ECLI:NL:RBOBR:2014:4920

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
01/845235-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mishandeling, lokaalvredebreuk, bedreiging en eenvoudige belediging

Op 15 augustus 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, lokaalvredebreuk, bedreiging en eenvoudige belediging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 150 dagen op, met aftrek van voorarrest. De zaak was aanhangig gemaakt onder de parketnummers 01/845235-14 en 01/845115-14, en de vordering na voorwaardelijke veroordeling betrof parketnummer 20/001822-13. De verdachte was op 2 april 2014 betrokken bij een incident waarbij hij een persoon mishandelde in een winkel, en op 19 februari 2014 bedreigde hij een andere persoon met zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wederrechtelijk een besloten lokaal was binnengedrongen, en dat hij de aangever had bedreigd met de woorden: 'Ik ga je kapot maken'. De rechtbank weigerde de ISD-maatregel op te leggen, omdat niet aan alle wettelijke voorwaarden was voldaan. De rechtbank overwoog dat de verdachte een hoog recidiverisico had en dat zijn gedrag niet getolereerd kon worden. De beslissing werd gemotiveerd door de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een lange strafblad had met eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845235-14 en 01/845115-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 20/001822-13
Datum uitspraak: 15 augustus 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats]op [1961],
nu preventief gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2014 en 1 augustus 2014.
Op de zitting van 6 juni 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

