ECLI:NL:RBOBR:2014:414

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
2208784
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij vertraging in levering van goederen volgens CMR-verdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vorderde de eiseres in conventie, een besloten vennootschap, betaling van een bedrag van € 1.228,18 van de gedaagde in conventie, eveneens een besloten vennootschap. De eiseres had op basis van een vervoersovereenkomst machines getransporteerd van Deurne en Krefeld naar Bistrica ob Dravi. De gedaagde had de factuur van € 1.026,08, verstuurd op 16 november 2012, onbetaald gelaten, ondanks meerdere aanmaningen. De eiseres vorderde daarnaast wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat de machines te laat waren afgeleverd, wat had geleid tot schade van € 3.862,34. De gedaagde beroept zich op het CMR-verdrag, dat de aansprakelijkheid van de vervoerder regelt. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres aansprakelijk was voor de vertraging, omdat de machines niet binnen de afgesproken termijn waren afgeleverd. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres tot betaling van de vrachtprijs af, maar kende wel een bedrag van € 118,00 voor extra transportverzekering en € 40,00 voor buitengerechtelijke incassokosten toe. In reconventie werd de eiseres veroordeeld tot betaling van € 2.979,04 aan de gedaagde, als gevolg van de schade die deze had geleden door de vertraging. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven
Zaaknummer: 2208784 \ CV EXPL 13-9438
Vonnis van 13 februari 2014
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres in conventie],
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigden: gerechtsdeurwaarders H.G.M. Bouwhuis en mr. H.J. Smit,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde in conventie],
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M. Oudriss, ARAG SE Nederland.
Partijen worden hierna “[eiseres in conventie]” en “[gedaagde in conventie]” genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding van 22 juli 2013, met producties;
de conclusie van antwoord van 12 september 2013, tevens houdende een voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie, met producties;
de akte van 12 september 2013 van de zijde van [gedaagde in conventie];
e aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 27 november 2013 (hierna: de zitting), waarbij van de zijde van [eiseres in conventie] niemand aanwezig was;
het na de zitting opgemaakte proces-verbaal van de zitting.
1.2.
[eiseres in conventie] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het proces-verbaal van de zitting. Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie
2.1.
[eiseres in conventie] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, betaling van € 1.228,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.026,08 vanaf 11 juli 2013, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van de procedure.
[eiseres in conventie] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[eiseres in conventie] heeft op grond van een met [gedaagde in conventie] gesloten vervoersovereenkomst machines getransporteerd van Deurne en Krefeld naar Bistrica ob Dravi. De daarvoor verstuurde factuur van € 1.026,08 van 16 november 2012 heeft [gedaagde in conventie] ondanks schriftelijke aanmaningen onbetaald gelaten. De wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf de vervaldatum van de factuur en bedraagt tot en met 10 juli 2013 € 48,19. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 153,91.
2.2.
[gedaagde in conventie] voert het volgende verweer.
Op basis van de vervoersovereenkomst zou [eiseres in conventie] op 22 oktober 2012 machines inladen in Deurne en Krefeld en deze uiterlijk op 24 oktober 2012 in Slovenië afleveren. Pas laat in de middag op 23 oktober 2012 is in Deurne ingeladen en de dag daarna in Krefeld. De machines zijn pas op 26 oktober 2012 in Slovenië geleverd. Vanwege de vertraging bij het ophalen (en daardoor ook bij het afleveren) is forse schade geleden die is begroot op € 3.862,34.
De overeenkomst wordt beheerst door het CMR Verdrag (hierna: het CMR). Op basis van artikel 17 van het CMR is [eiseres in conventie] aansprakelijk voor alle schade voortvloeiend uit de vertraging in de aflevering, waarbij de aansprakelijkheid voor gevolgschade in het CMR is gemaximeerd tot de vrachtprijs. [gedaagde in conventie] beroept zich op verrekening. De vrachtprijs bedroeg € 730,00 (exclusief btw), zodat [gedaagde in conventie] geen betaling meer verschuldigd is.
[eiseres in conventie] vordert ook € 118,00 vanwege een extra transportverzekering. De btw die daarover wordt gevorderd moet worden afgewezen omdat daarover geen btw in rekening mag worden gebracht.
[gedaagde in conventie] is niet in verzuim omdat er geen betalingstermijn overeengekomen is.
