ECLI:NL:RBOBR:2014:4150

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
01/845856-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en afpersing in Eindhoven

Op 23 juli 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 oktober 2013 samen met een medeverdachte een woning in Eindhoven is binnengevallen. Tijdens deze woningoverval werden vier slachtoffers met geweld en bedreiging gedwongen tot de afgifte van geld en persoonlijke bezittingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, met gebruik van een stroomstootwapen, de slachtoffers hebben mishandeld en hen onder druk hebben gezet om geld uit hun zakken te halen. De slachtoffers, die in de woning aanwezig waren, hebben verklaard dat zij door de verdachten zijn aangevallen en dat zij zich in een levensbedreigende situatie bevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden in hun verklaringen over hun activiteiten op de dag van de overval. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd, en heeft hem een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het geweld op de slachtoffers, die na de overval naar Polen zijn vertrokken uit angst voor de verdachte. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen goederen aan de slachtoffers gelast, evenals de verbeurdverklaring van andere in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845856-13
Datum uitspraak: 23 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2014, 16 april 2014 en 9 juli 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij (voorlopige) dagvaarding van 8 januari 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 april2014 is gewijzigd conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer
aanzienlijke geldbedrag(en) en/of twee, althans een of meer, portemonnee(s)
inhoudende onder meer geld en/of twee. althans een of meer. mobiele telefoon(s) en/of
(een) autosleutel(s), in elk geval enig goed.
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of een of meer van zijn mededader(s)
-
meermalen, althans eenmaal. heeft/hebben geslagen met een stroomstootwapen
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1], en/of
-
een stroomstootwapen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden, en/of
-
meermalen, althans eenmaal, een stroomstoot aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
heeft/hebben gegeven, en/of
-
meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen en/of gestompt in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of
-
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft toegevoegd
de mededeling(en) dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
geld uit zijn/haar/hun zakken moest(en) halen om te betalen en/of dat er geld betaald moest worden en/of dat er geld gehaald moest worden, althans (een) mededeling(en)van gelijke aard en/of strekking en/of
-
aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de mededeling(en) dat hij. verdachte, zelfs
veertienjarige meisjes heeft verkracht en/of heeft gevraagd aan die [slachtoffer 2] of zij
dat leuke gezicht wilde houden of dat zij dat leuke gezicht kwijt wilde raken. Althans
mededeling(en) en/of (een) vra(a)g(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 19 oktober 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer aanzienlijke geldbedrag(en)
en/of twee, althans een of meer, portemonnee(s) inhoudende onder meer geld en/of
twee, althans een of meer, mobiele telefoon(s) en/of (een) autosleutel(s), in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]. in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of een of meer van zijn mededader(s)
-
meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen met een stoomstootwapen
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of
-
een stroomstootwapen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden, en/of
-
meermalen, althans eenmaal, een stroomstoot aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
heeft/hebben gegeven, en/of
-
meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen en/of gestompt in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of
-
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft toegevoegd
