ECLI:NL:RBOBR:2014:5196

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
01/825316-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak Middelbeers: Verkrachting en ontucht met minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is verdachte beschuldigd van meerdere zedendelicten, waaronder verkrachting en ontucht met een minderjarige. De rechtbank heeft op 3 september 2014 uitspraak gedaan na een uitgebreid proces dat begon met de aangifte van het slachtoffer op 17 april 2012. Het slachtoffer, dat op het moment van de feiten vijftien jaar oud was, heeft verklaard dat verdachte, een vriend van haar vader, haar in de periode van 2006 tot 2010 heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zijn positie als huisvriend heeft misbruikt om het slachtoffer te dwingen tot seksuele handelingen. De feiten vonden plaats in verschillende contexten, waaronder in een vijverhuis in België en op een camping in Ottoland. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, mede door de consistentie en de gedetailleerdheid van haar verklaringen. De rechtbank heeft verdachte schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen en verkrachting, en heeft hem een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, waarbij het slachtoffer recht heeft op een schadevergoeding van € 8.092,02, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, en benadrukt dat slachtoffers van zedendelicten vaak langdurig psychische gevolgen ondervinden van hun ervaringen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/825316-12
Datum uitspraak: 03 september 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [adres], [woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2014 en 20 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij (voorlopige) dagvaarding van 30 december 2013. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 augustus 2014 is gewijzigd conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2006
tot en met 1 november 2006 te Middelbeers, gemeente Oirschot, meermalen,
althans éénmaal door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
het duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina van die
[slachtoffer] en/of het zich laten pijpen door die [slachtoffer],
en/of bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit
- dat hij, verdachte, als (huis)vriend en/of collega (van de vader) van die
(minderjarige) [slachtoffer] veelvuldig contact had met die [slachtoffer]
en/of (aldus) een vertrouwensrelatie met die [slachtoffer] heeft opgebouwd
waardoor hij, verdachte geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had en/of
- het fysieke overwicht dat verdachte heeft op die [slachtoffer] en/of
- dat verdachte die [slachtoffer] heeft ontvangen in zijn, verdachtes.
woning en/of
- dat verdachte (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd
“Kijk die film mee af.’ (waardoor die [slachtoffer] alleen met hem, verdachte,
achterbleef en/of
- dat verdachte onverhoeds het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt
en/of (vervolgens) naar/in de richting van zijn. verdachtes, penis heeft
geduwd/gedrukt en/of tegen die [slachtoffer] gezegd: “Ik wil dat je me
pijpt. en/of Ik wil dat je eraan zuigt.” en/of
- dat hij verdachte zijn, verdachtes, penis, onverhoeds heeft geduwd/gebracht
in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan:
[artikel 242 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2006
tot en met 1 november 2006 te Middelbeers, gemeente Oirschot, een of meermalen
door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten het grote
leeftijdsverschil en/of het zijn van de (huis)vriend en/of collega van (de
vader van) [slachtoffer] een persoon, [slachtoffer]. geboren op [1990 1]
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen
ontuchtige handelingen, te weten het nemen van zijn, verdachtes, penis in haar
mond en/of vagina en/of het aftrekken en/of pijpen van de penis van verdachte.
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden:
artikel 248a Wetboek van Strafrecht:
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 1 september 2007 te
Ottoland, gemeente Graafstroom., door geweld of(een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feiteljkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [1990 1]) heeft gedwongen
tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer],
te weten betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of het zoenen in de nek en/of het vingeren van
die [slachtoffer].
