-generaal voorafgaand aan het indienen van een vordering ex art. 126l Sv., en dat deze toestemming ontbreekt. Tevens stelt de verdediging zich op het standpunt dat de rechter-commissaris in deze zaak geen machtiging af had mogen geven. De verdediging betwist dat de inzet van dit opsporingsmiddel dringend noodzakelijk was. Verder acht de verdediging de inzet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het betreft, zo stelt de verdediging, de inzet van dit zeer ingrijpende dwangmiddel gedurende een gedwongen verblijf in een (tweepersoons)cel, waardoor de verdachten zich niet hebben kunnen onttrekken aan de werking ervan en zij in beginsel 24 uur per dag er aan werden blootgesteld. In deze (gedwongen) situatie is de inbreuk op het recht op privacy, zoals verankerd in art. 8 van het Europees verdrag voor de Rechten van de mens (verder: EVRM), te ernstig.
De rechtbank overweegt als volgt.
De machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie is gegeven door de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie. In artikel 126l van het wetboek van Strafvordering (verder: Sv.) worden de verdere voorwaarden omschreven.
De bevoegdheid tot het doen van een vordering ligt bij de officier van justitie. In de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden d.d. 27 maart 2012 is een toetsingsprocedure omschreven die de officier van justitie op grond van de genoemde aanwijzing behoort te volgen. Ter zitting is mondeling aangeven door de officier van justitie dat de procedure is gevolgd en dat de vereiste toestemming voor de vordering en het vorderen van de verlenging aanwezig was ten tijde van het doen van die resp. vorderingen. Er is geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze mededeling, zodat de rechtbank er van uitgaat dat is voldaan aan alle (O.M.-interne) voorwaarden voor het kunnen doen van de vordering.
De rechtbank dient vervolgens te toetsen of de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verlenen van de schriftelijke machtiging en verlenging ervan.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, gelet op het navolgende. Gedurende het aan de inzet voorafgaande opsporingsonderzoek was de verdenking gerezen dat [medeverdachte 4] en [verdachte] beiden als medepleger betrokken waren bij de grootschalige schending van art. 10A Opiumwet in een georganiseerd verband. Bovendien bestond de verdenking dat beiden aan die misdrijven leiding gaven. De feitelijke situatie dat [medeverdachte 4] en [verdachte] samen verbleven in een tweepersoonscel binnen een Penitentiaire Inrichting, had tot gevolg dat in redelijkheid de te verwachten (nadere) resultaten van andere (bijzondere) opsporingsbevoegdheden beperkt zouden zijn. Deze verwachting kon bovendien mede worden gebaseerd op de resultaten van eerder ingezette bijzondere opsporingsmethoden.
De aard en omvang van de verdenking qua strafbare feiten betrof, zeker naar aard en omvang als geheel bezien, een (zeer) ernstige inbreuk op de rechtsorde, temeer omdat ook toen al de verdenking bestond dat [medeverdachte 4] en [verdachte] deze misdrijven pleegden vanuit een detentiesituatie. De hierboven omschreven strafbare feiten behoren, zo mogelijk, tot klaarheid te worden gebracht. De inzet van verstrekkende opsporingsmethoden was daarbij reëel noodzakelijk en daarom toelaatbaar. Daarbij betrekt de rechtbank nadrukkelijk dat geen sprake was van een “24-uurs”-inzet van dit (zware) opsporingsmiddel, maar dat er sprake was van een min of meer gerichte inzet op de tijdstippen waarop in redelijkheid de verwachting bestond dat tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] voor het strafrechtelijk onderzoek relevante gesprekken plaats zouden hebben.
