ECLI:NL:RBOBR:2014:4919

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
C/01/269618 / HA ZA 13-755
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening door de Gemeente Someren met betrekking tot perceel kadastraal bekend gemeente Someren, sectie H, nr. 1065

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in een onteigeningsprocedure aangespannen door de Gemeente Someren. De Gemeente vorderde de vervroegde onteigening van een perceelsgedeelte van 00.01.95 ha van een groter perceel, kadastraal bekend als gemeente Someren, sectie H, nr. 1065. De rechtbank heeft vastgesteld dat alle bij de onteigeningswet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, waardoor de vordering tot vervroegde onteigening toewijsbaar is. De Gemeente en de gedaagde hebben overeenstemming bereikt over de schadeloosstelling, die is vastgesteld op € 14.775,--, waarvan € 8.775,-- betrekking heeft op de werkelijke waarde van het onteigende en € 6.000,-- voor bijkomende schade.

De hypotheekhouders, die als interveniënten in de procedure zijn betrokken, hebben geen recht op afzonderlijke schadevergoeding. Zij kunnen zich enkel verhalen op de schadeloosstelling die aan de gedaagde toekomt, voor zover deze betrekking heeft op de werkelijke waarde van het onteigende. De rechtbank heeft geoordeeld dat de werkelijke waarde van het onteigende € 8.775,-- bedraagt, en heeft de Gemeente veroordeeld om dit bedrag aan de hypotheekhouders te betalen. Het resterende bedrag van € 6.000,-- is toegewezen aan de gedaagde.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, de hypotheekhouders en de huurder toegewezen aan de Gemeente, en de kosten van de deskundigen vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/269618 / HA ZA 13-755
Vonnis van 6 augustus 2014
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SOMEREN,
zetelend te Someren,
eiseres,
advocaat mr. ing C.F. van Helvoirt te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.J.M. Weebers-Vrenken te Eindhoven.
en tegen

1.de coöperatie

COOPERATIEVE RABOBANK PEELLAND-ZUID U.A.,
gevestigd te Deurne,
2. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Eindhoven,
interveniënten,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te ’s-Hertogenbosch
en tegen

3.[interveniënt],

gevestigd te Someren,
interveniënt,
advocaat mr. C.J.M. Weebers-Vrenken te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de Gemeente, [gedaagde], de hypotheekhouders (interveniënten 1 en 2) en de huurder (interveniënt 3) genoemd worden.

1.De processtukken

Onder de stukken bevinden zich:
  • het proces-verbaal van vooropname van 10 september 2013
  • een door de griffier van deze rechtbank opgemaakte akte, waaruit blijkt dat op 19 december 2013 onder nummer 99/2013 de bescheiden als bedoeld in artikel 23 van de onteigeningswet ter griffie zijn gedeponeerd;
  • de hypothecaire en kadastrale bescheiden met betrekking tot het onderhavige perceel;
  • het conceptrapport van de door de rechtbank benoemde deskundigen d.d. 3 april 2014.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in de incidenten tot tussenkomst van 11 december 2013
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte overlegging producties
  • de conclusie van dupliek van gedaagde en de huurder
  • de akte van de gemeente, met daaraan gehecht de door gedaagde en de burgemeester van de gemeente ondertekende overeenkomst van 25 juni 2014.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De vorderingen

