ECLI:NL:RBOBR:2014:4787

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
01/845096-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na meervoudige strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, mishandeling van ambtenaren, wederspannigheid, vernieling en belediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 februari 2014 in Eindhoven een croissant heeft gestolen, en op dezelfde dag een ambtenaar heeft mishandeld. Daarnaast heeft de verdachte op 9 februari 2014 een andere ambtenaar mishandeld en zich verzet tegen de aanhouding door opsporingsambtenaren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 tot en met 27 januari 2014 in Helmond meerdere vernielingen heeft gepleegd aan goederen die toebehoren aan een stichting. De verdachte is verder beschuldigd van belediging van ambtenaren en het niet voldoen aan een bevel van een politieambtenaar. Tijdens de rechtszaak is gebleken dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, specifiek schizofrenie van het paranoïde type. De rechtbank heeft op basis van deskundigenrapporten geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was en niet in staat was om de draagwijdte van haar handelen te begrijpen. Hierdoor is de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft wel de maatregel opgelegd om de verdachte voor de duur van een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis, om haar de nodige behandeling te bieden. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845096-14, 01/032167-14, 01/033553-14 en 01/137117-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 07 augustus 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats], op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: Zwolle PPC.
De zaak met parketnummer 01/845096-14 was aanvankelijk aangebracht ter terechtzitting van de meervoudige kamer van 13 mei 2014. De zaken met parketnummers 01/032167-14 en 01/33553-14 zijn aanvankelijk bij de politierechter aangebracht. De politierechter heeft deze zaken op 23 mei 2014 verwezen naar de meervoudige kamer.
Op 24 juli 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte aanhangig gemaakte zaken onder de parketnummers 01/845096-14, 01/032167-14 en 01/033553-14 gevoegd met de zaak onder parketnummer 01/137117-14.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2014, 23 mei 2014 en 24 juli 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van respectievelijk 2 april 2014, 13 februari 2014, 13 februari 2014 en 11 juli 2014
Aan verdachte is onder parketnummer 01/845096-14 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 14 februari 2014 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een croissant, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 14 februari 2014 te Eindhoven, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met kracht heeft geknepen en/of haar, verdachtes, nagel(s) in de arm van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gedrukt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 09 februari 2014 te Eindhoven, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], hoofdagent van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost,gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in het gezicht heeft geslagen en/of (vervolgens) in de nek van [slachtoffer 2] heeft gekrast, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 09 februari 2014 te Eindhoven toen de aldaar dienstdoende[verbalisant 1] en/of [slachtoffer 2], opsporingsambtena(a)r(en) van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 / 304 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet
tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner / hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te bewegen in een andere richting dan die waarin voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) haar, verdachte, trachtte(n) te bewegen / brengen en/of (vervolgens) slaande bewegingen te maken naar / tegen die
opsporingsambtena(a)r(en);
art 180 Wetboek van Strafrecht
zij op een of meer tijdstppen gelegen in of omstreeks de periode van 21 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 te Helmond (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (voor)deur(en) en/of een keukenblok en/of een of meer ruit(en) en/of een hoeveelheid huisraad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stichting], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/032167-14 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten[slachtoffer 3]en/of [slachtoffer 4], opsporingsambtena(a)r(en) van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, door feitelijkheden heeft beledigd, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar haar verdachtes, middelvinger, naar voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) opgestoken (het zgn “fuck-you”gebaar);