Dat betekent dat de rechtbank de OVC-gesprekken als rechtmatig verkregen oordeelt en dat zij deze bezigt tot het bewijs. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
B. Bruikbaarheid politieverklaringen [medeverdachte 1] en betrouwbaarheid daarvan
Door de verdediging is in de zaken contra [verdachte] en [medeverdachte 6] voorts ten verweer betoogd dat de bij de politie afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1] om een tweetal redenen van het bewijs moeten worden uitgesloten. In de eerste plaats is daartoe onder verwijzing naar de zgn. Vidgen-jurisprudentie aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal terwijl de verdediging haar niet op een effectieve manier als getuige heeft kunnen ondervragen aangezien zij zich ter zitting als getuige steevast op haar verschoningsrecht heeft beroepen. Ten tweede is – in meer of mindere mate ook in de zaken tegen de andere verdachten- aangevoerd dat haar verklaringen wegens aantoonbare inconsistenties, tegenstrijdigheden en leugens als onbetrouwbaar terzijde moeten worden gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het onderhavige geval is verdachte [medeverdachte 1] op verzoek van de raadslieden van haar medeverdachten als getuige in de zaken contra die medeverdachten gehoord, zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting van de rechtbank. Zij heeft zich bij die gelegenheden steevast op haar verschoningsrecht beroepen en geweigerd om antwoord te geven op alle haar gestelde vragen. Het moet bij die stand van zaken aan de verdediging worden toegegeven dat, hoewel zij aan de getuige haar vragen heeft kunnen stellen, het haar niettemin aan een adequate en effectieve ondervragingsgelegenheid heeft ontbroken teneinde de verklaringen van deze getuige op haar betrouwbaarheid en geloofwaardigheid te toetsen. Het tot bewijs gebruiken van de door deze getuige bij de politie afgelegde en de verdachten belastende verklaringen zou onder deze omstandigheden in strijd kunnen komen met het bij art. 6 van het EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces wegens een schending van het ondervragingsrecht en alsdan ongeoorloofd zijn.
Van die ongeoorloofdheid is echter geen sprake indien de bij de politie afgelegde belastende verklaringen in belangrijke mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. Dit laatste moet aldus worden begrepen dat reeds voldoende is als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Daarvan is blijkens het hierboven weergegeven overzicht van bewijsmiddelen ontegenzeggelijk sprake, zodat de situatie waarop de Vidgen-jurisprudentie ziet, te weten het ongeoorloofde gebruik van belastende politieverklaringen indien er geen ondervragingsgelegenheid is geweest én zonder dat voldoende steun steunbewijs voorhanden is, zich in deze zaak niet voordoet. In zoverre faalt dus reeds het verweer.
Maar ook voor zover het verweer stoelt op de stelling dat de verklaringen van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn, kan het verweer niet slagen. De inhoud van haar verklaringen wordt, met name waar het de handelingen en rol van de medeverdachten betreft, op alle wezenlijke onderdelen in ruime mate bevestigd door de inhoud van andere bewijsmiddelen, waaronder de (inhoud van) de verklaringen van [getuige 1], die van andere medewerkers van [bedrijf 1], de tapgesprekken van [medeverdachte 1] en die van medeverdachten en de OVC-gesprekken. In de uitgewerkte bewezen verklaarde strafbare feiten staat dit hiervoor in detail uitgewerkt. Gelet op de veelheid aan bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar die gedeelten van dit vonnis. Naast het feit dat haar verklaringen in zodanige mate wordt bevestigd door overig bewijsmateriaal, merkt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] in een elftal verhoren nagenoeg volledige openheid van zaken heeft gegeven waarbij zij ook zichzelf in wezenlijke mate heeft belast. Weliswaar doet zij op sommige momenten voorkomen alsof haar rol minder is geweest dan uit de overige bewijsmiddelen kan worden afgeleid, maar dat doet niet in een zodanige mate afbreuk aan de kern van haar verklaringen dat zij als onbetrouwbaar of ongeloofwaardig zouden moeten worden aangemerkt.
Het verweer faalt in al zijn onderdelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 juni 2013 in Nederland en/of in Polen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, vervaardigen, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen door:
- zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededaders
- met een of meer van verdachtes mededaders en/of met een of meer bedrijven en/of personen in Polen overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt over de levering van een of meer hoeveelheden mierenzuur en formamide en zoutzuur en apaan en/of
- een grote hoeveelheden mierenzuur en/of formamide en/of zoutzuur en/of apaan, besteld en/of laten bestellen en/of gekocht en/of laten kopen en/of opgehaald en/of laten ophalen uit Polen en overgebracht of laten overbrengen naar Nederland en/aldus voorhanden gehad en/of
- een of meer personen in Polen geïnstrueerd en/of laten instrueren en/of betaald en/of laten betalen om de chemicaliën te zuiveren en stickers van de zending af te halen en/of
- het transport van chemicaliën (vanuit Polen naar Nederland) geregeld en/of laten regelen en/of contact (laten) onderhouden met chauffeurs en/of afspraken gemaakt over het transport en/of het lossen van de lading (chemicaliën) in Nederland en/of
- aantekeningen en documenten met betrekking tot de aankoop en/of levering van chemicaliën voorhanden gehad en/of
- geldbedragen bestemd voor de aankoop van mierenzuur en/of formamide en/of zoutzuur en/of apaan
* geregeld en/of laten regelen en
* weggebracht en/of laten wegbrengen naar [betrokkene] en
* in ontvangst genomen en/of laten) nemen door meer verdachten en/of
- betaald en/of laten betalen van een of meer medeverdachte(n) en/of perso(o)n(en) in Nederland en/of Polen voor werkzaamheden ten behoeve van de levering van chemicaliën bestemd voor de productie van synthetische drugs van Polen naar Nederland, bestaande onder meer uit het verrichten van vertaalwerkzaamheden en/of het doen van bestellingen en/of het regelen van transporten.
