In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1969, werd ervan beschuldigd in de periode van 31 augustus 2013 tot en met 23 september 2013 in Eindhoven en Breda seksuele handelingen te hebben gepleegd met een meisje dat toen 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich meermalen schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank nam hierbij in overweging dat het slachtoffer mede het initiatief had genomen, maar oordeelde dat dit niet afdoet aan het ontuchtige karakter van de handelingen, vooral gezien het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en slachtoffer.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1.584,90 had ingediend, grotendeels toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de immateriële en materiële schade die het slachtoffer had geleden als gevolg van de ontuchtige handelingen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, ondanks zijn berouw en medewerking aan het onderzoek, verantwoordelijk was voor de gevolgen van zijn daden en dat het slachtoffer bescherming had moeten krijgen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen heeft meegenomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, met wettelijke rente, en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.