de mededeling(en) dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
geld uit zijn/haar/hun zakken moest(en) halen om te betalen en/of dat er geld
betaald moest worden en/of dat er geld gehaald moest worden, althans (een) mededeling(en) van gelijke aard en/of strekking en/of
-
aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de mededeling(en) dat hij verdachte, zelfs
veertienjarige meisjes heeft verkracht en/of heeft gevraagd aan die [slachtoffer 2] of zij
dat leuke gezicht wilde houden of dat zij dat leuke gezicht kwijt wilde raken, althans
mededeling(en) en/of (een) vra(a)g(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met [medeverdachte] op 19 oktober 2013 te Eindhoven vier personen, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], heeft bestolen en/of afgeperst voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door geweld.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal met geweld en de afpersing, gepleegd in vereniging, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Er bevindt zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring zodat de rechtbank verdachte dient vrij te spreken van het ten laste gelegde. Subsidiair merkt de verdediging op dat geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking omdat [verdachte] de in de woning aanwezige personen enkel wilde aanspreken op hun criminele gedrag en zijn opzet niet gericht was op diefstal of afpersing.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op 19 oktober 2013 omstreeks 22:51 uur meldde een buitenlandse man bij de meldkamer te Eindhoven dat hij en zijn vrienden in hun woning, gelegen aan [adres 2] te Eindhoven, waren aangevallen door twee mannen. De melder, die zich op [adres 3] te Eindhoven bevond, betrof [slachtoffer 3]. Hij verklaarde tegen de ter plaatse gekomen politie dat de andere personen in de woning ook zouden zijn gevlucht. Korte tijd later trof [verbalisant 1] op [adres 4] te Eindhoven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (lees: [slachtoffer 2]) aan. Zij hielden zich in de bosschages schuil. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij samen met [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op [adres 2] woonde, alsmede dat er twee mannen hun woning waren binnen gekomen en dat deze mannen hen gelijk begonnen te slaan. [slachtoffer 2] verklaarde tevens dat de mannen beide in bezit waren van een taser en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] waren getaserd door de verdachten. Voorts verklaarde [slachtoffer 2] dat de verdachten hun geld hadden afgepakt. [verbalisant 1] zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op hun sokken liepen. [2]
Op 19 oktober 2013 troffen de verbalisanten op [adres 5] te Eindhoven [slachtoffer 4] aan. Zij zagen dat [slachtoffer 4] gewond was aan zijn borst en gelaat. [slachtoffer 4] deelde hen in gebrekkig Engels mede dat hij mishandeld was met een taser. [3]
Toen de verbalisanten op 19 oktober 2013 omstreeks 23:15 uur de woning gelegen aan [adres 2] te Eindhoven betraden, zagen zij op een balkon op de eerste verdieping een matras dubbelgevouwen over de waslijn hangen. Toen de verbalisanten onder deze matras keken, zagen zij dat de later aangehouden man, [verdachte], geknield op de grond voor het matras zat om zich zo aan het zicht te onttrekken. [4]
[slachtoffer 3], aangever, was ’s-avonds op 19 oktober 2013 met zijn huisgenoten thuis op het adres [adres 2] te Eindhoven. Hij hoorde de voordeur opengaan en hij zag vervolgens dat [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) en [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]), eigenaren van de woning, de woonkamer inliepen. [slachtoffer 3] zag dat [verdachte] de eettafel voorbij liep en op de rug van de sofa ging zitten, [medeverdachte] ging rechtsachter [slachtoffer 3] staan. Hij zag dat [verdachte] iets uit zijn rechter broekzak haalde. Het was een zwart ding van ongeveer vijftien à twintig centimeter groot. [slachtoffer 3] zag dat [verdachte] opstond en met zijn rechterhand, waarmee hij het zwarte apparaat vasthield, naar [slachtoffer 4] (hierna te noemen: [slachtoffer 4]) reikte en het tegen de borst van [slachtoffer 4] zette. Hij zag dat er elektriciteit