ECLI:NL:RBOBR:2014:5141

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
01/860096-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto betrokken was bij een verkeersongeval op 2 september 2013 te Oss. De verdachte heeft een bromfietser aangereden aan wie hij voorrang had moeten verlenen. De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de bromfietser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij het verlaten van een tankstation een fiets-/bromfietspad heeft overgestoken zonder goed om zich heen te kijken, waardoor hij de bromfietser niet heeft gezien. De verdachte was zich bewust van zijn verplichting om voorrang te verlenen, maar heeft deze niet nageleefd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte niet eerder veroordeeld was en dat hij zich na het ongeval verantwoordelijk heeft gedragen door zijn identiteit aan de politie kenbaar te maken. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/860096-14
Datum uitspraak: 27 augustus 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1976],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 juli 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 september 2013 te Oss, althans elders in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kantsingel (ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit met een daaraan grenzend fiets-/bromfietspad), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- terwijl voor voormeld kruisingsvlak en/of uitrit een in zijn, verdachtes, rijrichting bord van het model B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: "verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg") en/of
- direct voor voormeld kruisingsvlak en/of uitrit op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld Reglement, waren aangebracht (welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg"),
- is verdachte met een hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of zonder snelheid te verminderen, voornoemd kruisingsvlak opgereden/overgereden (om vervolgens rechts af te slaan) en/of
- heeft (daarbij) geen gevolg gegeven aan genoemd(e) verkeersteken(s), dat/die (een) gebod(en) inhoud(t)en, en/of
- (vervolgens) geen voorrang verleend aan een op genoemd fiets-/bromfietspad rijdende (en/of van rechts naderende) bromfietser en/of
- waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen die personenauto en die bromfiets,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel (schade aan het korte termijn geheugen) en/of een gebroken arm en/of schouder en/of bekken en/of (linker) onderbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 september 2013 te Oss, althans elders in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kantsingel , (ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit met een daaraan grenzend fiets-/brom-fietspad), als volgt heeft gehandeld:
- terwijl voor voormeld kruisingsvlak en/of uitrit een in zijn, verdachtes, rijrichting bord van het model B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: "verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg") en/of
- direct voor voormeld kruisingsvlak en/of uitrit op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld Reglement, waren aangebracht (welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg"),
- is verdachte met een hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of zonder snelheid te verminderen, voornoemd kruisingsvlak opgereden/overgereden (om vervolgens rechts af te slaan) en/of
- heeft (daarbij) geen gevolg gegeven aan genoemd(e) verkeersteken(s), dat/die (een) gebod(en) inhoud(t)en, en/of
- (vervolgens) geen voorrang verleend aan een op genoemd fiets-/bromfietspad rijdende (en/of van rechts naderende) bromfietser (welke werd bestuurd/bereden door [slachtoffer]) en/of
- waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen die personenauto en die bromfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Oss op/aan de Kantsingel (ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit met een daaraan grenzend fiets-/bromfietspad), op of omstreeks 02 september 2013 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Uit het procesdossier en uit het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2014 is de rechtbank gebleken dat verdachte in de vroege ochtend van 2 september 2013, met een door hem bestuurde personenauto, een tankstation gelegen aan de Kantsingel te Oss heeft verlaten. Bij het wegrijden van het tankstation is verdachte een fiets-/bromfietspad overgestoken. Bij het oversteken van dat fiets-/bromfietspad heeft verdachte een voor verdachte van rechts komende, zich op dat fiets-/bromfietspad bevindende bromfiets niet gezien, waarna een aanrijding tussen de door verdachte bestuurde personenauto en de door het slachtoffer [slachtoffer] bestuurde bromfiets is ontstaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij bij het verlaten van het tankstation voorrang moest verlenen aan al het verkeer dat zich op het fiets-/bromfietspad bevond. Deze verplichting voorrang te verlenen blijkt ook uit de verkeerstekens die ter plaatse op het wegdek zijn aangebracht, en uit de ter plaatse aanwezige verkeersborden. Verder heeft verdachte verklaard dat hij bij het oversteken van het fiets-/bromfietspad in het geheel niet naar rechts heeft gekeken, zijnde de richting van waaruit de bromfietser kwam, aangezien verdachte vanuit die richting, gelet op de ter plaatse geldende verkeersregels, geen verkeer behoefde te verwachten.
Vast staat verder dat de bromfietser heeft gehandeld in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels. Gelet op de aanwezige verkeersborden was het de bromfietser niet toegestaan op het fiets-/bromfietspad te rijden in de richting die de bromfietser volgde omdat het fiets-/bromfietspad bezien vanuit de richting waar de bromfietser vandaan kwam, voor hem was gesloten als gevolg van het daar geldende eenrichtingsverkeer.
Een sterke verkeersdeelnemer, zoals een bestuurder van een (personen)auto, wordt verondersteld extra oplettend te zijn als hij voornemens is een weggedeelte over te steken waarover zich – naar hij weet of moet vermoeden – uitsluitend zwakkere verkeerdeelnemers, zoals fietsers of bromfietsers, begeven waaraan hij voorrang moet verlenen. Van zo een bestuurder kan worden gevergd dat hij dan extra voorzichtigheid in acht neemt om te voorkomen dat hij met die zwakkere verkeerdeelnemer in aanrijding komt De omstandigheid dat in het onderhavige geval [slachtoffer] (in strijd met de voor hem geldende geslotenverklaring) van rechts kwam aangereden, vanuit welke richting verdachte, gelet op de ter plaatste geldende verkeersregels, geen voorrangsverkeer behoefde te verwachten doet aan die in acht te nemen voorzichtigheid en oplettendheid niet af.
Verdachte heeft ter plaatse gehandeld in strijd met de geldende voorrangsregels en hij heeft zich er in het geheel niet van vergewist of over het fiets-/bromfietspad verkeer van rechts naderde, terwijl dit, zoals hiervoor overwogen, wel op de weg van verdachte had gelegen Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij het verlaten van het tankstation en het oversteken van het fiets-/bromfietspad waarover het slachtoffer [slachtoffer] reed, aanmerkelijk onvoorzichtig en aanmerkelijk onoplettend heeft gereden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Zoals hiervoor overwogen, is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat verdachte op 2 september 2013 als bestuurder van een personenauto op de Kantsingel te Oss, bij een aanrijding met een bromfiets betrokken is geraakt.
Gelet op hetgeen uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting naar voren komt, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij bij dat ongeval schade of letsel had veroorzaakt. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
op 02 september 2013 te Oss, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kantsingel ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit met een daaraan grenzend fiets-/bromfietspad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
- terwijl voor voormeld kruisingsvlak en uitrit een bord van het model B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in zijn, verdachtes, rijrichting was geplaatst inhoudende: "verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" en
- direct voor voormeld kruisingsvlak en uitrit op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld Reglement, waren aangebracht welke haaientanden de volgende betekenis hebben: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg",
- is zonder snelheid te verminderen, voornoemd kruisingsvlak opgereden om vervolgens rechts af te slaan en
- heeft daarbij geen gevolg gegeven aan genoemde verkeerstekens die geboden inhouden en
- vervolgens geen voorrang verleend aan een op genoemd fiets-/bromfietspad rijdende en van rechts naderende bromfietser en
- mede waardoor een aanrijding is ontstaan tussen die personenauto en die bromfiets,

waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel (schade aan het korte termijn geheugen) en een gebroken arm en schouder en bekken en linkeronderbeen, werd toegebracht.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
  • Een taakstraf van 90 uur subsidiair 45 dagen hechtenis en
  • Zes maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
 Ontslag van alle rechtsvervolging.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte is vanuit een tankstation een voorrangsweg op gereden, waarbij hij een fiets-/bromfietspad zonder goed naar rechts te kijken, is overgestoken. Daarbij heeft verdachte een bromfietser die zich op dat fiets-/bromfietspad bevond, aangereden. Als gevolg van die aanrijding heeft bestuurder van de bromfiets zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De revalidatie van het slachtoffer zal minimaal een jaar vergen en het is nog maar de vraag of die revalidatie tot een volledig herstel van het slachtoffer zal leiden. Door zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast.
In het voordeel van verdachte weegt mee
Meteen nadat verdachte zich realiseerde dat hij mogelijk bij een ongeval betrokken was geraakt, heeft verdachte zijn identiteit aan de politie kenbaar gemaakt en heeft hij op geen enkel moment getracht zijn aandeel in of verantwoordelijkheid voor dat ongeval te ontlopen.
Ter terechtzitting van 13 augustus 2014 heeft de rechtbank vastgesteld dat in emotionele zin ook verdachte enorm is geraakt door het ongeval dat hij heeft veroorzaakt en door de gevolgen die dit ongeval voor het slachtoffer heeft gehad. Verdachte komt daarin oprecht op de rechtbank over.
Bovendien is verdachte niet eerder veroordeeld. De rechtbank ziet het bewezen verklaarde feit dan ook als een incidentele misstap.
De strafmodaliteit
De rechtbank acht oplegging van een taakstraf passend en geboden. Naast deze taakstraf zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte opleggen, enerzijds om de ernst van het door verdachte gepleegde feit tot uitdrukking brengen en anderzijds om invloed uit te oefenen op het [verkeers]gedrag van de verdachte in de toekomst.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijk taakstraf van 90 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden een passende straf is voor verdachte.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

Spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.
 Een
taakstrafvoor de duur van
90 urensubsidiair 45 dagen hechtenis.

Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 27 augustus 2014.