In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen van hennepplanten. De officier van justitie vorderde de ontneming van een bedrag van € 301.381,00, dat later werd aangepast naar € 260.539,40. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de vordering tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 juni 2013 690 hennepplanten heeft geteeld in Gemert, gemeente Gemert-Bakel. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder rapporten van de politie en getuigenverklaringen, in overweging genomen en vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft de netto opbrengst van de hennepteelt vastgesteld op € 101.703,60, na aftrek van kosten. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.