2.
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 juni 2013 in Nederland en in Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, te weten onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en[medeverdachte 3] en[medeverdachte 4] en[medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet, te weten het verrichten van handelingen zoals omschreven in artikel 10a eerste lid van de Opiumwet, zulks om telkens een feit als bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komen, verzoekt
de raadsman de straf te matigen ten opzichte van de eis aangezien het hier om voorbereidings- handelingen gaat en niet om een voltooid strafbaar feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit de bewezenverklaring volgt dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan het gedurende langere tijd grootschalig invoeren van chemicaliën die waren bestemd voor de productie van synthetische drugs, zoals amfetamine. Deze misdrijven staan aan de basis van (zeer) grootschalige productie van harddrugs, stoffen die zeer schadelijke gevolgen hebben voor de gebruikers ervan. Productie en handel in deze stoffen leidt bovendien vaak tot ernstige nevencriminaliteit. Dit alles rechtvaardigt al een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Niet alleen uit oogpunt van vergelding, maar –en vooral- ook om anderen er van te weerhouden dit soort misdrijven te plegen. Verdachte en zijn/haar medeverdachten werkten samen in een georganiseerd verband, een gegeven dat de rechtbank strafverzwarend weegt. Voor alle verdachten geldt dat zij bij dit alles hun eigen financiële voordeel zwaarder hebben laten wegen.
Voor verdachte geldt verder dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan misdrijven ter
zake de Opiumwet en voor die strafbare feiten veroordeeld is tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Hij en medeverdachte [medeverdachte 4] hebben bovendien binnen het georganiseerd verband een coördinerende en leidinggevende rol vervuld. Beide omstandigheden weegt de rechtbank mee in hun nadeel. Het gegeven dat verdachte ten tijde van deze nieuwe misdrijven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf uitzat, weegt de rechtbank in sterk strafverzwarende zin mee.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 10a en 11a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid of 11, derde, vierde en vijfde lid.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 17 september 2014.
.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal of bijlagen in een ordner wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren in het onder hierboven bij ‘bronnen’ of bijlagen daarvan.
2.Ordner 16, bijlage 3, p. 18.
3.Ordner 16, bijlage 4, p. 27 en 28
4.Proces-verbaal van relaas onderzoek, Ordner 16, p. 5 in verbinding met de facturen opgenomen in Ordner 16, bijlage 5, 6 en 7, p. 29, 32 en 35 ([bedrijf 1]) en Ordner 16, bijlage 10, 11 en 12, p. 42, 43 en 44 (verdachte [medeverdachte 1])
5.Ordner 16, bijlage 13, p. 49
6.Ordner 16, bijlage 13, p. 49
7.Ordner, 16, bijlage 13, p. 48
8.Ordner 16, bijlage 22, p. 172
9.Ordner 16, bijlage 25, p. 219
10.Ordner 16, bijlage 26, p. 222
11.Ordner 16, bijlage 28, p. 272 e.v.
12.Ordner 16, bijlage 29, p. 275 e.v.
13.Ordner 16, bijlage 30, p. 277
14.Ordner 16, bijlage 32, p. 280 e.v.