uit het apparaat kwam en begreep direct dat het een taser was. [slachtoffer 3] schrok daar erg van en stond op van zijn stoel. Meteen zag en voelde [slachtoffer 3] dat [medeverdachte] met zijn vuist tegen [slachtoffer 3] zijn hoofd sloeg. [slachtoffer 3] kreeg twee klappen van [medeverdachte]. Terwijl [slachtoffer 3] via de deur naar de gang, richting de voordeur, rende zag hij dat [slachtoffer 4] [verdachte] van zich afvocht en dat [medeverdachte] [verdachte] te hulp schoot. [slachtoffer 3] rende naar buiten en zag na tien minuten dat [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2]) ook naar buiten waren gekomen. [5]
[slachtoffer 1], aangever, woonde samen met [slachtoffer 2] op het adres [adres 2] te Eindhoven. Op 19 oktober 2013 omstreeks 22:00 uur zaten ze in de woonkamer te eten toen de twee eigenaren binnenkwamen. Ze wilden weten wie hun vrienden waren en of ze geld hadden. Eén van de mannen, [verdachte], heeft toen een stroomstootapparaat gepakt en heeft met dit apparaat [slachtoffer 4] onder zijn kin en op zijn buik en hand geraakt. Vervolgens kwam [verdachte] met dat apparaat naar [slachtoffer 1] toe en raakte hem op zijn nek en buik. [slachtoffer 1] voelde pijn en een brandend gevoel. Vervolgens zei [verdachte] dat er iemand van hen naar boven moest gaan om geld te halen. Daarop is [slachtoffer 2] naar boven gegaan om geld te halen, zo’n € 700,-- tot € 800,-- euro en heeft dit aan [medeverdachte] gegeven. [medeverdachte] heeft vervolgens een deel van het geld aan [verdachte] gegeven. [slachtoffer 4] kreeg daarna enkele klappen op zijn gezicht van [verdachte] en een paar tikken met het stroomstootwapen. [slachtoffer 1] is vervolgens met [slachtoffer 2] naar buiten gevlucht. Tijdens de schermutseling zei [verdachte] dat hij al een veertienjarig meisje had verkracht en dat hij [slachtoffer 2] ook zou gaan verkrachten. [6]
[slachtoffer 2], aangeefster, bevond zich samen met [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op 19 oktober 2013 omstreeks 22:00 uur op [adres 2] te Eindhoven. Er kwamen toen twee mannen in de woning, te weten [verdachte] en [medeverdachte], de eigenaren van de woning. [slachtoffer 2] en onder meer [slachtoffer 1] huren deze woning van hen. Na maximaal vijf minuten hoorde [slachtoffer 2], die in de keuken was, ineens lawaai en gestommel vanuit de woonkamer. [slachtoffer 2] zag [slachtoffer 4] de keuken in komen lopen en zij zag dat [medeverdachte] achter hem aanliep. [slachtoffer 2] is toen de woonkamer in gelopen en zag dat [verdachte] een taser tegen de nek van [slachtoffer 1] hield. Ze hoorde dat de taser knetterde en zag dat er korte lichtflitsen vanaf kwamen. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] schokte met zijn lichaam. Voorts zag zij dat [slachtoffer 1] twee brandvlekken in zijn nek had en dat zijn nek opzwol. [medeverdachte] vroeg aan hen waar het geld was. [slachtoffer 1] zei dat het geld boven lag op het kastje. [verdachte] zei dat [slachtoffer 2] het geld moest gaan halen en zei tegen [medeverdachte] dat hij met haar moest meelopen. [slachtoffer 2] is toen met [medeverdachte] naar boven gelopen en heeft toen € 250,-- gepakt. Dat geld was van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen. [slachtoffer 2] heeft het geld aan [medeverdachte] gegeven. Toen zij beneden kwam, hoorde zij [medeverdachte] zeggen dat het niet genoeg was. Hij vroeg waar de rest van het geld was. [verdachte] vroeg of zij nog meer geld hadden. [slachtoffer 1] zei dat er op een andere plek nog meer geld lag. [verdachte] zei tegen [slachtoffer 2] dat zij dat geld moest pakken. [medeverdachte] moest weer met [slachtoffer 2] mee lopen. Zij heeft toen ongeveer € 450,-- gepakt. Ook dat geld was van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen. Zij heeft dit geld aan [medeverdachte] gegeven. Toen zij beneden waren zei [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 2] ook nog € 50,-- bij zich had, verstopt in haar BH. [slachtoffer 2] heeft toen zelf dat geld eruit gepakt en aan [medeverdachte] gegeven. Vervolgens stond [verdachte] op, ging recht voor [slachtoffer 2] staan en zei tegen haar dat hij zelfs veertienjarige meisjes verkrachtte. Vervolgens keek [verdachte] naar de messen op de salontafel en zei tegen [slachtoffer 2] dat ze een leuk gezichtje had en hij vroeg aan haar of zij dat leuke gezicht wilde houden of dat ze dat kwijt wilde raken. Zij hoorde dat [verdachte] daarna tegen [slachtoffer 1] zei dat hij zijn autosleutel aan [verdachte] moest geven. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] zijn autosleutel aan [verdachte] gaf. Vervolgens zag [slachtoffer 2] dat [verdachte] hierna weer terug liep en naar [slachtoffer 4] liep en zij zag dat [verdachte] hard met zijn vuist tegen [slachtoffer 4] zijn gezicht sloeg. Hierna zette [verdachte] de taser meerdere malen tegen het lichaam van [slachtoffer 4], waarbij zij zag dat hij de taser ook echt gebruikte doordat zij geknetter hoorde en lichtflitsen zag. Later op het politiebureau zag zij ook schrammen en brandplekken op het lichaam van [slachtoffer 4]. [7]
[slachtoffer 4], aangever, bevond zich samen met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de woning gelegen aan [adres 2] te Eindhoven. Er kwamen twee mannen de woning binnen. De man die [verdachte] heette kwam naar [slachtoffer 4] toe, terwijl [slachtoffer 4] nog op de stoel aan de tafel zat. Plotseling sloeg [verdachte] hem met iets tegen zijn borst. Voordat [verdachte] [slachtoffer 4] raakte zag [slachtoffer 4] een flitslicht in de hand van die man, het leek wel op een zaklamp. [slachtoffer 4] voelde op het moment dat hij die klap kreeg een brandend gevoel. Vervolgens ontstond er een trekpartij. [slachtoffer 4] was volop in gevecht met [verdachte] en sloeg hierbij ook in zijn richting. [slachtoffer 4] gaf [verdachte] enkele vuistslagen tegen zijn gezicht. Ondertussen bleef [verdachte] het stroomstootwapen steeds tegen [slachtoffer 4] zijn borst drukken en kreeg [slachtoffer 4] steeds stroom. Doordat [slachtoffer 4] [verdachte] enkele vuistslagen heeft gegeven, kwam [verdachte] ten val en rende [slachtoffer 4] naar de keuken. Daar was [slachtoffer 2]. [medeverdachte] kwam naar de keuken gelopen. Uit zelfverdediging hield [slachtoffer 4] een mes voor zich om [medeverdachte] op afstand te houden. [medeverdachte] liep terug naar [verdachte]. [slachtoffer 4] zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] met het stroomstootwapen bewerkte. Toen [verdachte] en [medeverdachte] binnen kwamen, vroegen ze om geld en zeiden ze dat iedereen geld uit zijn zakken moest halen om te betalen. [slachtoffer 4] begreep dat hij het geld dat hij bij zich had af moest geven. [slachtoffer 1] moest zijn autosleutels afgeven. Het geld van [slachtoffer 4] lag al op tafel. [slachtoffer 4] hoorde en zag dat [slachtoffer 2] ook geld moest afgeven, zij moest daarvoor eerst naar boven gaan. Al het geld dat afgeven moest worden kwam op een hoop te liggen. Daar lag ook het geld van [slachtoffer 4], zo’n € 280 tot € 300,--, bij. [slachtoffer 4] heeft [verdachte] tegen [slachtoffer 2] horen zeggen dat hij al eerder meisjes van veertien jaar had verkracht. Door de mishandeling had [slachtoffer 4] letsel aan zijn borst. Hij had een wond rechts onder zijn hals en op zijn borst. [8] De verbalisanten hebben bij aangever [slachtoffer 4] een schaafwond op zijn rechterbovenzijde waargenomen. [9] , [10]
Op 21 oktober 2013 omstreeks 08:00 uur zag [getuige] in de bosjes op [adres 6] te Eindhoven een soort zaklamp liggen. Zijn collega pakte de zaklamp op en keek of de zaklamp nog werkte. [getuige] zag en hoorde dat de zaklamp begon te knetteren en dat er vonken en flitsen vanaf kwamen. Hij zag dat het ging om een verboden stroomstootwapen. [11] , [12] Uit het proces-verbaal sporen onderzoek blijkt dat [adres 6] zich in de directe omgeving bevindt van de woning aan [adres 2] te Eindhoven. [13]
Nadat voormeld stroomstootwapen aan [slachtoffer 3] werd getoond, herkende hij het stroomstootwapen aan de twee puntjes aan de voorkant. [14] [slachtoffer 1] herkende het wapen aan de delen die hij had gezien. [15]
Bij hun aanhouding op 19 oktober 2013 werd bij verdachte [medeverdachte] een geldbedrag ad € 550,-- aangetroffen en bij verdachte [verdachte] werd een geldbedrag van € 730,-- aangetroffen. [16]
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4].
