ECLI:NL:RBOBR:2014:4770

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
4 augustus 2014
Zaaknummer
01/810047-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor feitelijke aanranding en mishandeling met voorwaardelijke straf en schadevergoeding

Op 5 augustus 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 13 januari 2012 in Eindhoven, waarbij de verdachte de aangeefster, aangeduid als [slachtoffer 1], met geweld heeft vastgepakt en haar heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de intentie had om de aangeefster te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, maar heeft hem vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, omdat de intentie tot seksueel binnendringen niet voldoende kon worden bewezen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €740,01 aan schadevergoeding. Daarnaast is de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de feiten waarop haar vordering betrekking had, werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en gedragsinterventies. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/810047-12 en 01/825231-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 05 augustus 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2012, 12 april 2013, 7 februari 2014 en 22 juli 2014.
Op de zitting van de meervoudige kamer van 12 april 2013 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen namens verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 17 september 2012 en 18 maart 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 juli 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten aanzien van het parketnummer 01/810047-12 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te Eindhoven,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
te weten door meermalen, althans eenmaal:
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of van haar fiets (trachten) te trekken en/of
- (onverhoeds) met zijn hand(en) de borst(en) en of het lichaam van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] te knijpen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] bij haar jas vast te pakken/grijpen en/of (vervolgens) naar zich toe te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- (vervolgens) (te trachten) die [slachtoffer 1] in/bij haar panty/ondergoed/kruis vast te pakken/grijpen
van welk misdrijf de uitvoering niet is voltooid;
Artikel 242 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te Eindhoven,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten het meermalen, althans eenmaal met zijn hand(en) de borst(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te betasten en/of vast te pakken in/bij haar panty/ondergoed/kruis vast te pakken en/of aan die panty en/of dat ondergoed te trekken en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] te knijpen en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, althans eenmaal
- (onverhoeds) die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of van haar fiets (trachten) te trekken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] bij haar jas vast te pakken/grijpen en/of (verovolgens) naar zich toe te trekken en/of
- slaan en/of stompen op/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 1];
Artikel 246 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te Eindhoven
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (met kracht) met de vuist op/tegen
het gezicht, althans het lichaam heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1]
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Artikel 300 Wetboek van Strafrecht
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825231-12 tenlastegelegd dat:
hij
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te
Veldhoven en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van[slachtoffer 2], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft verdachte:
- meermalen op het/de adres(sen) [adres 2] en/of [adres 3] te
Eindhoven, althans een of meerdere adres(sen) (waar op die momenten voornoemde
[slachtoffer 2] verbleef) verbleven en/of zich aldaar opgehouden en/of op voornoemde
adres(sen) geroepen naar voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- een of meermalen op het adres [adres 2] (waar op die/dat
moment(en) voornoemde [slachtoffer 2] verbleef) op de ramen gebonkt en/of
(vervolgens) geroepen: "Open die deur, kutwijf, ik maak jou dood", althans
woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een of meermalen op het adres [adres 2] (waar op die/dat
moment(en) voornoemde [slachtoffer 2] verbleef) een balk, althans een groot en/of
hard voorwerp tegen het raam gegooid en/of
- een of meermalen voornoemde [slachtoffer 2] gevolgd en/of
- meermalen sms-berichten en/of brieven aan voornoemde [slachtoffer 2] verzonden en/of
- meermalen voornoemde [slachtoffer 2] en/of haar vader en/of haar zus en/of een of
meer kennis(sen) van voornoemde [slachtoffer 2] gebeld;
Artikel 285b Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Ten aanzien van de zaak met het parketnummer 01/825231-12 heeft de verdediging verweer gevoerd met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De raadsman heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan de formele vereisten aangaande het doen van klacht door aangeefster. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat het feitelijke grondslag mist. Uit hetgeen is verwoord in de aangifte (pagina’s 38 en 43 van het betreffende dossier) blijkt dat is voldaan aan de gestelde eisen voor het doen van klacht. Op deze pagina’s is immers weergegeven dat aangeefster klacht doet tegen verdachte, dat zij wenst dat er strafvervolging tegen hem wordt ingesteld, dat deze klacht door de verbalisant in opdracht van [naam], inspecteur van politie tevens hulpofficier van justitie, op schrift is gesteld en dat de verbalisant deze klacht aan genoemde hulpofficier heeft overhandigd, die voor gezien en ontvangst heeft getekend.
De officier van justitie kan ook overigens in zijn vervolging worden ontvangen.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Ten aanzien van het onder parketnummer 01/810047-12 primair ten laste gelegde feit.
Verdachte ontkent niet dat er een confrontatie met aangeefster heeft plaatsgevonden, maar stelt dat hij haar overeind heeft willen helpen. De rechtbank acht die lezing van verdachte niet aannemelijk, gezien ook de match tussen het DNA-profiel van verdachte met het DNA-spoor op de (buitenste) gescheurde onderbroek van aangeefster. Daarbij komt dat de verklaring van aangeefster steun vindt in onder meer de verklaring van haar zus en in het aantreffen van haar ketting op de plaats delict. De daarbij gegeven vuistslag vindt bevestiging in het bij aangeefster geconstateerde letsel zoals geverbaliseerd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, daargelaten of het louter vastpakken in de schaamstreek en het daarbij beschadigen van de onderkleding van aangeefster op zichzelf reeds getuigt van de intentie tot het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, die intentie in casu onvoldoende uit de bewijsmiddelen is gebleken. Aangeefster weet zich immers niet te herinneren hoe haar panty en buitenste onderbroek zijn beschadigd, maar verklaart wel dat ze zich heeft verzet tegen haar belager. Hierdoor blijft de mogelijkheid open dat de intentie van verdachte er louter op gericht was aangeefster te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Zodoende zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder het parketnummer 01/810047-12 primair ten laste gelegde, maar verdachte wel veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde aanranding en mishandeling als hierna te melden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 01/825231-12 ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van aangeefster, van diverse getuigen en van verdachte, ondersteund door de gegevens van het onderzochte dataverkeer, blijkt dat het slachtoffer gedurende de ten laste gelegde periode zelf ook contact is blijven zoeken met verdachte. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat het voor verdachte duidelijk was dat het slachtoffer de door verdachte geïnitieerde contacten niet op prijs stelde, zodat niet kan worden gesteld dat sprake was van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De ten laste gelegde belaging is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van het parketnummer 01/810047-12 subsidiair:
op 13 januari 2012 te Eindhoven, door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
te weten het met zijn handen vastpakken van de borsten van die [slachtoffer 1] en het in het kruis vastpakken van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld uit:
- het onverhoeds met kracht vastpakken van die [slachtoffer 1] en haar van haar fiets (trachten te) trekken en
- het vervolgens bij haar jas vastpakken van die [slachtoffer 1] en haar (vervolgens) naar zich toe trekken en
- het slaan en/of stompen op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1]
en
op 13 januari 2012 te Eindhoven opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met kracht met de vuist op/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen zullen in het geval van hoger beroep worden uitgewerkt in een aanvullend vonnis en worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert ten aanzien van parketnummer 01/810047-12 primair en parketnummer 01/825231-12:
* gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest;
* TBS met bevel tot verpleging van overheidswege;
* verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen;
* toewijzing van de gehele civiele vordering van [slachtoffer 1] vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* toewijzing van de civiele vordering van[slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
* opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en heeft daarbij haar lichamelijke integriteit ernstig aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten plegen daar vaak nog jarenlang last en hinder van te ondervinden in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en de opgemaakte schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder, in 2004, voor soortgelijke feiten werd veroordeeld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit de omtrent de persoon van verdachte uitgebrachte rapportages blijkt dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid [1] c.q. een laag begaafde intelligentie [2] . Beide rapporteurs hebben – bij gebrek aan medewerking door verdachte – geen bevestiging kunnen geven van de eerdere diagnose van drs. [naam psycholoog] GZ-psycholoog, van 15 augustus 2012, die aangaf dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke, ontwijkende en paranoïde kenmerken. Ook weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad, geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte - voor zover nu bekend - geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gevorderd. De rechtbank merkt allereerst op dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan die waarop de strafeis van de officier van justitie is gestoeld. Voorts is de rechtbank van oordeel dat in de deskundigenrapporten, zowel recent als in het verleden, onvoldoende steun wordt gevonden voor het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling aan verdachte.
De rechtbank zal derhalve een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een geringere bewezenverklaring komt en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van negen maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om verdachte voor een langere periode onder begeleiding en onder toezicht van de reclassering te stellen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank wijst af de door de officier van justitie gevorderde opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, omdat het onvoorwaardelijke deel van de door de rechtbank op te leggen gevangenisstraf de duur van het voorarrest niet zal overschrijden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering, mede in het licht van hetgeen daarover door de verdediging is aangevoerd, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2].