Beide zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 mei 2014.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845235-14 laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 april 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 1]), een elleboogstoot in/tegen het gezicht heeft gegeven en/of in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of bij de keel heeft gepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
hij op of omstreeks 02 april 2014 te 's-Hertogenbosch wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan [winkelcentrum] ([pandnummer]) en in gebruik bij [bedrijf 1], welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van twaalf (12) maanden, ingaande op 05 januari 2014.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845115-14 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2014 te 's-Hertogenbosch[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Huissteden dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je kapot maken" en/of "Mijn familie gaat je killen" en/of Mijn neef komt binnenkort vrij en die gaat jou ook dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk een persoon genaamd[slachtoffer 2], in het openbaar in diens tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd, te weten door meermalen althans eenmaal die [slachtoffer 2] in het gezicht en/of op de kleding te spugen.
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2014 te 's-Hertogenbosch in een besloten lokaal, te weten winkelcentrum [winkelcentrum] gelegen aan de Rompertpassage en in gebruik bij winkeliersvereniging [winkelcentrum] althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 20/001822-13 is aangebracht bij vordering van 24 januari 2014. Deze vordering heeft betrekking op een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d.
24 januari 2014.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat beide dagvaardingen en oproep van de vordering geldig zijn.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde en de vordering kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de zaak met met parketnummer 01/845235-14
op 02 april 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), een elleboogstoot in/tegen het gezicht heeft gegeven en in het gezicht heeft geslagen en bij de keel heeft gepakt en de keel heeft dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
op 02 april 2014 te 's-Hertogenbosch wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan [winkelcentrum] ([pandnummer]) en in gebruik bij [bedrijf 1],
welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van twaalf (12) maanden, ingaande op 05 januari 2014.
en in de zaak met parketnummer 01/845115-14
1.
op 19 februari 2014 te 's-Hertogenbosch[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je kapot maken" en "Mijn familie gaat je killen" en “Mijn neef komt binnenkort vrij en die gaat jou ook dood maken".
2.
op 19 februari 2014 te 's-Hertogenbosch opzettelijk een persoon genaamd[slachtoffer 2], in het openbaar in diens tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd, te weten door meermalen die [slachtoffer 2] in het gezicht en op de kleding te spugen.
3.
hij op 19 februari 2014 te 's-Hertogenbosch in een besloten lokaal, te weten het winkelcentrum in gebruik bij winkeliersvereniging [winkelcentrum] wederrechtelijk is binnengedrongen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van 1 augustus 2014 in de zaak met parketnummer 01/845235-14 over het incident op 2 april 2014 (feit 1) op gronden zoals vermeld in zijn ter terechtzitting overlegde pleitnota, betoogd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, immers is er sprake geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte waartegen hij zich op gerechtvaardigde wijze heeft verdedigd.
Op 2 april 2014 was aangever volgens zijn eigen verklaring aan het werk bij [bedrijf 1] in [winkelcentrum] te ’s-Hertogenbosch. Op enig moment verklaart aangever dat hij een hem bekende man de winkel zag binnenkomen van wie hij wist dat deze man een winkelverbod heeft. Aangever verklaart dat de man die de winkel was binnengekomen de hem bekende [verdachte] was, die woont in een appartement boven het winkelcentrum. Aangever heeft daarop de man gevraagd de winkel te verlaten. Dat wilde de man niet. Aangever heeft daarop geprobeerd de man buiten de winkel te zetten, waarbij vervolgens een worsteling tussen aangever en de man is ontstaan, waardoor aangever letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden, aldus aangever.
Verdachte ontkent dat hij op 2 april 2014 in de winkel van [bedrijf 1] is geweest.
Verdachte betwist niet dat hij die dag op de parkeerplaats voor de winkel van [bedrijf 1] was en er een fysieke confrontatie met aangever is geweest.
Getuige[getuige 1], die op 2 april 2014 ook werkzaam was bij [bedrijf 1] in [winkelcentrum], is gehoord en hij heeft verklaard dat hij zag dat de hem bekende [verdachte] de ingang van de winkel in is gelopen en zijn collega lastig viel.
In het dossier bevindt zich een schriftelijke ontzegging [winkelcentrum] + [bedrijf 1], die op 5 januari 2014 aan verdachte is uitgereikt. De ontzegging geldt vanaf
5 januari 2014 tot 5 januari 2015.
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever en de getuigenverklaring van [getuige 1]. Deze verklaringen komen op hoofdlijnen overeen. Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die wederrechtelijk heeft gehandeld door in strijd met de inhoud van de ontzegging binnen te gaan in het bedrijf van aangever. De rechtbank is daarom van oordeel dat aangever wat betreft zijn gedragingen in zijn recht stond, zodat. verdachte onder deze omstandigheden geen beroep op noodweer toekomt. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
Plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (de ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest en afwijzing van de vordering
tenuitvoerlegging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte staat geregistreerd als “zeer geprioriteerde veelpleger” in de regio ’s-Hertogenbosch.
Zijn strafblad telt zeventien pagina’s vanaf 1986. Verdachte is meerdere malen veroordeeld voor bedreiging, huisvredebreuk en belediging. Daarnaast is verdachte veroordeeld voor wederspannigheid, poging zware mishandeling, mishandeling, inbraak, diefstal, vernieling, poging tot oplichting, rijden onder invloed en verlaten plaats na aanrijding/ongeval.
Verdachte heeft zich nu wederom schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging, belediging en twee keer huisvredebreuk.
Over verdachte is een veelplegersdocument d.d. 3 april 2014 en een reclasseringsadvies
d.d. 6 mei 2014 opgemaakt. Hieruit volgt dat het recidiverisico van verdachte als hoog wordt ingeschat en het onttrekken aan voorwaarden als hoog gemiddeld wordt ingeschat.
Verdachte was aangemeld voor een klinische opname in de verslavingskliniek van Novadic-Kentron. Hij kon daar 20 mei 2014 terecht. Verdachte heeft deze opname geweigerd.
Een nieuwe opname voor 7 juli 2014 heeft verdachte ook geweigerd. Door de weigering van de klinische opname ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD-maatregel).
De strekking van het opleggen van een ISD-maatregel is beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte. Hoewel in de huidige geschetste problematiek van verdachte een ISD-maatregel in beginsel wenselijk zou zijn en ook tot de mogelijkheden zou kunnen behoren, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of thans al volledig is voldaan aan de voorwaarden die de wet stelt aan het kunnen opleggen van de ISD-maatregel. Zij overweegt daartoe als volgt. Vooropgesteld moet worden dat de rechter die de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht bedoelde maatregel oplegt, in de motivering van zijn beslissing ervan blijk dient te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan alle in die bepaling gestelde voorwaarden is voldaan. Meer in het bijzonder zal hij met zoveel woorden tot uitdrukking dienen te brengen dat de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid onder 2° en 3° zijn vervuld.
De rechtbank stelt vast dat dit nu nog niet het geval is. Niet is voldaan aan alle in genoemde bepaling gestelde voorwaarden. Uit het strafblad van verdachte van 4 juli 2014 en het Overzicht Executie Documentatie van verdachte met als peildatum 30 juli 2014 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de nu bewezenverklaarde strafbare feiten,
nietten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende of –beperkende straf of maatregel dan wel een taakstraf is veroordeeld én dat deze zijn ten uitvoer gelegd. Hierdoor kan de rechtbank aan verdachte niet de ISD-maatregel opleggen en dient een andere strafmodaliteit te volgen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf van na te melden duur recht doet aan de ernst van de feiten en noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat zijn gedrag niet kan worden getolereerd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van 1 augustus 2014 in de zaak met parketnummer 01/845235-14 over het incident op 2 april 2014 op gronden zoals vermeld in zijn overlegde pleitnota, de rechtmatigheid van de aanhouding van verdachte betwist en gesteld dat het binnentreden van de woning van verdachte onrechtmatig was en het daardoor geleden nadeel geschikt is voor compensatie in de vorm van strafvermindering.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van het door verbalisanten ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van verdachte. Uit dit proces-verbaal blijkt dat verbalisanten tussen het tijdstip van het incident (16.00 uur) en het tijdstip van aanhouding (17.20 uur) voor de woning van verdachte hebben gepost, waarna verbalisanten met toestemming van verdachte zijn woning binnen zijn getreden ter aanhouding en dat zij verdachte vervolgens daadwerkelijk hebben aangehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier nog steeds sprake van een heterdaadsituatie, gelet op de korte tijdspanne (1 uur en 20 minuten) die is verstreken tussen het incident en de aanhouding van verdachte en het gegeven dat de verbalisanten onafgebroken doende zijn geweest met het uitzien naar verdachte teneinde hem aan te kunnen houden, door zich naar zijn woning te begeven en daar de komst van verdachte af te wachten. Deze handelwijze van verbalisanten komt immers neer op het onafgebroken verrichten van opsporingshandelingen. Voorts stelt de rechtbank vast dat uit voormeld proces-verbaal blijkt dat is binnengetreden in de woning van verdachte met diens uitdrukkelijke toestemming. Redenen waarom niet van deze toestemming zou mogen worden uitgegaan zijn niet aannemelijk geworden.
Hierdoor is er geen sprake van onrechtmatig of anderszins onjuist optreden van de opsporingsambtenaren. De rechtbank verwerpt reeds hierom het verweer.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan van de bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch d.d. 24 januari 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 57, 63, 138, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 01/845235-14
- feit 1:
mishandeling.
- feit 2:
in een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
in de zaak met parketnummer 01/845115-14
- feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
- feit 2:
eenvoudige belediging.
- feit 3:
in een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- Een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van voorarrest overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
- Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 24 januari 2014 gewezen onder parketnummer 20/001822-13, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 15 augustus 2014.