Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte],
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
Verdachte heeft [slachtoffer] gestopt en een schoppende beweging gemaakt. Daarmee had hij een duidelijk aandeel in het geweld. Verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
- een (zware) hersenschudding;
- geheugenverlies;
- een breuk in het oogkasbotje.
Zij overweegt daarbij dat door.
Gelet op hetgeen de rechtbank ter terechtzitting heeft vastgesteld omtrent de aard van de lichamelijke klachten, dat uit de medische informatie niet blijkt dat sprake is van een zware hersenschudding, het niet noodzakelijk zijn van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, is de rechtbank van oordeel dat de lichamelijke klachten niet zodanig zijn dat zij naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel zijn aan te merken.
De bewijsmiddelen.
(blz. 121-122) Aangifte [slachtoffer], op 10 september 2013:
de rechtbank leest: [getuige 1])naar huis gefietst.
de rechtbank begrijpt: te ’s-Hertogenbosch)gefietst. Toen wij daar net onder het fietstunneltje bij de Heinis waren, werd ik door jongens met hun fietsen geblokkeerd. Ik bedoel daarmee dat zij met hun fietsen om mij heen stonden en mij als het ware omsingelden. Ik ben toen van mijn fiets afgestapt en ben weggerend. Toen ik wegrende voelde ik dat iemand tegen mijn rechterschouder trapte. Ik ben toen op de grond gevallen. Ik werd toen door een jongen bij mijn armen vastgepakt. Ik werd toen door een stuk of vier jongens in mijn gezicht geslagen. Ik zag dat zij mij met hun handen sloegen en mij met hun voeten schopten. Ik werd het meest in mijn gezicht geslagen en een paar keer over mijn gehele lichaam geschopt. Ik voelde pijn in mijn gezicht. Het waren ongeveer 4 à 5 jongens die mij sloegen.
(blz. 131-134) Nadere verklaring aangever, afgelegd op 17 september 2013:
de rechtbank leest: 2013)zijn [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer])en ik de school uit gefietst. Ter hoogte van [bedrijf] werden wij ingehaald door een kleine Marokkaan op de fiets. Ik zag dat deze persoon ons inhaalde. Ik zag dat hij naast [slachtoffer] ging fietsen. Ik zag dat de jongen vervolgens aan de fiets van [slachtoffer] trok. Hierdoor kwam [slachtoffer] tot stilstand. Ik zag dat er vervolgens een groep van ongeveer
8 à 10 man aankwamen. Ik zag dat het allemaal Marokkanen waren. Ik zag dat de jongen met het grijze vest [slachtoffer] een keer of 3 tegen zijn been schopte. [slachtoffer] rende weg. Bij het bruggetje richting [adres 2] (
de rechtbank begrijpt: te ’s-Hertogenbosch)werd [slachtoffer] ingehaald. Hij werd door iemand onderuit getrapt. Vervolgens kwam de jongen met het gele jack aanrennen. Ik zag dat deze jongen [slachtoffer] in zijn gezicht sloeg. [slachtoffer] werd vervolgens onderuit getrapt. Toen hij op zijn knieën op de grond zat, is [slachtoffer] nog meerdere malen geschopt en geslagen.
(blz. 196-199) Verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd op19 september 2013:
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]), [medeverdachte 5] stopte met zijn fiets voor de bleke jongen. Ik stond bij [medeverdachte 5] in de buurt, ook voor die bleke jongen. Ik heb die bleke jongen samen met [medeverdachte 5] laten stoppen.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Uit deze rapportage blijkt dat de kans op recidive door de Raad als hoog wordt ingeschat.
Met betrekking tot de strafoplegging adviseert de Raad om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Verder adviseert de Raad om als bijzondere voorwaarde de jeugdreclasseringsmaatregel toezicht en begeleiding voor de duur van 2 jaar op te leggen, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, ook als dit betekent dat hij dient mee te werken aan de continuering van het MST-traject, een groepstraining opgezet door de jeugdreclassering met name gericht op een adequate agressieregulatie, individuele begeleiding bijvoorbeeld EMDR en, indien nodig geacht, eventuele andere geïndiceerde hulp (bijvoorbeeld psycho-educatie).
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat de door de benadeelde partij gestelde problemen met het kortetermijngeheugen onvoldoende zijn onderbouwd. Er is geen sprake van een medische eindtoestand. Verder is de gestelde PTSS niet vastgesteld. De aangehaalde uitspraken uit de smartengeldgids zijn niet vergelijkbaar met deze zaak en daarom niet passend. De raadsman verzoekt de rechtbank een veel lager en reëler deel als voorschot toe te wijzen, bijvoorbeeld een bedrag van € 1.000,-. Het overige deel van de vordering dient in een civiele procedure nader te worden onderzocht.