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/033553-14 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 februari 2014 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur weg te nemen, enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de schuur te verschaffen en/of die/dat weg te nemengoed onder haar bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een schuur- en/of achterdeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/37117-14 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 7 februari 2014 te Valkenswaard opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1 van de Algemene plaatselijke verordening Valkenswaard 2008, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door brigadier van politie [naam brigadier 1], die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar haar had bevolen, althans van haar had gevorderd het [adres 2]te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd in te breken in een schuur aan de [adres 3] te Eindhoven met het oogmerk om enig goed uit die schuur weg te nemen, hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/033553-14 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(parketnummer 01/845096-14)
op 14 februari 2014 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een croissant, toebehorende aan [bedrijf 1];
op 14 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten[slachtoffer 1] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft geknepen in de arm, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;
op 9 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], hoofdagent van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende en/of te rzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in het gezicht heeft geslagen en vervolgens in de nek van [slachtoffer 2] heeft gekrast, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
op 9 februari 2014 te Eindhoven toen de aldaar dienstdoende[verbalisant 1] en [slachtoffer 2], opsporingsambtenaren van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 / 304 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te bewegen in een andere richting dan die waarin voornoemde opsporingsambtenaren haar, verdachte, trachtten te bewegen / brengen en (vervolgens) slaande bewegingen te maken naar die opsporingsambtenaren;
op tijdstippen gelegen in de periode van 21 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een keukenblok en een ruit, toebehorende aan [stichting], heeft vernield;
(parketnummer 01/032167-14)
op 12 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten[slachtoffer 3]en [slachtoffer 4], opsporingsambtenaren van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door feitelijkheden heeft beledigd, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar haar, verdachtes, middelvinger, naar voornoemde opsporingsambtenaren opgestoken (het zogenaamde “fuck-you” gebaar);
(parketnummer 01/01/033553-14) subsidiair
op 13 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een schuurdeur en een ruit van een achterdeur, toebehorende aan [instelling], heeft vernield en/of beschadigd;
(parketnummer 01/37117-14)
op 7 februari 2014 te Valkenswaard opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2.1 van de Algemene plaatselijke verordening Valkenswaard 2008 gedaan door brigadier van politie [naam brigadier 2], die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar haar had bevolen het [adres 4]te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de inhoud van het dossier niet gebleken dat bij verdachte ten tijde van de door haar gepleegde strafbare feiten ieder inzicht in de draagwijdte van haar handelen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak, zoals door de raadsman is bepleit. Zo blijkt onder meer uit de bevindingen van de politie dat zij, kort voorafgaande aan het strafbare feit vertelde dat zij was buitengezet in de nacht van 9 februari 2014 en dat zij op het politiebureau wilde blijven slapen. Ook vernam een verbalisant op 27 januari 2014 dat verdachte zei dat ze de schade aan de woning van haar moeder had gemaakt uit frustratie, dat ze de kranen bewust open had gezet om het huis onder water te laten lopen, omdat ze boos was op het huis en een eigen woonruimte wilde. Ook de belediging van de verbalisanten op 12 februari 2014 waarbij zij hen aankeek, ging vooraf door een scheldpartij, en dit alles nadat de verbalisanten haar hadden aangesproken en hadden verzocht de stationshal in Eindhoven te verlaten. Hoewel verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank samenhangt met de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek die hierna nog zal worden besproken, acht de rechtbank op basis van het vorenoverwogene het opzet op de bewezen verklaarde feiten in alle gevallen aanwezig.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Op 2 juli 2014 heeft de psycholoog, drs.[psycholoog] een rapport omtrent verdachte uitgebracht naar aanleiding van de feiten met parketnummer 01/845096-14. De in dit rapport vermelde conclusie luidt – verkort en zakelijk weergegeven – als volgt.