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 55, 246, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het onder parketnummer 01/810047-12 primair en onder parketnummer 01/825231-12 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 01/810047-12 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 01/810047-12 subsidiair:
Eendaadse samenloop van:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
en
mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van 01/810047-12 subsidiair:
Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan
9 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van 3 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dit inhoudt het meewerken aan een ambulante behandeling en/of het deelnemen aan één of meer gedragsinterventies, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd op nader door de reclassering te bepalen dagen en tijdstippen bij Reclassering Nederland Toezichtunit 2 Zuid te Polluxstraat 114, 5631 ES Eindhoven (telefoonnummer [telefoonnummer]) zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6,
5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
Ten aanzien van 01/810047-12 subsidiair:
Maatregel van schadevergoedingvan EUR 740,01 subsidiair 14 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 740,01 (zegge: zevenhonderdveertig euro en een eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 600,00 immateriële schade (post 1 ) en een bedrag van EUR 140,01 materiële schade (post 2,3,4,5,6).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 740,01 (zegge: zevenhonderdveertig euro en een eurocent), te weten EUR 600,00 immateriële schade
(post 1) en EUR 140,01 materiële schade (post 2,3,4,5,6).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van 01/825231-12:
Niet-ontvankelijkverklaringvan de benadeelde partij[slachtoffer 2] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Opheffingvan het tegen verdachte ten aanzien van het parketnummer 01/810047-12 verleende
bevel tot voorlopige hechtenismet ingang van heden. Dit bevel tot voorlopige hechtenis is op 10 augustus 2012 reeds geschorst.
Opheffingvan het tegen verdachte ten aanzien van het parketnummer 01/825231-12
verleende
bevel tot voorlopige hechtenismet ingang van heden. Dit bevel tot voorlopige hechtenis is op 29 juni 2012 reeds geschorst.
Teruggave van de in beslag genomen goederen, te weten ten aanzien van het parketnummer 01/810047-12 aan de rechthebbende (het slachtoffer):
* een zwarte onderbroek van het slachtoffer;
* een zwarte jurk van het slachtoffer;
* een zwarte panty van het slachtoffer.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. M.G.P.A. Burghoorn en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 5 augustus 2014.

Voetnoten

1.Pro Justitia rapportage drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 12 juli 2014
2.Pro Justitia rapportage drs. [psychiater], psychiater, d.d. 18 oktober 2013