en/of bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- dat hij, verdachte, als (huis)vriend en/of collega (van de vader) van die
(minderjarige) [slachtoffer] veelvuldig contact had met die [slachtoffer]
en/of (aldus) een vertrouwensrelatie met die [slachtoffer] heeft opgebouwd
waardoor hij, verdachte geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had en/of
- het fysieke overwicht dat verdachte heeft op die [slachtoffer] en/of
- het afzonderen van die [slachtoffer] in het water (achter/onder een vlot)
en/of
- het onverhoeds vastpakken bij de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer]
en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
het (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 1 september 2007 te
Ottoland, gemeente Graafstroom, een of meermalen door giften of beloften van
geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht of door misleiding, te weten het grote leeftijdsverschil en/of het
zijn van de (huis)vriend en/of collega van (de vader van) [slachtoffer] een
persoon, [slachtoffer], geboren op [1990 1] waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten
het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of het zoenen in de nek
en/of het vingeren van die [slachtoffer] te plegen of zodanige handelingen van
verdachte te dulden;
artikel 248a Wetboek van Strafrecht;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 31 januari 2010
in Nederland (in een hotel), door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes
penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het vervolgens hebben van
gemeenschap met die [slachtoffer] en/of het betasten van de borst(en) van die
[slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- dat hij, verdachte die [slachtoffer] voor haar weekendverlof vanaf de
instelling heeft opgehaald en/of haar (vervolgens) heeft meegenomen naar een
hotel en/of
- dat hij, verdachte, als (huis)vriend en/of collega (van de vader) van die
[slachtoffer] veelvuldig contact had met die [slachtoffer] en/of (aldus)
een vertrouwensrelatie met die [slachtoffer] heeft opgebouwd waardoor hij,
verdachte geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had en/of
- het fysieke overwicht dat verdachte heeft op die [slachtoffer] en/of
- dat verdachte (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd
“Dat wil je wel, geef maar toe datje het wel fijn vindt”en/of
- het aan de kant duwen van de benen van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds heeft duwen/brengen van zijn, verdachtes penis, in de vagina
van die [slachtoffer] en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht:
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 oktober 2006 in
de gemeente Neerpelt (België), althans in België met [slachtoffer] (geboren[1990 2]
), die de leeftijd van twaalfjaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij in de periode gelegen tussen 1 juni 2006 tot 5 oktober 2006, toen [slachtoffer] 15 jaar was, ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen, alsmede dat hij in de periode daarna, die duurde tot en met 31 januari 2010, [slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen tot het verrichten of dulden van dergelijke seksuele handelingen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de aangifte van het slachtoffer in twijfel dient te worden getrokken, alsmede dat niet aan het vereiste van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Derhalve verzoekt de verdediging de rechtbank om verdachte integraal vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op 17 april 2012 heeft [slachtoffer] [2] (hierna te noemen: [slachtoffer]) aangifte gedaan van seksueel misbruik vanaf haar vijftiende levensjaar, gepleegd door een collega / vriend van haar vader, genaamd [verdachte].
Op een verjaardag van haar broertje in juni, kwam verdachte ook. Dat was de eerste keer dat [slachtoffer] hem na lange tijd weer zag. Een paar dagen later belde verdachte [slachtoffer] op en vroeg aan haar of zij meeging naar zijn vijverhuis in België. Verdachte zei dat hij contact had gehad met de vader van [slachtoffer] en die vond het goed. [slachtoffer] is toen meegegaan. In het vijverhuis heeft verdachte [slachtoffer] gestreeld. Diezelfde maand vroeg verdachte haar nog een keer om mee te gaan naar het vijverhuis. Ook toen zei hij dat de vader van [slachtoffer] het goed vond. In het vijverhuis begon verdachte met strelen en met voelen aan haar borsten, vervolgens ging verdachte in haar broek. Verdachte wilde seks, maar [slachtoffer] wilde dat niet. Verdachte zei tegen [slachtoffer]: “Dat wil je wel, dat vind je fijn, let maar op dat je het dadelijk wel fijn vindt”. Ondertussen deed verdachte [slachtoffer] broek en onderbroek naar beneden. Verdachtes broek en onderbroek zaten op zijn enkels en hij had zijn schoenen nog aan, toen verdachte zijn piemel in haar vagina heeft gestopt. Verdachte zei: “Oh, ik moet nou stoppen, want ik kan niet klaarkomen, anders word je misschien nog zwanger”. In het vijverhuisje heeft verdachte twee keer seks gehad met [slachtoffer]. [3] [4] , [5]
