In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 5 september 2014, zijn twee zaken behandeld die betrekking hebben op de verplichting van een dakloze eiser om gebruik te maken van de nachtopvang. De rechtbank oordeelt dat de verplichting om gebruik te maken van de nachtopvang niet kan worden opgelegd op basis van artikel 55 van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft aangetoond dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verplichting om gebruik te maken van de nachtopvang en het doel van arbeidsinschakeling. De eiser had eerder een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken omdat hij niet op uitnodigingen van verweerder reageerde. Bij een later besluit werd de bijstandsuitkering opnieuw toegekend, maar met de voorwaarde dat hij gebruik moest maken van de nachtopvang. Eiser heeft echter geen gebruik gemaakt van de nachtopvang, omdat hij zich daar niet veilig voelde en de voorkeur gaf aan overnachten bij vrienden.
De rechtbank overweegt dat de verplichting om gebruik te maken van de nachtopvang een ernstige inbreuk maakt op de bewegingsvrijheid en privacy van de eiser. De rechtbank concludeert dat de verplichting niet kan worden opgelegd, omdat verweerder niet heeft aangetoond dat deze verplichting noodzakelijk is voor arbeidsinschakeling. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van verweerder en verklaart de beroepen gegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van daklozen en de voorwaarden die aan bijstandsverlening worden gesteld.