Buitengerechtelijke kosten zijn niet verschuldigd omdat geen sprake is van verzuim. Ook hebben de incassowerkzaamheden niet meer omvat dan het verzenden van een enkele standaardherinnering.
in voorwaardelijke reconventie
2.3.
Voor zover de eis in conventie voor algehele dan wel partiële toewijzing in aanmerking komt, stelt [gedaagde in conventie] een vordering in. [gedaagde in conventie] vordert dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat [eiseres in conventie] aansprakelijk is voor de gevolgschade van € 3.862,34 en dat [eiseres in conventie] wordt veroordeeld tot betaling van € 3.862,34 dan wel de maximale aansprakelijkheid onder het CMR, zijnde de vrachtprijs van € 730,00, met veroordeling van [eiseres in conventie] in de kosten van de procedure.
[gedaagde in conventie] legt daaraan, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat [eiseres in conventie] bewust roekeloos heeft gehandeld door de goederen ruim anderhalve dag later dan overeengekomen te laden en dat daardoor de CMR-limiet wordt doorbroken.
2.4.
[eiseres in conventie] heeft zich niet verweerd tegen de eis in voorwaardelijke reconventie.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.5.
De overige standpunten van partijen komen, voor zover van belang, onder de beoordeling aan de orde.

3.De feiten

in conventie en in reconventie
3.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende
weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
partijen sloten een vervoersovereenkomst op grond waarvan [eiseres in conventie] als vervoerder machines zou transporteren van Deurne en Krefeld (Duitsland) naar Bistrica ob Dravi (Slovenië);
de overeengekomen vrachtprijs bedraagt € 730,00 exclusief btw;
[eiseres in conventie] zou voor rekening van [gedaagde in conventie] een extra transportverzekering sluiten; de kosten hiervan bedragen € 118,00;
e machines zouden uiterlijk op woensdag 24 oktober 2012 in Slovenië worden afgeleverd;
de machines zijn op vrijdag 26 oktober 2012 in Slovenië afgeleverd;
[eiseres in conventie] heeft een factuur verstuurd voor een bedrag van € 730,00 plus € 118,00, vermeerderd met btw (totaal € 1.026,08);
[gedaagde in conventie] heeft vanwege de late aflevering geen betaling ontvangen van haar opdrachtgever en is aansprakelijk gesteld voor door haar opdrachtgever geleden schade;
[gedaagde in conventie] heeft de factuur van [eiseres in conventie] onbetaald gelaten.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.Partijen twisten over de vraag of [gedaagde in conventie] schade heeft geleden door de late levering van de machines in Slovenië en over de vraag of [eiseres in conventie] daarvoor aansprakelijk is. [gedaagde in conventie] stelt zich, met een beroep op het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: het CMR), op het standpunt dat zij de gefactureerde vrachtprijs niet hoeft te betalen omdat zij schade heeft geleden en deze schade meer bedraagt dan de vrachtprijs.
4.2.
Artikel 17 lid 1 van het CMR bepaalt dat de vervoerder aansprakelijk is voor vertraging in de aflevering van de goederen waarop de vervoersovereenkomst ziet. Van vertraging in de aflevering in de zin van het CMR is, gezien artikel 19 CMR, onder andere sprake als de goederen niet zijn afgeleverd binnen de bedongen termijn. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de machines door [eiseres in conventie] niet afgeleverd binnen de bedongen termijn. In de overeenkomst tussen partijen is immers opgenomen dat de machines uiterlijk 24 oktober 2012 in Slovenië zouden worden afgeleverd, terwijl de werkelijke levering pas plaatsvond op 26 oktober 2012. De stelling van [eiseres in conventie] dat sprake was van ‘groupage transport’, waarbij altijd vertraging kan optreden doordat de vrachtauto langs meerdere adressen moet, leidt niet tot een ander oordeel. [gedaagde in conventie] heeft bij akte van 12 september 2013 weersproken dat sprake was van groupage transport, zodat het op de weg van [eiseres in conventie] had gelegen om nader te onderbouwen dat geen sprake was van vertraging in de aflevering als bedoeld in het CMR, welke nadere onderbouwing ontbreekt.
4.3.