15.Ordner 16, bijlage 21, p. 175-177
16.Ordner 16, bijlage 13, p. 51
17.Ordner 19, p. 41 t/m 44
18.Ordner 19, p. 249
19.Ordner 19, p. 250 en 251
20.Proces-verbaal van bevindingen, ordner 19, p. 255 t/m 262
21.Ordner 19, loopproces-verbaal, p. 22
22.Proces-verbaal van stelselmatige observatie, ordner 19, p. 263 t/m 265
23.Verhoor van getuige[getuige 2] van 3 mei 2013, ordner 19, p. 266 t/m 268
24.Tapgesprek, ordner 19, p. 277
25.Tapgesprek, ordner 19, p. 278
26.Tapgesprek, ordner 19, p. 295
27.Tapgesprek, ordner 19, p. 296
28.Tapgesprek, ordner 19, p. 302
29.Tapgesprek, ordner 19, p. 303
30.Tapgesprek, ordner 19, p. 304
31.Tapgesprek, ordner 19, p. 305
32.Tapgesprek, ordner 19, p. 307 en 308
33.Tapgesprek, ordner 19, p. 310
34.Ordner 19, p. 343 en 344
35.Ordner 19, p. 358 en 359
36.Ordner 19, p. 369 t/m 376
37.Ordner 20, bijlage 3, p. 344 en 345.
38.Ordner 20, bijlage 2, p. 226 e.v.
39.Ordner 20, bijlage 2, p. 230.
40.Ordner 20, bijlage 2, p. 231 e.v.
41.Ordner 20, bijlage 3, p. 344 en 345
42.Ordner 20, bijlage 2, p. 228 e.v.
43.Ordner 20, bijlage 2, p. 234, p. 235 en p. 236
44.Ordner 20, bijlage 2, p. 237
45.Ordner 20, bijlage 2, p. 238-240
46.Ordner 20, bijlage 2, p. 241-242
47.Ordner 20, bijlage 2, p. 243-247
48.Ordner 20, bijlage 2, p. 248-251
49.Ordner 20, bijlage 2, p. 252-253
50.Ordner 20, bijlage 2, p. 254-255
51.Ordner 20, bijlage 2, p. 256
52.Ordner 20, bijlage 2, p. 257
53.Ordner 20, bijlage 2, p. 266
54.Ordner 20, bijlage 2, p. 267
55.Ordner 20, bijlage 2, p. 268-272
56.Ordner 20, bijlage 2, p. 273
57.Ordner 20, bijlage 2, p. 274-275
58.Ordner 20, bijlage 2, p. 277
59.Ordner 20, bijlage 2, p. 278
60.Ordner 20, bijlage 2, p. 289-291
61.Ordner 20, bijlage 2, p. 292
62.Ordner 20, bijlage 2, p. 294
63.Ordner 20, bijlage 2, p. 295
64.Ordner 20, bijlage 2, p. 296
65.Ordner 20, bijlage 2, p. 297 en p. 298 en p. 300 en p. 301
66.Ordner 20, bijlage 2, p. 299
67.Ordner 20, bijlage 2, p. 303, 304, 305
68.Ordner 20, bijlage 2, p. 306, 307 en 308
69.Ordner 20, bijlage 2, p. 310 en 311
70.Ordner 20, bijlage 2, p. 312-315
71.Ordner 20, bijlage 2, p. 316
72.Ordner 20, bijlage 2, p. 317
73.Ordner 20, bijlage 2, p. 318
74.Ordner 20, bijlage 2, p. 320
75.Ordner 20, bijlage 2, p. 321-338.
76.Ordner 20, bijlage 2, p. 339
77.Proces-verbaal van observatie op 12 januari 2013, Ordner 20, bijlage 6, p. 364
78.Een tapgesprek van 12 januari 2013 te 14.54 uur tussen [medeverdachte 1] en [persoon 4], Ordner 20, bijlage 2, p. 340
79.Proces-verbaal van observatie op 12 januari 2013, Ordner 20, bijlage 6, p. 364
80.Proces-verbaal van bevindingen van politie, ordner 21, bijlage 1, p. 506
81.Een aanvraagformulier onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut, ordner 21, bijlage 1, p. 519
82.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 17 juli 2013, opgemaakt door de deskundige A.G.A. Sprong, ordner 21, bijlage 1, p. 520
83.Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] en een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4], ordner 21, bijlage 7, p. 732-735 respectievelijk p. 736-738 in verbinding met het relaas proces-verbaal van politie, ordner 21, p. 504.
84.Ordner 21, bijlage 3, p. 544 en 545
85.Ordner 21, bijlage 3, p. 546
86.Ordner 21, bijlage 3, p. 551 en 552
87.Ordner 21, bijlage 3, p. 568
88.Ordner 21, bijlage 3, p. 554 t/m 558
89.Ordner 21, bijlage 3, p. 569 t/m 572
90.Ordner 20, bijlage 2, p. 254-255.