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij het vijverhuis in Neerpelt in België, van zijn vader had geërfd. [6] [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat het misbruik plaatsvond vanaf juni 2006. [7]
Als verdachte [slachtoffer] benaderde om iets te gaan doen, had verdachte dat eerst met [slachtoffer] vader overlegd. Het was zelfs zo dat als verdachte [slachtoffer] belde en zei dat ze niet met hem wilde afspreken, verdachte vervolgens haar vader belde en aan haar vader vroeg of hij [slachtoffer] ergens mee naar toe mocht nemen. [slachtoffer]’s vader gaf daarvoor dan toestemming, vervolgens belde verdachte [slachtoffer] en zei dat haar vader het goed vond en vroeg waarom [slachtoffer] niet mee wilde gaan. Verdachte zette haar voor het blok. [8]
[persoon 1], de moeder van [slachtoffer], heeft op 29 april 2012 verklaard dat verdachte [slachtoffer] vanaf haar het allereerste contact altijd belde en sms-te. Als verdachte [slachtoffer] niet te pakken kon krijgen, regelde verdachte via haar man dat [slachtoffer] met verdachte meeging. Verdachte heeft [slachtoffer] ook gebeld om haar mee te nemen naar het vijverhuis. [9]
[getuige 3] heeft op 2 augustus 2012 verklaard dat [slachtoffer] aan die [getuige 3], in zijn hoedanigheid als psycholoog / psychotherapeut, heeft verteld dat verdachte [slachtoffer] heeft meegenomen naar het vijverhuis in België, haar direct beetpakte en dat er toen penetratie heeft plaatsgevonden. [10]
[slachtoffer] heeft verklaard dat de ergste ervaring plaatsvond tijdens de zomervakantie van 2006 of 2007 op [camping]in Ottoland. Ze was aan het zwemmen in een vis-/zwemvijver met een vlot erin. Toen ze daar met zijn allen aan het zwemmen waren, moest [slachtoffer] van verdachte telkens onder het vlot komen. Het vlot lag op het water maar tussen het water en het vlot zat nog lucht. Verdachte pakte haar dan vast en zat telkens aan haar. Verdachte zoende [slachtoffer] in haar nek, zat aan haar borsten onder haar bikinitopje en hij zat in haar bikinibroekje en vingerde haar. Verdachte ging met zijn vinger in haar vagina en bewoog op en neer, seksuele bewegingen. [slachtoffer] vond het zo erg omdat iedereen erbij was en verdachte dat toch kon doen zonder dat iemand het zag. Dat was vanwege het troebele water. Als verdachtes dochters of [slachtoffer]’s broertje vroegen waarom zij telkens onder het vlot zaten, ging verdachte even naar hen toe. Wanneer [slachtoffer] dan probeerde weg te zwemmen, riep verdachte haar weer terug. [11]
[slachtoffer] vader, [persoon 2], heeft tevens verklaard dat ze sinds acht jaar op vakantie gaan naar [camping]te Ottoland. Daar is een afgraving waar je kunt zwemmen. Verdachte is daar ook geweest, ook met verjaardagen, dan zat verdachte het liefst bij de jeugd in de leeftijdscategorie van [slachtoffer]. [12] [slachtoffer] moeder, [persoon 1], heeft eveneens verklaard dat ze met [slachtoffer] op vakantie zijn geweest bij [camping]te Ottoland. In de visvijver aldaar kon je zwemmen. Verdachte heeft daar ook een keer gezwommen, daar waren ook zijn eigen kinderen bij aanwezig. [13] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel eens bij de familie van aangeefster op [camping]in Ottoland is geweest. [14]
Tijdens het aanvullend verhoor op 19 april 2012 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij twee of drie nachten in Middelbeers in de woning van verdachte heeft gelogeerd. Toen ze ’s-avonds op de bank in aanwezigheid van de partner van verdachte een film zaten te kijken zei [slachtoffer] dat ze naar bed ging. Verdachte zei tegen haar: “Nee, kijk die film maar mee af”. Toen de partner van verdachte naar bed ging, trok verdachte zijn trainingsbroek open en pakte [slachtoffer] haar hand, deed haar hand in zijn broek waarna zij hem moest aftrekken. Verdachte legde zijn hand op haar hand waarmee ze zijn piemel vast hield en bewoog haar hand op en neer. Vervolgens ging verdachte voor [slachtoffer] staan en zei: “Ik wil dat je mij pijpt”. [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde, toen zei verdachte: “Ik wil dat wel” en pakte haar hoofd vast en duwde zijn piemel in haar mond. Verdachte zei: “Ik wil dat je er aan likt en zuigt”. Dat heeft [slachtoffer] gedaan. Verdachte had een hand op haar hoofd liggen en gaf daarmee af en toe een duwtje. Toen zij boven haar tanden ging poetsen, zag ze dat haar tong bloedde. Een paar weken daarvoor had [slachtoffer] een tong piercing laten zetten.