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten overstaan van de rechter-commissaris tegenstrijdig hebben verklaard over wat op de dag van de beroving hun bezigheden waren geweest. Voorts wekt de verklaring van [slachtoffer 1] op een ander punt bevreemding. [slachtoffer 1] verklaarde zich niet te herinneren dat hij kort voordat [verdachte] in de woning kwam nog telefonisch contact met [verdachte] heeft gehad. Dit telefonisch contact is gebleken uit onderzoek van de telefoon van [verdachte]. De rechtbank gaat ervan uit dat de getuigen niet naar waarheid hebben verklaard over hun bezigheden op de dag van de beroving en zij acht het zeer wel mogelijk dat zij door leugenachtig hierover te verklaren hebben proberen te bemantelen dat het hier criminele bezigheden betrof en dat zij geld in bezit hadden dat uit misdrijf of misdrijven afkomstig was.
Voor wat de gebeurtenissen ’s-avonds in de woning aan [adres 2] te Eindhoven betreft, zijn de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] gedetailleerd, consistent en in zeer grote mate gelijkluidend, ook ten overstaan van de rechter-commissaris. Voorts passen deze verklaringen bij de bevindingen van de politie toen deze de getuigen na een 112-melding, gedaan door [slachtoffer 3], aantroffen op straat. [slachtoffer 3], die als eerste door politieambtenaren werd aangetroffen, deelde mee dat hij en zijn huisgenoten in hun woning door twee personen waren aangevallen. Toen diezelfde politieambtenaren even later [slachtoffer 4] aantroffen zagen zij dat hij gewond was aan borst en gelaat en deelde [slachtoffer 4] mede dat hij mishandeld was door middel van een taser. Andere politieambtenaren troffen vervolgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan. [slachtoffer 2] deelde toen aan deze ambtenaren mede dat twee mannen hun woning waren binnengekomen en dat die mannen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] met een taser hadden mishandeld. De getuigen hebben derhalve zeer kort na het treffen in de woning, terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich elders bevonden dan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gelijkluidende mededelingen gedaan aan verschillende politieambtenaren. Nu die mededelingen voorts overeenkomen met hun latere verklaringen en deze worden ondersteund door het aantreffen van een nagenoeg overeenkomstige hoeveelheid geld bij [verdachte] en [medeverdachte] en door het aantreffen van de taser in de directe omgeving van de woning, is de rechtbank ervan overtuigd dat de getuigen de waarheid hebben gesproken over het toegepaste geweld, de bedreiging met verkrachting en de afgifte van geld en autosleutels. De omstandigheid dat zij hebben gelogen over hun bezigheden die dag en mogelijk ook over de herkomst van het geld, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank bezigt hun verklaringen, die hiervoor zijn weergegeven, tot het bewijs.
Medeplegen.
[medeverdachte] en [verdachte] zijn samen de woning binnengekomen. Beiden vroegen aan de daar aanwezige personen om geld. [verdachte] plaatste een taser op het lichaam van [slachtoffer 4] en bracht [slachtoffer 4] stroomstoten toe. Toen [slachtoffer 3] meteen daarop van zijn stoel opstond, werd hij door [medeverdachte] met de vuist tegen het hoofd geslagen. [verdachte] heeft vervolgens [slachtoffer 1] met de taser bewerkt en heeft gezegd dat er boven geld gehaald moest worden. [slachtoffer 2] is boven geld gaan halen. Daarbij liep [medeverdachte] met haar mee. [slachtoffer 2] gaf het geld aan [medeverdachte], die een deel ervan aan [verdachte] gaf. [verdachte] zei vervolgens dat [slachtoffer 1] zijn autosleutels moest afgeven. [verdachte] heeft [slachtoffer 4] geslagen en nogmaals met het stroomstootwapen bewerkt.
Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat tussen [verdachte] en [medeverdachte] een bewuste en nauwe samenwerking bestond tot het toepassen van het geweld en de afgifte van het geld en de autosleutels.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 19 oktober 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen en autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
  • heeft/hebben geslagen met een stoomstootwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en
  • een stroomstootwapen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedrukt en gedrukt gehouden, en
  • meermalen, een stroomstoot aan die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] heeft/hebben gegeven, en
  • heeft/hebben geslagen en/of gestompt in het gezicht, van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en
  • aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft toegevoegd de mededeling dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] geld uit hun zakken moesten halen om te betalen en/of dat er geld betaald moest worden en/of dat er geld gehaald moest worden en
  • aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de mededeling dat hij, zelfs veertienjarige meisjes heeft verkracht en heeft gevraagd aan die [slachtoffer 2] of zij dat leuke gezicht wilde houden of dat zij dat leuke gezicht kwijt wilde raken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 2,5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Teruggave van het in beslag genomen geldbedrag ad € 730,-- aan de rechthebbenden en verbeurdverklaring van de in beslag genomen gsm, merk Nokia.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn jonge kind als gevolg van het voorarrest al geruime tijd heeft moeten missen en stelt zich op het standpunt dat een deels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel grotendeels gelijk aan het voorarrest zou moeten zijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander op 19 oktober 2013 in een woning een drietal personen, middels geweld dan wel bedreiging daarvan, bewogen tot afgifte van geld en autosleutels. Het feit heeft een zodanige impact op de slachtoffers gehad dat zij spoorslags naar Polen zijn vertrokken en kenbaar hebben gemaakt dat zij te allen tijde willen voorkomen dat verdachte hun verblijfadres kan achterhalen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om, al dan niet samen met een ander, geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juni 2014 blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld.
Binnen de zittende magistratuur zijn oriëntatiepunten voor het misdrijf afpersing ontwikkeld. De rechtbank is van oordeel dat geen van deze oriëntatiepunten in casu als vertrekpunt kan dienen, in het bijzonder ook niet het oriëntatiepunt betreffende ‘overval woning’. Weliswaar betreft het bewezenverklaarde de afpersing in een woning van de bewoners van die woning en een aldaar verblijvende bezoeker, echter gebleken is dat verdachte en zijn mededader met toestemming van de bewoners toegang tot die woning hadden en daar regelmatig verbleven.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf vooral gelet op de omstandigheid dat de afpersing gepaard ging met fors geweld, namelijk het toebrengen van stroomstoten en dat de slachtoffers angstig, (een van hen) gewond en (anderen) zonder schoenen, de woning moesten ontvluchten.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbenden / de verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57, 317.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstrafvoor de duur van
30maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Teruggaveinbeslaggenomen goederen,
aan de rechthebbenden [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4],een geldbedrag ad
€ 730,--(goednummer 717612).
Teruggaveinbeslaggenomen goederen,
aan de verdachte [verdachte], een
gsm,merk Apple iPhone (goednummer 717607) en een
gsm, merk Nokia (goednummer 717608).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 23 juli 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 198 en proces-verbaal van bevindingen p. 200
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 198
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2013 p. 203
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] mede namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] d.d. 19.10.13 p. 151
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 20.10.13 te 11:20 uur p. 164, 165
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 20.10.13 te 11:10 uur p. 184 t/m 186
8.Proces verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 20 oktober 2013 te 11:25 uur p. 175 t/m 178
9.Als relaas van bevindingen van verbalisanten opgenomen in de aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 20 oktober 2013 p.
10.Foto’s van [slachtoffer 4] (met daarop zichtbaar letsel) p. 181, 182
11.Verklaring getuige [getuige] d.d. 21 oktober 2013 p. 249
12.Foto in beslag genomen stroomstootwapen p. 174
13.Aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 november 2013 nr. PL2219-2013145640-50
14.Verklaring [slachtoffer 3], aangever, d.d. 23.10.13 te 18:15 uur p. 160
15.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 23.10.13 te 17.00 uur p. 170
16.proces-verbaal bevindingen d.d. 19 oktober 2013 p. 297, 298