Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 20/004219-10
[verdachte],
De tenlastelegging.
[artikel 302 jo 45 Sr en/of art 285 Sr]
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De formele voorvragen.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
Vandaag had ik mijn auto (een zwarte Golf) geparkeerd voor de school van mijn kinderen. Ik heb mijn dochter [slachtoffer 2] en[slachtoffer 3] in de auto gezet. [slachtoffer 3] is achterin gaan zitten en [slachtoffer 2] op de passagiersstoel. Ik ben achter het stuur in de auto gaan zitten. Vervolgens wordt uit het niets de passagiersdeur van de auto opengetrokken. Ik bedoel eigenlijk gerukt. Ik hoor meteen iemand schreeuwen: “Zo moet je mij hebben”. Op dat moment begint [slachtoffer 2] meteen te gillen en vliegt van de passagiersstoel op mijn schoot. Ik zag op dat moment dat het [verdachte] was. Ik zag ook dat ze een mes in haar rechterhand had. Ik zag dat [verdachte] in de portiersopening stond. Dus van mij uit gezien was de deur achter haar. Ik zag dat ze meteen verder de auto indook. [naam 1]gilde enorm, [slachtoffer 3] achterin gilde nog harder. Ik zag dat [verdachte] nog verder in de auto kwam. Ik hoorde haar meerdere malen schreeuwen: “Ik rijg je eraan. Kom dan, ik rijg je er aan”, of woorden van gelijke strekking. Ik vreesde enorm voor de kinderen. Ik zag dat [verdachte] verder de auto in kwam. Ik zag dat ze stekende bewegingen maakte met het mes in de richting van mijn schouder dan wel nek. [naam 2] was op mijn schoot geklommen/gevlucht. Plotseling kwam er een Marokkaanse vrouw en die trok [verdachte] uit de auto en gooide de deur van de auto dicht.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden heeft opengerukt, voornoemde auto is binnengegaan en vervolgens met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] en hen toegeroepen heeft dat zij hen eraan zou rijgen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is hoe een dergelijke gedraging gekwalificeerd moet worden.
en hen toe te roepen dat zij hen eraan zou rijgen, [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] rechtstreeks bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Ook [slachtoffer 3], die in diezelfde auto op de achterbank zat, dit alles dus van zeer dichtbij meemaakte en erg bang was dat ook hem iets zou worden aangedaan, werd door dit handelen van verdachte bedreigd. De bedreigingen door verdachte zijn immers van dien aard en vonden onder zodanige omstandigheden plaats, te weten in een auto waar de inzittenden onverwacht werden geconfronteerd met verdachte en het door haar gehanteerde mes, dat ook bij[slachtoffer 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte het mes jegens hem zou gebruiken.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden afgewezen. Het arrest van het gerechtshof is immers op 17 april 2012 onherroepelijk geworden en de mededeling van deze uitspraak is niet diezelfde dag aan verdachte/veroordeelde betekend, waardoor de proeftijd die dag nog niet is gaan lopen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de proeftijd wel op 17 april 2012 is ingegaan, dan heeft dit nog geen werking gehad doordat verdachte/veroordeelde die dag in verzekering is gesteld.