De volgende avond toen verdachtes kinderen en diens partner weer naar bed gingen, moest [slachtoffer] wederom blijven zitten van verdachte. In de keuken zette verdachte [slachtoffer] tegen het aanrecht aan en trok hij haar pyjamabroek naar beneden en stopte zijn piemel in haar vagina. Dit alles gebeurde in de herfstvakantie van 2006. Dat weet [slachtoffer] nog omdat ze toen haar tongpiercing al had laten zetten en dat deze pas gezet mag worden als je 16 jaar oud bent zonder toestemming van je ouders. [15] [getuige 1] heeft op 4 september 2012 verklaard dat [slachtoffer] een tongpiercing had gekregen als cadeau voor haar zestiende verjaardag. [16]
[slachtoffer]’s vader, [persoon 2], heeft verklaard dat [slachtoffer] regelmatig bij verdachte bleef logeren in Middelbeers en in Lommel. [17]
[getuige 2], de vriend van [slachtoffer], heeft op 18 mei 2012 verklaard dat hij in mei / juni 2011 sms’jes heeft gelezen welke afkomstig waren van verdachte en gericht aan [slachtoffer]. Verdachte sms’te dat [getuige 2] [slachtoffer] niet zou waarderen en dat [getuige 2]alleen maar seks met haar wilde en dat alleen verdachte [slachtoffer] kon begrijpen. [18]
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering zich niet in algemene zin laat beantwoorden maar een beoordeling van het concrete geval vergt.
Ten aanzien van de uitgebreide aangifte door [slachtoffer] valt op dat deze zeer veel details bevat over de context (plaats, tijd en andere omstandigheden) waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De verklaringen van de vader en moeder van [slachtoffer] over het zwemmen door verdachte in de visvijver op de camping in Ottoland en over het vijverhuis van verdachte in Neerpelt (België) bevestigen significante elementen uit aangifte van [slachtoffer]. De verklaring van getuige [getuige 1] bevestigt de tongpiercing vlak na de 16e verjaardag van [slachtoffer]. Gelet op deze bevestiging van de delictcontext is voldaan aan het vereiste bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank constateert dat het bewijs in aanmerkelijke mate steunt op de verklaring van [slachtoffer]. Voor het oordeel over de betrouwbaarheid van die verklaringen acht de rechtbank van belang dat, zoals eerder opgemerkt, door [slachtoffer] zeer veel details genoemd zijn over de context (plaats, tijd en andere omstandigheden) waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Voorts zijn de verklaringen van [slachtoffer] innerlijk consistent. Daaraan doet niet af dat [slachtoffer] in eerste instantie verklaard heeft dat het misbruik begon in juni 2005 terwijl zij later verklaarde dat het misbruik in juni 2006 is begonnen. Zij is hier zelf op teruggekomen en heeft een logische en zeer begrijpelijke verklaring gegeven voor dit gewijzigde inzicht. Details uit de verklaringen van [slachtoffer] zijn voorts consistent met hetgeen zij aan anderen, zoals getuige [getuige 3], heeft verteld.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de geloofwaardigheid van aangeefster buiten redelijke twijfel staat.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte de dader is van de hieronder bewezenverklaarde feiten 1 subsidiar, 2 primair en 4 wordt verder versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring niet willen geven.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en feit 3.

Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat aangeefster de seksuele handelingen zoals onder feit 1 en 3 ten laste gelegd onder invloed van geweld of bedreiging met geweld heeft ondergaan. Voor het antwoord op de vraag of sprake is geweest van (bedreiging met) feitelijkheden die dwang opleveren, acht de rechtbank het volgende van belang.
