ECLI:NL:RBOBR:2014:5122
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wegens te hoog recidiverisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan over de voortzetting van de terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging van een terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft deze beslissing genomen na een eerdere terbeschikkingstelling die op 16 augustus 2001 was opgelegd, met een laatste verlenging op 9 mei 2014. De rechtbank had op die datum de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aangehouden om de reclassering de gelegenheid te geven een rapport op te stellen over de mogelijkheden voor beëindiging van de verpleging.
Tijdens de openbare zitting op 12 augustus 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De reclassering had in een rapport van 17 juli 2014 aangegeven dat de terbeschikkinggestelde in een korte periode meerdere terugvallen had gehad in agressief gedrag en middelengebruik. Dit leidde tot de conclusie dat het recidiverisico hoog/gemiddeld was en dat de terbeschikkinggestelde niet in aanmerking kon komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS.
De deskundigen en de officier van justitie steunden deze conclusie en adviseerden de rechtbank om de dwangverpleging voort te zetten. De rechtbank overwoog dat er onvoldoende controlemechanismen waren om het recidiverisico af te wenden, vooral gezien de ernst van de eerdere geweldsdelicten. Daarom besloot de rechtbank om niet over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en gelastte de voortzetting van de TBS met verpleging van overheidswege, zoals eerder opgelegd.
De beslissing werd genomen door mr. R.J. Bokhorst als voorzitter, met mr. M.L.W.M. Viering en mr. P.J.H. van Dellen als leden, en is uitgesproken in de openbare zitting van 26 augustus 2014.