91.Ordner 22, bijlage 4, p. 27
92.Ordner 22, bijlage 4, p. 29
93.Ordner 22, bijlage 4, p. 31
94.Ordner 22, bijlage 4, p. 32
95.Ordner 22, bijlage 4, p. 34
96.Ordner 22, bijlage 4, p. 35
97.Ordner 22, bijlage 4, p. 37
98.Ordner 22, bijlage 4, p. 39
99.Ordner 22, bijlage 4, p. 40
100.Ordner 22, bijlage 4, p. 45
101.Ordner 22, bijlage 2, p. 18 e.v.
102.Tapgesprekken van 8 maart 2013 te 16:12 uur, 18:35 uur, 19:32 uur tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2], opgenomen in ordner 22, bijlage 4, p. 47, 48 en 49.
103.Tapgesprek van 8 maart 2013 te 20:52 uur, ordner 22, bijlage 4, p. 50
104.Ordner 22, bijlage 2, p. 24 e.v.
105.Tapgesprekken van 9 maart 2013 te 10:33 uur, te 11:43 uur en 15:01 uur tussen verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3], Ordner 22, bijlage 4, p. 51, 52 en 53.
106.Ordner 12, persoonsdossier verdachte [medeverdachte 2], p. 178.
107.Proces-verbaal observeren van 21 mei 2013, ordner 22, bijlage F, p. 17 en 18
108.Proces-verbaal van bevindingen van 30 april 2013, ordner 22, bijlage F, p. 40 en 41
109.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 7] van 30 april 2013, ordner 22, bijlage F, p. 42 en 43
110.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 27 juni 2013, ordner 22, bijlage F, p. 103 t/m 111
111.Tapgesprek van 30 april 2013 9.08 uur, ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 2], p. 175
112.Tapgesprek van 30 april 2013, 22.07 uur, ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 2], p. 176
113.Proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2013 met bijlagen, ordner 22, bijlage F, p. 48 t/m 51 en 58
114.Rapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 juli 2013, ordner 22, bijlage F, p. 52 t/m 54
115.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 27 juni 2013, ordner 22, bijlage F, p. 103 t/m 111
116.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 27 juni 2013, ordner 22, bijlage F, p. 103 t/m 111
117.Tapgesprek van 30 april 2013 10.40 uur, ordner 22, bijlage F, p. 68 en 69
118.Tapgesprek van 30 april 2013 16.40 uur, ordner 22, bijlage F, p. 72
119.Tapgesprek van 30 april 2013 18.10 uur, ordner 22, bijlage F, p. 73
120.Tapgesprek van 11 april 2013 18.51 uur, ordner 22, bijlage F, p. 62
121.Tapgesprek van 17 april 2013 14.30 uur, ordner 22, bijlage F, p. 63
122.Tapgesprek van 20 april 2013 14.29 uur, ordner 22, bijlage F, p. 64
123.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 27 juni 2013, ordner 22, bijlage F, p. 103 t/m 111
124.Tap van 24 april 2013 15.45 uur, ordner 22, bijlage F, p. 65
125.Proces-verbaal van bevindingen tap, ordner 22, bijlage F, p. 9
126.Tapgesprek van 29 april 2013 12.41 uur, ordner 22, bijlage F, p. 66 en 67
127.Proces-verbaal van bevindingen, ordner 22, bijlage F, p. 10
128.Tapgesprek van 2 mei 2013 19.07 uur, ordner 22, bijlage F, p. 76
129.Tapgesprek van 4 mei 2013, ordner 22, bijlage G, p. 72
130.OVC gesprek 1 mei 2013, ordner 22, bijlage G, p. 51 t/m 53
131.OVC gesprek 2 mei 2013, ordner 22, bijlage G, p. 61, 62, 68, 69
132.OVC gesprek 29 april 2013, ordner 22, bijlage F, p. 77 t/m 79
133.OVC gesprek 1 mei 2013, ordner 22, bijlage G, p. 51 t/m 53
134.OVC gesprek 2 mei 2013, ordner 22, bijlage G, p. 61, 62, 68, 69
135.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 4 juni 2013 10.50 uur, ordner 22, bijlage G, p. 31 t/m 39
136.Eind-proces-verbaal bever, ordner 15, p. 72 en verder, opgemaakt door [verbalisant 7], tekst melding op p. 76.