3.1.
De Gemeente vordert de vervroegde onteigening te haren name en ten algemenen nutte van
- het perceelsgedeelte ter grootte van 00.01.95 ha van het perceel, kadastraal bekend gemeente Someren, sectie H, nr. 1065, groot 00.17.04 ha,
zoals dat perceelsgedeelte nader is aangeduid op de aan de dagvaarding gehechte, ter inzage gelegen hebbende grondtekening, met bepaling van de schadeloosstelling voor [gedaagde].
3.2.
De hypotheekhouders hebben bij conclusie van eis in interventie gevorderd de gemeente en/of [gedaagde] te veroordelen tot hoofdelijke betaling van een bedrag van maximaal € 677.500,--, vermeerderd met rente, provisie en/of kosten en vermeerderd met de aan de interventie verbonden proceskosten. Zij leggen daaraan ten grondslag dat zij genoemd bedrag te vorderen hebben van [gedaagde] en dat zij tot zekerheid voor terugbetaling van haar vorderingen, onder meer, het recht van eerste hypotheek hebben op het perceel, kadastraal bekend gemeente Someren, sectie H, nummer 1065 tot een totaalbedrag van
€ 350.000, te vermeerderen met € 122.500,-- voor rente en kosten.
3.3.
De huurder heeft bij conclusie van eis in interventie gevorderd de vordering van de gemeente af te wijzen en de gemeente te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Alle bij de onteigeningswet voorgeschreven termijnen en formaliteiten, althans voor zover die op straffe van nietigverklaring van de dagvaarding dan wel van niet-ontvankelijkverklaring of van ontzegging van de vordering moeten worden nageleefd, zijn naar behoren in acht genomen. De vordering tot vervroegde onteigening, gedaan op de voet van artikel 54f en volgende van de onteigeningswet, is derhalve voor toewijzing vatbaar.
4.2.
Nu de gemeente en [gedaagde] overeenstemming hebben bereikt, zal de rechtbank de door de gemeente aan [gedaagde] verschuldigde schadeloosstelling vaststellen op het overeengekomen bedrag, derhalve op € 14.775,--, bestaande uit een bedrag van € 8.775,-- in verband met de waarde van het onteigende zoals door de deskundigen begroot en € 6.000,-- in verband met bijkomende schade.
4.3.
De hypotheekhouders hebben geen recht op afzonderlijke schadevergoeding. Zij kunnen zich als tussenkomende partij op de voet van artikel 43 van de onteigeningswet slechts verhalen op de aan [gedaagde] toekomende schadeloosstelling voor zover deze betrekking heeft op de werkelijke waarde van het onteigende. De werkelijke waarde van het onteigende bedraagt in casu € 8.775,--. De gemeente zal veroordeeld worden dit bedrag aan de hypotheekhouders te betalen. Schade in verband met rente, provisie en/of kosten is op grond van artikel 43 van de onteigeningswet niet toewijsbaar, behoudens wettelijke rente vanaf dit vonnis.
4.4.
Het resterende bedrag van € 6.000,-- in verband met bijkomende schade dient aan [gedaagde] te worden betaald.
4.5.
De deskundigen hebben in hun concept-rapport de schade van de huurder begroot op nihil. De rechtbank gaat ervan uit dat de huurder, die door dezelfde advocaat wordt vertegenwoordigd als [gedaagde], zich hiermee kan verenigen, nu in de overeenkomst tussen de gemeente en [gedaagde] niet is voorzien in een afzonderlijke schadevergoeding voor de huurder.
4.6.
De rechtbank zal -gelet op het bepaalde in artikel 50 van de onteigeningswet- de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde], waaronder begrepen de kosten van deskundige bijstand, die naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs zijn gemaakt, ten laste van de gemeente brengen.
De kosten van [gedaagde] worden begroot op:
  • het verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 274,--;
  • de kosten van deskundige en rechtskundige bijstand ten bedrage van € 17.000,-- inclusief BTW,
in totaal derhalve € 17.274,.
4.7.
De gemeente zal tevens worden veroordeeld in de kosten van de interveniënten. Deze kosten worden aan de zijde van de hypotheekhouders begroot op € 1.041,-- (€ 589,-- griffierecht en € 452,-- salaris advocaat). De kosten aan de zijde van de huurder worden begroot op € 452,-- salaris advocaat.
4.8.
De gemeente zal voorts worden veroordeeld in de kosten van de rechtbankdeskundigen. Deze kosten bedragen blijkens de door de deskundigen aan de rechtbank en de gemeente toegezonden en door de gemeente niet bestreden nota € 14.673,28 waarvan:
- € 12.068,74 voor salarissen,
- € 57,94 voor verschotten,
- € 2.546,60 voor omzetbelasting;

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt uit ten name en ten behoeve van de gemeente de onteigening van:
- het perceelsgedeelte ter grootte van 00.01.95 ha van het perceel, kadastraal bekend gemeente Someren, sectie H, nr. 1065, groot 00.17.04 ha,
zoals dat perceelsgedeelte nader is aangeduid op de aan de dagvaarding gehechte, ter inzage gelegen hebbende grondtekening,
5.2.
verstaat dat door inschrijving van dit vonnis in de daartoe bestemde openbare registers van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Eindhoven de eigendom van voormeld perceel zal overgaan vrij van alle daarop rustende lasten en rechten,
5.3.
stelt de door de gemeente aan [gedaagde] verschuldigde schadeloosstelling vast op een bedrag groot € 14.775,-- (veertienduizend zevenhonderd vijfenzeventig euro) en veroordeelt de gemeente om daarvan aan de hypotheekhouders te betalen een bedrag van € 8.775,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt de gemeente tot betaling aan [gedaagde] van het resterende bedrag van
€ 6.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot de dag van betaling,
5.5.
wijst aan als nieuwsblad waarin door de griffier van deze rechtbank dit vonnis bij uittreksel zal worden geplaatst: het Eindhovens Dagblad, editie Helmond,
5.6.
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde], tot op heden begroot op € 17.274,--,
5.7.
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding aan de zijde van de hypotheekhouders, tot op heden begroot op € 1.041,--,
5.8.
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding aan de zijde van de huurder, tot op heden begroot op € 452,--,
5.9.
veroordeelt de gemeente tevens in de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen, vastgesteld op € 14.673,28.
5.10.
verklaart dit vonnis wat de veroordelingen tot betaling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2014.