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type. Ten tijde van het ten laste gelegde was betrokkene psychotisch en was het contact met de realiteit ernstig verstoord/verbroken. Deze ziekelijke stoornis beïnvloedde betrokkens gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig, dat deze daaruit kunnen worden verklaard. Geadviseerd wordt om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Op 9 juli 2014 hebben de psychiater, [namen psychiaters], psychiater in opleiding, een rapport omtrent verdachte uitgebracht naar aanleiding van de feiten onder parketnummer 01/845096-14. De in dit rapport vermelde conclusie luidt – verkort en zakelijk weergegeven – als volgt.
Betrokkene is bekend met schizofrenie van het paranoïde type. Dit is een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zich uitend in (een) (vrijwel) chronisch psychotische toestandsbeeld(en) (indien onbehandeld). Ten tijde van het ten laste gelegde onder parketnummer 01/845096-14 was verdachte met een zeer grote waarschijnlijkheid (paranoïde) psychotisch. Bij het ten laste gelegde speelde haar paranoïde psychose zeer waarschijnlijk een grote rol. Onderzoekers adviseren de onder 01/845096-14 feiten 2 t/m 5 niet aan betrokkene toe te rekenen. Ten aanzien van het onder 01/845096 genoemde feit 1 (diefstal van een croissant) wordt geadviseerd betrokkene grotendeels tot geheel niet toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie van voormelde deskundigen over en maakt deze tot de hare, met dien verstande dat de rechtbank verdachte ook ten aanzien van de diefstal van de croissant volledig ontoerekeningsvatbaar acht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet strafbaar is voor hetgeen te haren laste bewezen is verklaard, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank betrekt hierin ook de overige ten laste gelegde feiten (parketnummers 01/032167-14, 01/033553-14 en 01/137117-14). Deze feiten zijn gepleegd in dezelfde – zeer beperkte – tijdspanne en komen qua aard en ernst overeen met de feiten genoemd onder parketnummer 01/845096-14. De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van die feiten kan worden geconcludeerd dat de stoornis het handelen van verdachte heeft bepaald op grond waarvan verdachte ook voor die feiten geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de feiten 1 t/m 5 onder parketnummer 01/845096-14, parketnummer 01/032167-14, het subsidiaire feit onder parketnummer 01/033553-14 en parketnummer 01/137117-14 wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar op grond waarvan zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie vordert oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] integraal toewijsbaar en de vordering van de [stichting] toewijsbaar tot een bedrag van
€ 2.500,-. De benadeelde partij [stichting] dient naar het oordeel van de officier van justitie in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De op te leggen maatregel.
Het in het rapport van de psycholoog vermelde advies luidt – verkort en zakelijk weergegeven – als volgt.
Betrokkene behoeft een klinische opname op een afdeling met veel begrenzing en structuur en waar men de mogelijkheden heeft om adequaat om te gaan met de beheersproblematiek. Het is aan te bevelen om betrokkene daarnaast een psychotherapeutisch traject aan te bieden gericht op verwerking van de rouw door de verlating, het vergroten van ziektebesef en ziekte-inzicht, het versterken van copingvaardigheden en het aanleren van meer aangepast gedrag.
Rapporteur adviseert om betrokkene een dergelijke behandeling op te leggen binnen het juridische kader van een plaatsing conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De plaatsing dient ten uitvoer gelegd te worden op een forensische afdeling met een hoog beveiligingsniveau, niet zijnde de FPK Eindhoven. Het is aan te bevelen te kiezen voor een andere FPK, waar psychotherapie onderdeel van het behandelaanbod is.
Het in het rapport van de psychiater en de psychiater in opleiding vermelde advies luidt – verkort en zakelijk weergegeven – als volgt.
Een langdurend, in eerste opzet, klinisch behandeltraject met daarbij passende veiligheidsmaatregelen is geïndiceerd. Een passende vorm zou kunnen worden verkregen door betrokkene een maatregel artikel 37-39 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en haar te plaatsen binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek.
De rechtbank neemt de adviezen van voornoemde deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden opgelegd.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de veiligheid van verdachte en anderen, alsmede de algemene veiligheid van personen en goederen, het opleggen van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar eist. De rechtbank hecht er daarbij belang aan op te merken dat deze maatregel niet ten uitvoer dient te worden gelegd in de FPK Eindhoven.