De eerste seksuele handelingen vonden plaats toen aangeefster 15 jaar oud was (feit 4). Verdachte was toen 42 jaar. Kort daarvoor had aangeefster verdachte leren kennen als collega en tevens vriend van haar vader. Door de hoedanigheid van het zijn van vriend van aangeefsters vader en het grote leeftijdsverschil had verdachte onmiskenbaar een geestelijk overwicht op aangeefster. De seksuele handelingen die aangeefster heeft verricht en ondergaan toen zij kort na haar zestiende verjaardag in de woning van verdachte logeerde (feit 1), zijn naar het oordeel van de rechtbank het gevolg van dit geestelijk overwicht dat verdachte op aangeefster had. Dit enkele overwicht kan niet worden aangemerkt als een feitelijkheid die dwang oplevert in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht. De overige in de tenlastelegging omschreven feiten die dwang kunnen opleveren – het fysieke overwicht, de toon waarop verdachte sprak en het onverhoedse karakter van het brengen van aangeefsters hoofd in de richting van de penis van verdachte en het brengen van verdachtes penis in de vagina van aangeefster – volgen niet uit de bewijsmiddelen, althans wordt het door aangeefster niet op zodanige wijze beschreven dat dit dwang oplevert als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht.
Op de camping in Ottoland heeft aangeefster seksuele handelingen ondergaan, waaronder het seksueel binnendringen met een vinger in de vagina (feit 2). De aldaar ondergane seksuele handelingen hebben naar het oordeel van de rechtbank wél onder invloed van dwang in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht plaatsgevonden. Behalve het geestelijk overwicht dat verdacht op aangeefster had, heeft verdachte aangeefster toen in een zwemvijver onder een vlot afgezonderd en haar aldaar onverhoeds vastgepakt en betast en is hij met een vinger binnengedrongen in haar vagina.
Toen aangeefster op 19-jarige leeftijd seksuele handelingen verrichtte en onderging in een hotel (feit 3), bestond tussen verdachte en haar nog steeds een situatie van geestelijk overwicht. De rechtbank ziet in het ophalen van de instelling waar aangeefster toen verbleef en het meenemen naar een hotel echter geen bijkomende omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat van dwang sprake is geweest. De overige in de tenlastelegging omschreven feiten die dwang kunnen opleveren – het fysieke overwicht, de toon waarop verdachte sprak en het onverhoedse karakter van het brengen van verdachtes penis in de vagina van aangeefster – volgen niet uit de bewijsmiddelen, althans wordt het door aangeefster niet op zodanige wijze beschreven dat dit dwang oplevert als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverweging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 4 wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht verdachte derhalve schuldig aan verleiding, verkrachting en het seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
subsidiair
op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2006 tot en met 1 november 2006 te Middelbeers, gemeente Oirschot, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het grote leeftijdsverschil en het zijn van de (huis)vriend en collega van (de
vader van) [slachtoffer] een persoon, [slachtoffer], geboren op [1990 1]
waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het nemen van zijn, verdachtes, penis in haar mond en/of vagina en/of het aftrekken en/of pijpen van de penis van verdachte,
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
2.
in de periode van 1 juni 2006 tot en met 1 september 2007 te Ottoland, gemeente Graafstroom., door feitelijkheden [slachtoffer] (geboren [1990 1]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten betasten van de borsten van die [slachtoffer] en het zoenen in de nek en het vingeren van die [slachtoffer].
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit
- dat hij, verdachte, als (huis)vriend en collega (van de vader) van die (minderjarige)
[slachtoffer] veelvuldig contact had met die [slachtoffer] en aldus een
vertrouwensrelatie met die[slachtoffer] heeft opgebouwd waardoor hij, verdachte
geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had en
- het fysieke overwicht dat verdachte heeft op die [slachtoffer] en
- het afzonderen van die [slachtoffer] in het water (achter/onder een vlot) en
- het onverhoeds vastpakken bij de borsten en vagina van die [slachtoffer] en
het aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
in de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 oktober 2006 in de gemeente Neerpelt (België), met [slachtoffer] (geboren [1990 1]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft naast het pleidooi tot vrijspraak geen standpunt ingenomen ten aanzien van een op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte betrof de beste vriend en collega van de vader van het slachtoffer [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] vijftien jaar was, heeft verdachte [slachtoffer], met toestemming van haar vader, meegenomen naar verdachtes vijverhuisje in Neerpelt alwaar hij ontuchtige handelingen met haar pleegde, mede bestaande uit het seksueel binnendringen. Nadien heeft herhaaldelijk en gedurende een langere periode seksueel misbruik plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] tenminste eenmaal door verdachte is gedwongen. In die situatie van dwang moest zij dulden dat verdachte met zijn vinger in haar vagina binnendrong. Verdachte heeft van zijn positie als goede huisvriend misbruik gemaakt om [slachtoffer] te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Verdachte zou juist als goede huisvriend (mede) moeten zorgen voor een veilige en beschermde omgeving voor [slachtoffer], zeker gelet op het feit dat [slachtoffer] op achtjarige leeftijd een traumatische (seksuele) ervaring heeft meegemaakt. De rechtbank rekent verdachte dan ook zwaar aan dat hij geen rekening heeft gehouden met de belangen van [slachtoffer] en zijn eigen seksuele behoeften voorop heeft gesteld. Door zijn handelwijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat [slachtoffer] last heeft van de psychische gevolgen blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring van 8 januari 2014. Bovendien kan de rechtbank, mede op basis van de behandeling ter terechtzitting, zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte de laakbaarheid van zijn handelen niet inziet.
