ECLI:NL:RBOBR:2014:4925
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. drs. W.A.F. Damen
- mr. T. van de Woestijne
- mr. C.P.J. Scheele
- Rechtspraak.nl
Verlenging van terbeschikkingstelling en aanhouding beslissing dwangverpleging
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 augustus 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor doodslag. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar verlengd en de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aangehouden voor maximaal drie maanden. Dit om de reclassering de gelegenheid te geven een rapport op te stellen over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling behandeld tijdens een openbare zitting op 1 augustus 2014. De deskundige mevrouw J.J. de Jonge, die de zitting waarnam voor de afwezigheid van de behandelcoördinator, heeft verklaard dat zij voldoende kennis heeft van de zaak om als deskundige op te treden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen beletsel is om haar te horen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene sinds zijn proefverlof in mei 2014 een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat er zorgen zijn over zijn middelengebruik. De deskundigen en de reclassering zijn van mening dat het te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft de stelling van de raadsman verworpen dat de deskundige niet voldoende kennis van de betrokkene had.
De rechtbank heeft besloten dat de reclassering een nader rapport moet opstellen over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De beslissing is genomen met inachtneming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, wat de verlenging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.