Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte],
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair.
Dat de seksuele intentie mogelijk ontbrak bij verdachte, zoals hij zelf heeft gesteld, doet hieraan niet af. Bepalend is naar het oordeel van de rechtbank of de aangeefsters door de handeling in hun seksuele schaamtegevoel werden gekwetst en of dit ook in de maatschappij in het algemeen zo wordt gevoeld. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit de verklaringen van de aangeefsters blijkt dat zij bepaald niet gediend waren van deze handeling van verdachte. Verder overweegt de rechtbank dat ook in de maatschappij in het algemeen wordt gevoeld dat een dergelijke handeling - het onverhoeds aanraken/betasten van de billen van een volwassen vrouw door een haar onbekende volwassen man op een moment dat zij alleen aan het hardlopen is - in strijd is met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank overweegt dat de dwang om de ontuchtige handelingen te dulden, wordt gevormd door de onverhoedse wijze waarop verdachte de aangeefsters heeft benaderd. Verdachte heeft de aangeefsters van achteren benaderd en vervolgens onverwacht en zonder toestemming hun billen aangeraakt/betast. De ontuchtige handelingen hadden al plaatsgevonden op het moment dat de aangeefsters die handelingen hadden kunnen voorkomen of zich aan die handelingen hadden kunnen onttrekken. Door deze handelwijze werden de aangeefsters gedwongen de handelingen van verdachte te ondergaan.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4 en feit 5.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Inmiddels is er wat meer stabiliteit in het leven van verdachte. Hij heeft zicht op een eigen woonruimte en hij ontvangt een uitkering. Hij is middels twee opnames afgekickt van zijn alcoholverslaving. Het enige waar verdachte nog niet aan toe is gekomen, is het verwerken van zijn burn-out en de gevolgen die dit voor hem heeft gehad.
Omdat er een duidelijke link is tussen de gemoedstoestand van verdachte en zijn delictgedrag vormt dit een risicofactor. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag/gemiddeld vanwege de nog altijd aanwezige spanningsklachten die verdachte ervaart. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling bij De Woenselse Poort of soortgelijke ambulante forensische zorg, om zich te laten behandelen voor zijn spanningsklachten.