De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juli 2014 blijkt dat verdachte niet eerder werd veroordeeld ter zake strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie niet tweemaal verkrachting heeft bewezenverklaard, maar eenmaal verkrachting, bestaande uit het seksueel binnendringen met een vinger in de vagina, en daarnaast het seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar en verleiding gedurende een langere periode. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] integraal toewijsbaar is met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten 1 subsidiair, 2 primair en 4 toegebrachte schade, in haar geheel toewijsbaar. Dat verdachte gedeeltelijk wordt vrijgesproken maakt niet dat de thans gevorderde schadevergoeding voor de wel bewezenverklaarde feiten onredelijk voor komt. Het toegewezen bedrag dient ten aanzien van de immateriële schade ad € 7.000,-- te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2007 tot de dag der algehele voldoening en ten aanzien van de materiële schade ad € 1.092,02 te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2014, zijnde de datum van de vordering.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Dit bedrag dient ten aanzien van de immateriële schade ad € 7.000,-- te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2007 tot de dag der algehele voldoening en ten aanzien van de materiële schade ad € 1.092,02 te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2014.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 242, 245, 248a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 3.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 primair:
verkrachting.
Ten aanzien van feit 4:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 4:
Gevangenisstrafvoor de duur van
2 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 4:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 8.092,02subsidiair
75dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 8.092,02 (zegge: achtduizend tweeënnegentig euro en twee eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag dat betrekking heeft op de immateriële schade, ad € 7.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag dat betrekking heeft op de materiële schade ad € 1.092,02 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 8.092,02 (zegge: achtduizend tweeënnegentig euro en twee eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding.
Het bedrag dat betrekking heeft op de immateriële schade, ad € 7.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag dat betrekking heeft op de materiële schade ad € 1.092,02 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx, en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 3 september 2014.
Mr. B. Poelert is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-
2.Uittreksel geboorteregister [slachtoffer], slachtoffer p. 159
3.Als verklaring van [slachtoffer], aangeefster, d.d. 17 april 2012 (p. 30 t/m 35)
4.Als verklaring van [slachtoffer], aangeefster d.d. 14 augustus 2012 p. 69, 70
5.Fotobijlage p. 154, 155
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 20 augustus 2014
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2012, p. 67
8.Als verklaring van [slachtoffer], aangeefster, d.d. 17 april 2012 (p. 32)
9.Verklaring [persoon 1], moeder van aangeefster, d.d. 29 april 2012 p. 83, 84
10.Verklaring [getuige 3], getuige, d.d. 2 augustus 2012 p. 127
11.Verklaring van [slachtoffer], aangeefster, d.d. 17 april 2012 (p. 35, en 36)
12.Verklaring van [persoon 2], vader van aangeefster, d.d. 25 april 2012 p. 76, 77
13.Verklaring [persoon 1], moeder van aangeefster, d.d. 29 april 2012 p. 83, 84
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 20 augustus 2014
15.Als verklaring van [slachtoffer], aangeefster d.d. 19 april 2012 p. 44, 45
16.Als verklaring van [getuige 1], getuige d.d. 4 september 2012 p. 157
17.Verklaring van [persoon 2], vader van aangeefster, d.d. 25 april 2012 p. 79
18.Verklaring [getuige 2], getuige, d.d. 18 mei 2012 p. 104