Uit de dagvaarding blijkt dat [eiseres in conventie] zich op het standpunt stelt dat de vertraging haar niet kan worden aangerekend omdat sprake was van ‘onmacht vanwege weersomstandigheden’. Lid 2 van artikel 17 CMR bepaalt onder andere dat een vervoerder ontheven is van aansprakelijkheid als de vertraging is veroorzaakt door omstandigheden die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. [gedaagde in conventie] heeft weersproken dat sprake was van slechte weersomstandigheden en heeft aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt doordat [eiseres in conventie] de lading veel te laat heeft ingeladen (namelijk anderhalve dag later dan was overeengekomen). [eiseres in conventie] heeft dat niet weersproken, zodat [eiseres in conventie] naar het oordeel van de kantonrechter geen beroep op artikel 17 lid 2 CMR toekomt. [eiseres in conventie] is daarom aansprakelijk voor de vertraging in de aflevering.
4.4.
De volgende vraag is of [gedaagde in conventie] door de vertraging schade heeft geleden die [eiseres in conventie] moet vergoeden. Artikel 23 lid 5 CMR bepaalt dat indien de rechthebbende bewijst dat door de vertraging schade is ontstaan, de vervoerder gehouden is daarvoor een vergoeding te betalen die niet meer kan bedragen dan de vrachtprijs. [gedaagde in conventie] heeft met de in de procedure gebrachte aan haar gerichte factuur van [opdrachtgever] (de opdrachtgever van [gedaagde in conventie]) naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de vertraging schade met zich meebrengt en dat zij aansprakelijk wordt gehouden voor die schade. [gedaagde in conventie] heeft toegelicht dat de schade bestaat uit de extra kosten die [opdrachtgever] heeft gemaakt doordat de monteur die de machines zou installeren en hierover aan het lokale personeel instructies zou verstrekken vanwege het uitblijven van het arriveren van de machines Slovenië heeft verlaten en na de aflevering opnieuw naar Slovenië moest komen. Omdat [eiseres in conventie] geen contact met haar eigen chauffeur kon krijgen, was ook niet duidelijk wanneer de machines wel in Slovenië zouden worden afgeleverd. [eiseres in conventie] heeft deze feiten niet weersproken, zodat naar het oordeel van de kantonrechter vast staat dat schade is geleden.
4.5.
De hoogte van de door [opdrachtgever] bij [gedaagde in conventie] in rekening gebrachte schade bedraagt € 3.862,34 (inclusief btw). Dat de schade ten minste de vrachtprijs overtreft, heeft [gedaagde in conventie] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd. De vordering van [eiseres in conventie] zal daarom worden afgewezen voor zover deze ziet op de vrachtprijs van € 730,00, vermeerderd met btw.
4.6.
Het verweer tegen het door [eiseres in conventie] gevorderde bedrag van € 118,00 wegens de extra transportverzekering heeft [gedaagde in conventie] tijdens de zitting verlaten. De vordering tot betaling van dat bedrag zal worden toegewezen. De over dit bedrag gevorderde btw zal worden afgewezen nu [gedaagde in conventie] de verschuldigdheid van btw over dat bedrag heeft weersproken en [eiseres in conventie] niet heeft aangevoerd waarom hierover btw verschuldigd zou zijn. Wettelijke rente over het bedrag van € 118,00 wordt pas toegewezen vanaf de dagvaarding nu [gedaagde in conventie] heeft weersproken dat er een termijn voor betaling was overeengekomen en [eiseres in conventie] daar niet meer op heeft gereageerd.
4.7.
Wegens buitengerechtelijke incassokosten wordt een bedrag van € 40,00 (exclusief btw) toegewezen. Met haar verweer dat slechts standaardherinneringen zijn verzonden miskent [gedaagde in conventie] dat op deze vordering van [eiseres in conventie] het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Gezien de hoofdsom van € 118,00 en het feit dat sprake is van een handelsovereenkomst wordt het uit het Besluit volgende minimumbedrag van € 40,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Het verweer dat [gedaagde in conventie] niet in verzuim zou zijn en daarom geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zou zijn, verwerpt de kantonrechter. [gedaagde in conventie] heeft immers niet weersproken dat [eiseres in conventie] haar, onder andere met een ingebrekestelling, buiten rechte heeft aangemaand om tot betaling over te gaan.
4.8.
Omdat beide partijen in conventie over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten in conventie gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten van de procedure moet dragen.
in reconventie
4.9.