137.Idem, p. 78 - 79
138.Idem, p. 85
139.Idem: beide getuigen kort vermeld op p. 86
140.Idem, getuigen en medeverdachte: p. 87 en 88.
141.Idem, p. 105, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
142.Idem, p. 106, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
143.Idem, p. 107, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
144.Idem, p. 109, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
145.Idem, p. 110, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
146.Idem, p. 111, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
147.Idem, p. 112, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
148.Idem, p. 113 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
149.Idem, p. 114 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
150.Idem, p. 115 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
151.Idem, p. 116 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
152.Idem, p. 117 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
153.Idem, p. 118 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
154.Idem, p. 119 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
155.Idem, p. 120 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
156.Idem, p. 121 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95,
157.zie noot 21, p. 122
158.Idem, p. 123 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
159.Idem, p. 124 voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
160.Idem, p. 125, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
161.Idem, p. 126, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
162.Idem, p. 127, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
163.Als noot 27, p. 128
164.Idem, p. 129, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
165.Idem, p. 134, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
166.Idem, p. 135, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
167.Idem, p. 136, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
168.Idem, p. 137 en 138, voor de vertaling is de rekening opgezocht in het overzicht op p. 95
169.Proces-verbaal Bever, ordner 15-1, p. 145.
170.Idem, pagina’s 149, 150,152,153 en 154 (facturen [medeverdachte 1]) en pagina’s 157, 158,160,161 en 162 betreft de facturen uit de administratie van [bedrijf 1].
171.P. 164-166
172.P. 167 - 170
173.P. 171 - 172
174.P. 173 - 174
175.P. 181
176.P. 185 -186
177.Pp. 188-190
178.P. 194
179.Pp. 198 e.v.
180.P. 204
181.P. 201, voor de foto’s van het glaswerk: pp. 205, 206 en 208, aangetroffen in kamer van [medeverdachte 2] bij schoonouders in Polen.
182.P. 214
183.P. 217 e.v.
184.P. 221
185.P. 222
186.P. 223
187.P. 227
188.P. 228
189.P. 228, zie ook noot 46.
190.P. 231-232
191.P. 232
192.P. 234, met een “rooitje” wordt 1000 euro bedoeld, Rb.
193.P. 236
194.P. 238
195.P. 239, het gaat om 70 20 litercans zoutzuur en 30 vaten van 20 liter formamide.
196.P. 239
197.P. 241 e.v.
198.Brabants voor: (o.a.) verder, Rb.
199.P. 247 e.v.
200.P 249, onderaan
201.P. 259 e.v.
202.P. 263 e.v.
203.P. 271 e.v.
204.P. 280 e.v.
205.P. 286 e.v.
206.P. 291 e.v.
207.P. 303 e.v.
208.P. 312
209.P. 323 e.v.
210.P. 333 e.v.
211.P. 340 e.v.
212.P. 343 e.v.
213.P. 349 e.v.
214.P. 355
215.P. 372
216.P. 379 en 380, zie noten 103 en 104 voor vertaling
217.P. 373 en 382 (vertaling: p 383)
218.P. 394 – 395, pp. 404 - 405
219.P. 374, p. 407 e.v. , foto p 414
220.Monomethylamine, Rb.
221.P. 438 e.v.
222.P. 442 e.v.
223.P. 445
224.P. 447 .
225.P. 448
226.Twee opeenvolgende sms-berichten pp. 451 en 452.
227.P. 454, 455 en 456 p. 457 is een correctiefactuur voor 300 kilogram monomethylamine.
228.Facturen 459 – 462, op de factuur staat een verwijzing naar de eerdere factuur (nummer)
229.P. 480 e.v., aan de hand van het “verhoorplan” en de foto’s opgenomen op pp. 463 e.v.
230.Foto 8 bevindt zich op p. 475 van het proces-verbaal
231.Foto 5 bevindt zich op p. 476 van het proces-verbaal
232.Foto 4 bevindt zich op p. 477 van het proces-verbaal
233.Foto 3 bevindt zich op p. 478 van het proces-verbaal
234.Foto 9 bevindt zich op p. 479 van het proces-verbaal
235.P. 486
236.proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 14 juli 2014, van de rechter-commissaris in deze rechtbank
237.P. 502 e.v.
238.P. 514 e.v.
239.P. 523 e.v.
240.P. 531 e.v.
241.P. 538 e.v.
242.P. 551 e.v.
