ECLI:NL:RBOBR:2014:4149

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
C/01/273648 / EX RK 14-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over ruilplan en toedeling van percelen in herverkavelingsblok Weerijs-Zuid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, een akkerbouwer uit Rijsbergen, en het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 25 november 2013 het ruilplan voor het herverkavelingsblok Weerijs-Zuid heeft vastgesteld. Verzoeker was het niet eens met de toedeling van kavel 021.203 en de percelen D 229 en D 230 aan belanghebbende [naam 1]. Tijdens de zitting op 22 mei 2014 heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat zijn zienswijze ten onrechte ongegrond was verklaard en dat de toedeling van de percelen niet in overeenstemming was met de wetgeving.

De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker en verweerder zorgvuldig afgewogen. Het beroep van verzoeker is ongegrond verklaard voor de toedeling van de percelen D 229 en D 230 aan belanghebbende [naam 1]. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de perceelsgrens geen beperking van het gebruik van de bedrijfsgebouwen van verzoeker met zich meebracht, aangezien de bedrijfsgebouwen niet in de nabijheid van de perceelsgrens lagen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de belangen van belanghebbende [naam 1], die als melkveehouder zijn bedrijfskavel wilde vergroten, zwaarder wogen dan die van verzoeker.

Wat betreft kavel 021.203 heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen overeenstemming met de belanghebbenden kon worden bereikt, en heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling op 18 september 2014. De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H. Benek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/273648 / EX RK 14-24
Beschikking van 3 juli 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Rijsbergen,
verzoeker,
gemachtigde A.J.C. Schalk te Rijsbergen
en
Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Bij besluit van 25 november 2013 heeft verweerder het ruilplan voor het herverkavelingsblok Weerijs-Zuid vastgesteld.
1.2.
Bij verzoekschrift van 15 januari 2014, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 15 januari 2014, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het ruilplan. De grieven van verzoeker houden het volgende in:
De ingediende zienswijze is ongegrond verklaard. Aan de zienswijze is echter in grote lijnen tegemoet gekomen, dus had deze gegrond moeten worden verklaard.
Verzoeker heeft bezwaar tegen toedeling van kavel 021.203.
Verzoeker heeft bezwaar tegen het toedelen van de door verzoeker ingebrachte percelen D 229 en D 230 aan belanghebbende [naam 1]. Deze percelen behoren tot de huiskavel van verzoeker.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het beroep van verzoeker is op 22 mei 2014 ter zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde A.J.C. Schalk. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde mr. Thijssen voornoemd. Deze werd bijgestaan door[naam 2] van het Kadaster en [naam 3] van de Dienst Landelijk Gebied te Tilburg. Tevens is zijn verschenen de belanghebbenden [naam 1], vergezeld van zijn echtgenote en [naam 4], mede namens haar partner, belanghebbende [naam 5].