Omdat de vordering in conventie gedeeltelijk wordt toegewezen, komt de kantonrechter toe aan beoordeling van de voorwaardelijke eis in reconventie van de zijde van [gedaagde in conventie].
4.10.
[gedaagde in conventie] stelt zich op het standpunt dat [eiseres in conventie] bewust roekeloos heeft gehandeld door de machines ruim anderhalve dag later dan overeengekomen in te laden en vervolgens te laat af te leveren. Daardoor wordt de limiet uit artikel 23 lid 5 CMR doorbroken en is [eiseres in conventie] voor het volledige schadebedrag van € 3.862,34 aansprakelijk, aldus [gedaagde in conventie]. [eiseres in conventie] heeft bij dagvaarding het volgende aangevoerd. Zij was later met de levering door onmacht vanwege weersomstandigheden. Zij heeft met de opdrachtgever van [gedaagde in conventie] gebeld en de werknemers van de opdrachtgever van [gedaagde in conventie] hebben gezegd dat zij het niet erg vonden dat de levering iets later kwam. Bovendien is sprake van ‘groupage transport’, waarbij altijd vertraging kan optreden doordat de vrachtauto meerdere adressen langs moet. Voorts betwist [eiseres in conventie] de schade.
4.11.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 29 CMR bepaalt onder andere dat de vervoerder zich, als de schade voortspruit uit zijn opzet (of uit zijn schuld die met opzet gelijkgesteld wordt), niet mag beroepen op bepalingen uit het CMR die zijn aansprakelijkheid beperken. Als maatstaf voor doorbreking van de limiet geldt dat hiervoor slechts plaats is bij opzettelijk of roekeloos gedrag met de wetenschap dat de schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien. Van zodanig gedrag is sprake wanneer degene die zich aldus heeft gedragen het aan de gedraging verbonden gevaar kende en zich ervan bewust was dat de kans dat het gevaar zich zou verwezenlijken aanzienlijk groter was dan de kans dat dit niet zou gebeuren, maar zich daardoor niet van dit gedrag heeft laten weerhouden (vgl. HR 29 mei 2009 (NJ 2009, 245).
Met [gedaagde in conventie] is de kantonrechter van oordeel dat hiervan sprake is. [eiseres in conventie] heeft de goederen ruim anderhalve dag later dan afgesproken ingeladen en twee dagen te laat afgeleverd. Bovendien was de chauffeur gedurende het transport in het geheel niet bereikbaar om overleg te voeren wanneer de goederen zouden worden afgeleverd. Door de te late aflevering was het waarschijnlijk dat [gedaagde in conventie] daardoor schade zou lijden.
heeft weersproken dat haar opdrachtgever [opdrachtgever] zou hebben ingestemd met de latere aflevering en dat heeft [eiseres in conventie] vervolgens niet meer weersproken. Het verweer van [eiseres in conventie] wordt daarom verworpen. Voorts heeft [gedaagde in conventie] gemotiveerd verweer gevoerd tegen het betoog van [eiseres in conventie] dat sprake was van slechte weersomstandigheden. Mocht [eiseres in conventie] daarmee al een beroep willen doen op overmacht, dan geldt dat [eiseres in conventie] heeft nagelaten haar betoog op dit punt (nader) te onderbouwen, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. Voor wat betreft het verweer dat sprake was van ‘groupage transport’ verwijst de kantonrechter naar haar oordeel in rechtsoverweging 4.2. Voor wat betreft de gevorderde schade verwijst de kantonrechter naar haar oordeel in rechtsoverweging 4.5. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. De vordering tot betaling van de schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.979,04 (€ 3.862,34 - € 883,30 (vrachtprijs inclusief BTW)).
4.12.
[eiseres in conventie] wordt als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiseres in conventie] te betalen de som van € 158,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 118,00 vanaf 22 juli 2013 tot aan de dag van volledige betaling;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
verklaart voor recht dat [eiseres in conventie] aansprakelijk is voor de gevolgschade van € 3.862,34;
veroordeelt [eiseres in conventie] tot betaling van € 2.979,04 aan [gedaagde in conventie];
veroordeelt [eiseres in conventie] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot heden vastgesteld op € 350,-- aan salaris gemachtigde (niet met btw belast);
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2014.