243.P. 554
244.P. 556 e.v.
245.P. 558
246.P. 561
247.P. 565 e.v.
248.Foto: p. 569
249.Foto: p. 570
250.Foto p 575
251.Foto p. 571
252.Foto p. 572
253.Foto p. 574
254.P. 576 e.v., p. 579 noemt als einde verhoor 6 juni 2013, omstreeks 16.08 uur.
255.P. 578
256.P. 580 e.v.
257.P. 582
258.P. 593 e.v.
259.Foto: p 598
260.P. 595, het deel na de @ is weggelaten.
261.P. 596 onderaan, p. 597 bovenaan.
262.P. 599
263.P. 602
264.P. 605
265.P. 608 e.v.
266.P. 609
267.P. 612
268.P. 622 e.v.
269.P. 614
270.P. 615
271.P. 616 bovenaan
272.P. 617
273.P. 618
274.P. 620.
275.P. 629
276.P. 631
277.P. 632, bovenaan
278.P. 633
279.P. 634
280.P. 635
281.P. 636
282.P. 637 e.v.
283.P. 640
284.P. 641
285.P. 642-643
286.P. 643
287.P. 654 e.v.
288.P. 656
289.P. 658, zie ook p. 681, berichten zijn verzonden naar [telefoonnummer 1]
290.P. 659
291.P. 660
292.P. 660
293.P. 661
294.P. 662
295.de sms-berichten met nrs. 234 t/m 237 zijn verzonden tussen 14.56 uur en 15.06 uur
296.Sms verzonden vanaf [telefoonnummer 7], idem sms berichten 276, 277, 278,279 en 282, sms-berichten 276 t/m 279 zijn verstuurd tussen 20.18 uur en 20.24 uur.
297.Verzonden vanaf [telefoonnummer 7], zie verklaring [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 3] deze post heeft verzonden voor haar
298.P. 716 e.v.
299.Gesprek weergegeven op p. 733
300.P. 718, onderaan blz.
301.P. 719
302.P. 720
303.P. 720
304.Document RE616.01.05.001, lijst afgedrukt op p. 727, opvallend is dat bij zoutzuur de toevoeging =/- 37% staat vermeld.
305.P. 721.
306.P. 723
307.P. 730
308.P. 731
309.P. 733
310.P. 735 e.v.
311.P. 748 e.v.
312.P. 749
313.P. 749, verdachte noemt zelf [bedrijf 1] op p. 752
314.P. 750
315.Pp. 750- 752
316.P. 753
317.Zie p. 753, bovenaan, het tapgesprek (p. 770) gaat (zegt v.) over het “wegwerken” van documenten.
318.P. 755
319.P. 757 t/m 768, uitleg bij foto’s in afzonderlijk p.v. p. 769.
320.P. 772-773, zie ook p. 776 midden op de blz, opnieuw over de 17.000.
321.P. 774,
322.P. 779
323.P. 785-786 (bovenaan)
324.P. 790 e.v.
325.P. 792, de genoemde chemische naam op p 794, chloorwaterstofzuur (HCl) is de officiële (logische) benaming voor zoutzuur, Rb.)
326.P. 802
327.P. 803
328.P. 804/805, p. 800
329.P. 807 e.v. , in Polen is in de woning van de ouders van de vriendin van [medeverdachte 2] een dergelijke bol en een dergelijke koeler gevonden, Rb.
330.P. 820.
331.P. 822
332.P. 824
333.P. 826, onderaan
334.P. 827
335.P. 829
336.P. 832
337.P. 833, bovenaan.
338.P. 835
339.P. 836.
340.P. 843, identificatie ook gelet op inhoud en de naam en geboortedatum van de zoon van [medeverdachte 2]: [naam 2] en 21 augustus
341.P. 843
342.P. 846
343.P. 850
344.P. 851
345.P. 852
346.P.865, p. 883
347.P. 867, idem 886. Van belang is het tapgesprek op p. 887 tussen [getuige 1] en [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 1]. richting [getuige 1]. nader ingaat op dit gesprek.
348.P. 869
349.Zie tevens noot 168 t.a.v. de vermelding “zoutzuur 37%”
350.Zie P. 843, identificatie in gesprek van 5 minuten later ook gelet op inhoud en de naam en geboortedatum van de zoon van [medeverdachte 2]: [zoontje] en 21 augustus,
351.P. 874, zie ook weergave gesprek p. 843.
352.P. 889