ECLI:NL:RBOBR:2014:4924

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
01/036309-94
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1962. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd bij vonnis van 15 mei 1995, met een bevel tot verpleging van overheidswege. De verpleging was voorwaardelijk beëindigd op 26 juli 2011, maar de terbeschikkingstelling was op 12 augustus 2013 met een jaar verlengd. De officier van justitie heeft op 19 juni 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor opnieuw een jaar. Deze vordering werd behandeld tijdens een openbare terechtzitting op 1 augustus 2014, waarbij de officier van justitie, een deskundige van de reclassering, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe aanwezig waren.

In het dossier bevonden zich verschillende rapporten, waaronder een voortgangsverslag van de reclassering en een psychiatrisch rapport van D.H.J. Boeykens. De deskundige adviseerde om de terbeschikkingstelling niet te verlengen, tenzij er geen civiele maatregel tot stand kwam. De reclassering gaf aan dat de terbeschikkinggestelde goed functioneerde dankzij de structuur van de reclassering, maar dat er een maatregel nodig was voor zijn gevoel van veiligheid. De civiele rechter had eerder een voorlopige machtiging verleend voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, onder de voorwaarde dat de tbs-maatregel zou worden beëindigd.

Tijdens de zitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd en verzocht om afwijzing van de verlenging van de terbeschikkingstelling, gezien de verleende voorwaardelijke machtiging. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe steunden dit verzoek. De rechtbank heeft, na afweging van alle argumenten, besloten de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen. De beslissing is genomen door de rechters C.P.J. Scheele, W.A.F. Damen en T. van Woestijne, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
parketnummer 01/036309-94
uitspraakdatum: 1 augustus 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 15 mei 1995 is betrokkene ter beschikking gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van deze rechtbank van 26 juli 2011 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 12 augustus 2013 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 19 juni 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige van de reclassering en betrokkene en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier van betrokkene bevinden zich onder andere:
  • een voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland van 31 januari 2014.
  • een reclasseringsadvies van toezichthouder H. Vloet van 10 april 2014.
  • een Pro Justitia psychiatrisch rapportage uitgevoerd door D.H.J. Boeykens, zenuwarts/psychiater van 19 maart 2014.
  • een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, familie- en jeugdrecht van 25 juli 2014.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van geweld, poging daartoe, diefstal door middel van inklimming en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Genoemde misdrijven zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd Pro Justitia psychiatrisch rapport, concludeert zenuwarts/psychiater
D.H.J. Boeykens het navolgende:
“Ondergetekende adviseert de maatregel terbeschikkingstelling niet te verlengen, althans indien betrokkene voor afloop van de thans vigerende tbs-maatregel een civiele maatregel (RM) heeft gekregen. Indien een civiele maatregel - onverhoopt - niet tot stand kon komen voor beëindiging van de thans vigerende tbs-maatregel, adviseert ondergetekende de maatregel terbeschikkingstelling met 1 jaar te verlengen.”
In voornoemd reclasseringsadvies concludeert toezichthouder H. Vloet het navolgende:
“Hoewel er gedurende de lopende voorwaardelijke beëindiging geen sprake is geweest van predelictgedrag betekent dit niet automatisch een rechtvaardiging om verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar te adviseren.
De [terbeschikkinggestelde] functioneert zo goed dank zij de structuur en inzet van personeel van [stichting] en reclassering en doordat hij zich bewust is van de tbs-maatregel, welke een remmend effect heeft op de eerste impulsiviteit.
Voor het eigen gevoel van veiligheid heeft betrokkene een maatregel nodig. Mocht de voorwaardelijke machtiging inmiddels toegekend zijn adviseert de reclassering de terbeschikkingstelling te beëindigen.”
In voornoemde beschikking van deze rechtbank heeft de civiele rechter een voorlopige machtiging verleend voor plaatsing van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van de BOPZ. De rechter heeft de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke machtiging verleend onder de opschortende voorwaarde dat de lopende tbs-maatregel onvoorwaardelijk wordt beëindigd.
Bij de behandeling ter terechtzitting heeft de deskundige H. Vloet, optredend namens de reclassering, gepersisteerd bij zijn uitgebrachte advies.
De officier van justitie heeft bij de behandeling ter terechtzitting haar voornoemde vordering gewijzigd. Gelet op de verleende voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis van betrokkene, vordert de officier van justitie nu dat haar vordering verlenging terbeschikkingstelling van betrokkene wordt afgewezen.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe hebben bij de behandeling ter terechtzitting de rechtbank verzocht het standpunt van de officier van justitie in deze te volgen en hierover direct uitspraak te doen.
Gelet op het vorenstaande, bijeengenomen, beslist de rechtbank als volgt.

DE BESLISSING.

De rechtbank:
wijst afde vordering van de officier van justitie d.d. 19 juni 2014 tot verlenging van de
terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde].
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. T. van Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2014.