2.De beoordeling

2.1.
Verzoeker exploiteert een akkerbouwbedrijf. Hij brengt een bedrijfskavel in van 3.47.25 ha en een veldkavel. Zijn inbreng bedraagt in totaal 7.80.53 ha. De toedeling bestaat eveneens uit een bedrijfskavel en een veldkavel. In de toedeling wordt de bedrijfskavel met 1.22.40 ha vergroot tot een oppervlakte van 4.69.65 ha. De totale toedeling bedraagt in totaal 8.02.10 ha.
De zienswijze
2.2.
De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting verklaard dat dit punt als vervallen kan worden beschouwd. De rechtbank zal hierop dan ook niet meer ingaan.
De toedeling van kavel 021.203
2.3.
Kavel 021.203 is een smalle strook grond van ongeveer 7,5 meter breed. Het is deels een pad en deels (520 m²) cultuurgrond. Kavel 021.203 is gelegen naast het perceel van belanghebbenden [naam 5] en [naam 4] en wordt daarvan voor een deel gescheiden door een heg. Dit deel wordt aangemerkt als nihil-inbreng en zouden belanghebbenden [naam 5] en [naam 4] derhalve gratis kunnen krijgen, aldus verweerder. In het ontwerp-ruilplan was het pad toegedeeld aan verzoeker, ter ontsluiting van de kavel zoals die in het ontwerp-ruilplan aan hem was toegedeeld. In het ruilplan zoals dit is vastgesteld heeft verzoeker deze ontsluiting niet meer nodig. De cultuurgrond kan hij feitelijk niet goed agrarisch exploiteren.
Ter zitting is met belanghebbende [naam 4] gesproken over toedeling van het pad en de cultuurgrond aan haar en [naam 5] in twee varianten. Verweerder heeft toegezegd het hekwerk te zullen verplaatsen en de cultuurgrond te zullen inzaaien, indien [naam 5] en [naam 4] instemmen met toedeling van kavel 021.203 aan hen. [naam 4] heeft te kennen gegeven een en ander met haar partner [naam 5] te willen bespreken.
Na de zitting heeft verweerder kaartjes met de twee varianten ter tekening van één van de twee aan belanghebbenden [naam 5] en [naam 4] toegezonden. Bij brieven van 6 juni 2014 en 15 juni 2014 hebben [naam 5] en [naam 4] gereageerd. Uit hun reactie blijkt dat zij de variant, waarbij zij aan de achterzijde van hun perceel een stuk afstaan voor de toedeling van kavel 021.203 aan hen zonder bijbetaling zonder meer afwijzen. Uit hun reactie blijkt voorts dat zij kavel 021.203 met bijbetaling van een bedrag € 3.182,40 willen accepteren, echter onder de voorwaarden dat er een schonegrondverklaring wordt afgegeven en dat de aanbiedingsplicht die zij hebben aan degene van wie zij de grond hebben gekocht uit de koopakte wordt verwijderd. Zij hebben geen van de twee varianten ondertekend.
Verweerder heeft bij brief van 11 juni 2014 aan belanghebbenden [naam 5] en [naam 4] doen weten dat een schonegrondverklaring in het kader van een wettelijke herverkaveling niet aan de orde is en dat zij niet tegemoet kunnen komen aan de voorwaarde dat de aanbiedingsplicht uit de koopakte wordt verwijderd.
Nu thans kennelijk geen overeenstemming met de belanghebbenden kan worden bereikt, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de meervoudige kamer van 18 september 2014 op een nader te bepalen tijdstip.
De percelen D 229 en D 230
2.4.
Ingevolge artikel 17 van het Besluit inrichting landelijk gebied (BILG) kan de grens van een huis- of bedrijfskavel bij toedeling slechts na overeenstemming met de eigenaar worden aangepast, tenzij het gebouw op die kavel niet meer in gebruik is of zich niet in de nabijheid van de perceelsgrens bevindt.
In het onderhavige geval wordt de perceelsgrens gewijzigd door toedeling van de kavels D 229 en D 230 aan belanghebbende [naam 1]. Door deze wijziging komt de perceelsgrens op een afstand van 55 meter van de bedrijfsgebouwen (verweerder heeft aangegeven dat in de Nota van Zienswijzen abusievelijk 100 meter staat vermeld). Op deze grens ligt een waterloop. De kavels D 229 en D 230 liggen derhalve aan de overzijde van een waterloop. Verzoeker kan deze kavels thans bereiken via twee duikers.
Verzoeker is van mening dat door de wijziging van de perceelsgrens zonder dat daarover met hem overeenstemming bestaat, sprake is van strijd met artikel 17 BILG. Verzoeker is van plan de waterloop te dempen.
Verweerder voert aan dat uit de nota van toelichting bij artikel 17 BILG blijkt dat de achterliggende gedachte van dit artikel is dat wijziging van de perceelsgrens beperking van het gebruik van een gebouw zou kunnen opleveren, als de grens daardoor te dicht bij het gebouw zou komen te liggen. In het onderhavige geval is daar geen sprake van. De bedrijfsgebouwen liggen niet in de nabijheid van de onderhavige perceelsgrens. Door de waterloop was al sprake van een fysieke beperking van het gebruik van de bedrijfsgebouwen. De wijziging van de grens levert in dit geval dan ook geen gebruiksbeperking op. Voorts vormen de percelen D 229 en D 230 voor verzoeker een aparte bewerkingseenheid vanwege de aanwezige sloot. [naam 1] is melkveehouder. Zijn belang bij vergroting van zijn bedrijfskavel weegt zwaarder dan het belang van verzoeker bij behoud van de onderhavige percelen, aldus verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt verzoeker in de gegeven omstandigheden niet beperkt in het huidige gebruik van de bedrijfsgebouwen als de perceelsgrens wordt gewijzigd, zoals in het ruilplan voorzien. Het voornemen van verzoeker om de sloot te dempen legt bij de beoordeling geen gewicht in de schaal. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat niet bij Rijkswaterstaat is geïnformeerd of dit mogelijk is. Het belang van belanghebbende [naam 1] als melkveehouder weegt zwaarder dan het belang van verzoeker. De rechtbank zal dit onderdeel van het verzoek daarom ongegrond verklaren.
De proceskosten
2.5.
De rechtbank zal de beslissing met betrekking tot de proceskosten aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het beroep ongegrond voor zover het betreft de ongegrondverklaring van de zienswijze en de toedeling van de percelen D 229 en D 230 aan belanghebbende [naam 1].
3.2.
verwijst het beroep voor zover het betreft de toedeling van kavel 021.203 naar de meervoudige kamer van 18 september 2014 op een nader te bepalen tijdstip,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Benek en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2014.