Overweging ten aanzien van aanhoudingsverzoek van de verdediging.

De raadsman heeft aan het einde van de behandeling ter terechtzitting (opnieuw en naar de rechtbank begrijpt voorwaardelijk) verzocht, in het geval de rechtbank zou overwegen over te gaan tot een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, de psychiater en/of de psychiater in opleiding die over verdachte hebben gerapporteerd te horen, althans te doen onderzoeken of verdachte mogelijk ook in het kader van een civielrechtelijke maatregel in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden geplaatst.
De raadsman van verdachte had kort voor de behandeling ter terechtzitting in een schrijven gericht aan de officier van justitie verzocht om de psychiater en/of de psychiater in opleiding ter terechtzitting te horen over een opmerking in het deskundigenrapport van 9 juli 2014 op pagina 15:
“Overigens zou dit ook een maatregel kunnen zijn vanuit de Wet BOPZ”. Ter terechtzitting heeft de raadsman afstand gedaan van dat verzoek, toen ter terechtzitting bleek dat de deskundige(n) verhinderd waren ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot het alsnog horen van de deskundigen af, nu enerzijds de raadsman op een eerder moment ter terechtzitting reeds afstand heeft gedaan van het horen van deze deskundigen en anderzijds de rechtbank geen aanleiding ziet tot een plaatsing in een ander kader, gelet op de adviezen van zowel de psycholoog als de psychiater en de psychiater in opleiding dat zij het noodzakelijk vinden dat verdachte wordt behandeld in een forensische voorziening met een hoog beveiligingsniveau. Ook het verzoek om te onderzoeken of een civielrechtelijke maatregel als de BOPZ-maatregel thans zou kunnen worden opgelegd, is aldus niet aan de orde. Ook dit verzoek wordt afgewezen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank acht de vordering, te weten een bedrag van € 150,- betreffende immateriële schade, in zijn geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict, zijnde 9 februari 2014, tot de dag der algehele voldoening. De vordering is niet weersproken en de gestelde schade staat in causaal verband met het bewezen verklaarde feit 3 onder parketnummer 01/845096-14.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu deze maatregel slechts kan worden opgelegd in geval van veroordeling van verdachte tot een straf. In het onderhavige geval wordt verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar geacht en zal geen strafoplegging volgen
.

De vordering van de benadeelde partij [stichting].

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De vordering is gemotiveerd betwist en ter terechtzitting is onvoldoende duidelijk geworden hoe de schadeposten in verband zijn te brengen met het bewezen verklaarde, zodat bij gebreke aan een deugdelijke onderbouwing in zoverre thans niet kan worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde toegebrachte schade. De rechtbank acht het een onevenredige belasting van het strafgeding indien voor het alsnog nader onderbouwen gelegenheid zou dienen te worden gegeven, te meer nu namens de benadeelde niemand ter zitting is verschenen om reeds van die gelegenheid tot onderbouwing gebruik te maken.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren, aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 37, 39, 55, 57, 180, 184, 266, 267, 300, 304, 310, 350.

DE UITSPRAAK

T.a.v. parketnummer 01/033553-14 primair:
Vrijspraak.
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 1:
diefstal.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 3:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 4:
wederspannigheid.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
T.a.v. parketnummer 01/032167-14:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
T.a.v. parketnummer 01/033553-14 subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen,
in eendaadse samenloop gepleegd.
T.a.v. parketnummer 01/137117-14:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Verklaart verdachte hiervoor
niet strafbaar.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, parketnummer 01/032167-14, parketnummer 01/033553-14 subsidiair en parketnummer 01/137117-14:
Ontslag van alle rechtsvervolging, zijnde de verdachte niet strafbaar.
Legt op de volgende maatregel.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, parketnummer 01/032167-14, parketnummer 01/033553-14 subsidiair en parketnummer 01/137117-14:
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 150,- (zegge: honderdvijftig euro), ter zake immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, zijnde 9 februari 2014, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. parketnummer 01/845096-14 feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [stichting].
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [stichting], gevestigd te [plaats], in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 7 augustus 2014.