ECLI:NL:RBOBR:2014:5055
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van therapeut in ontuchtzaak met patiënte
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een therapeut die werd beschuldigd van ontucht met een patiënte. De verdachte, een paranormaal therapeut, werd ervan beschuldigd in de periode van 10 september 2011 tot en met 12 juli 2012 ontucht te hebben gepleegd met een vrouw die zich als patiënt aan hem had toevertrouwd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, na een onderzoek ter terechtzitting op 4 februari en 7 augustus 2014. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit, onder verwijzing naar de langdurige vriendschap tussen de verdachte en de aangeefster, en het ontbreken van bewijs dat de behandelrelatie een rol heeft gespeeld bij de seksuele handelingen.
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, stellende dat er geen echte behandelaar-patiënt relatie was, maar een vriendschappelijke band die voorafging aan de behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en de aangeefster, en dat de seksuele handelingen plaatsvonden vanuit deze relatie. De rechtbank oordeelde dat de behandelrelatie niet van invloed was op de seksuele handelingen, waardoor het ontuchtige karakter ontbrak.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht, en heeft hem vrijgesproken van de tenlastelegging. De benadeelde partij, de aangeefster, werd in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, en de kosten van de verdachte werden op nihil begroot. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. W. Schoorlemmer als voorzitter.