ECLI:NL:RBOBR:2014:5122

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
25 augustus 2014
Zaaknummer
01/045101-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wegens te hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan over de voortzetting van de terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging van een terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft deze beslissing genomen na een eerdere terbeschikkingstelling die op 16 augustus 2001 was opgelegd, met een laatste verlenging op 9 mei 2014. De rechtbank had op die datum de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aangehouden om de reclassering de gelegenheid te geven een rapport op te stellen over de mogelijkheden voor beëindiging van de verpleging.

Tijdens de openbare zitting op 12 augustus 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De reclassering had in een rapport van 17 juli 2014 aangegeven dat de terbeschikkinggestelde in een korte periode meerdere terugvallen had gehad in agressief gedrag en middelengebruik. Dit leidde tot de conclusie dat het recidiverisico hoog/gemiddeld was en dat de terbeschikkinggestelde niet in aanmerking kon komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS.

De deskundigen en de officier van justitie steunden deze conclusie en adviseerden de rechtbank om de dwangverpleging voort te zetten. De rechtbank overwoog dat er onvoldoende controlemechanismen waren om het recidiverisico af te wenden, vooral gezien de ernst van de eerdere geweldsdelicten. Daarom besloot de rechtbank om niet over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en gelastte de voortzetting van de TBS met verpleging van overheidswege, zoals eerder opgelegd.

De beslissing werd genomen door mr. R.J. Bokhorst als voorzitter, met mr. M.L.W.M. Viering en mr. P.J.H. van Dellen als leden, en is uitgesproken in de openbare zitting van 26 augustus 2014.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/045101-01
Uitspraakdatum: 26 augustus 2014

Beslissing voortzetting verpleging van overheidswege

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1964],
verblijvende in de [kliniek 1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 16 augustus 2001 is betrokkene ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van de rechtbank van 9 mei 2014 met één jaar verlengd. Op 9 mei 2014 heeft de rechtbank de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden en het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, voor een periode van ten hoogste drie maanden, geschorst, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de verpleging van overheidswege van de ter beschikking gestelde kan worden beëindigd.
Ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2014 heeft de rechtbank deze zaak wederom behandeld.
Hierbij zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld en de deskundigen mw. E.M. Bisschoff en dhr. P.H.L. Smeets gehoord.
De rechtbank heeft gezien een rapport van de Reclassering Nederland van 17 juli 2014.

De beoordeling.

In voormeld rapport van de Reclassering Nederland van 17 juli 2014 staat -zakelijk
weergegeven - onder meer het volgende vermeld:
In de korte onderzoeksperiode van de reclassering naar de mogelijkheden van een
voorwaardelijke beëindiging blijkt dat betrokkene in deze relatief korte periode drie
terugvallen heeft gehad in verbaal agressief gedrag en twee terugvallen in illegaal
middelengebruik. Dit heeft er in geresulteerd dat naar aanleiding van het laatste incident op
27 juni 2014 de RIBW heeft besloten dat betrokkene niet kan terug keren naar de RIBW.
Betrokkene verblijft weer in de [kliniek 1], alwaar bekeken zal worden of zijn
resocialisatietraject voort gezet kan worden. Op basis van de Risc komt het recidive risico
uit op hoog/gemiddeld. Op grond van de huidige situatie adviseert de reclassering om
betrokkene niet in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de
TBS dwangverpleging. Betrokkene heeft voorwaarden van zijn transmuraal verlof
overtreden en er zal eerst door FPC de [kliniek 1] onderzocht moeten worden of de
resocialisatie verder vorm gegeven kan worden. Indien de resocialisatie voort gezet kan
worden adviseert de reclassering de rechtbank om de resocialisatie van betrokkene via de
weg van de geleidelijkheid te laten verlopen. Door middel van transmuraal verlof en een
proefverlof kan betrokkene op een rustige gefaseerde wijze vorm geven aan zijn
resocialisatietraject met aandacht voor criminogene factoren. Betrokkene kan gedurende
zijn transmuraal verlof of in een eventueel proefverlof laten zien dat hij open en transparant
is, op een adequate wijze irritaties en spanningen kan reguleren, medicatietrouw is en
abstinent kan blijven van middelengebruik.
De deskundige E.M. Bisschoff heeft namens de Reclassering Nederland ter terechtzitting
van 12 augustus 2014 onder meer het volgende verklaard:
Ik adviseer om betrokkene niet in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke
beëindiging van de TBS dwangverpleging. Betrokkene heeft voorwaarden voor zijn verlof
overtreden, een en ander zoals vermeld in mijn rapport van 17 juli 2014. Ik heb de
afgelopen weken geen contact meer gehad met betrokkene. Hij is teruggeplaatst van de
RIBW naar de [kliniek 1]. Hij verliest zich in emoties. Gezien de incidenten de afgelopen
periode zien wij er geen heil in om voorwaarden te formuleren waaronder de
dwangverpleging kan worden beëindigd. Betrokkene heeft baat bij de stabiele
woonomgeving die de [kliniek 1] hem biedt. In die kliniek wordt hem weer structuur
geboden. In de periode dat hij buiten de kliniek verbleef is hij niet open geweest in onze
richting. Zo gaf hij pas een uur voordat de uitslag van een urinecontrole bekend werd, toe
dat hij had gebruikt.
De deskundige P.H.L. Smeets heeft namens de Pompestichting ter terechtzitting van 12
Augustus 2014 onder meer het volgende verklaard:
Ook ik adviseer om betrokkene niet in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke
beëindiging van de TBS dwangverpleging. Het verbaasde me overigens dat de deskundigen
op de vorige zitting hebben ingezet op een voorwaardelijke beëindiging. De incidenten
lopen de laatste tijd de spuigaten uit. Hij verliest telkens de controle over zichzelf. Hij houdt
zich niet aan afspraken en het gaat regelmatig mis. Ik denk niet dat het kwade wil is van
betrokkene maar dat hij niet het vermogen heeft anders te reageren. Mocht het gedrag van
betrokkene dat op termijn toelaten dan zullen we proberen hem vanuit de kliniek te laten
resocialiseren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 augustus 2014 onder meer het
volgende verklaard:
Ik verzoek de rechtbank om niet tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging
over te gaan. Er zijn een aantal incidenten geweest die mij aanleiding geven om te vorderen
dat de dwangverpleging moet worden gecontinueerd.
De rechtbank neemt voormelde adviezen van de reclassering en van de deskundigen over en
maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hiermee bij het nemen van een beslissing rekening
houden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Zowel de deskundigen als de reclassering achten een voorwaardelijke beëindiging van de dwang-verpleging op dit moment niet verantwoord. Het recidiverisico is daarvoor te groot. De officier van justitie is een dezelfde mening toegedaan.
De maatregel is onder andere opgelegd voor ernstige geweldsdelicten. In de afgelopen periode zijn er incidenten geweest, waarbij is geconstateerd dat veroordeelde naar de begeleiding toe onvoldoende openheid heeft betracht. Indien de dwangverpleging op dit moment onder voorwaarden zou worden beëindigd zijn er onvoldoende controle mechanismen om het nog steeds aanwezige recidiverisico af te wenden.
Gelet hierop zal de rechtbank niet tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging overgaan.

DE BESLISSING

De rechtbank:
gaat niet over tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en gelast de voorzetting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, zoals opgelegd bij vonnis van de rechtbank van 16 augustus 2001.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. P.J.H. van Dellen, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 augustus 2014,
zijnde mr. Bokhorst buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.