ECLI:NL:RBOBR:2014:4049

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
01/865042-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op hoogbejaarde vrouw in 's-Hertogenbosch met geweld en bedreiging

Op 22 juli 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een 88-jarige vrouw in Empel, gemeente 's-Hertogenbosch. De overval vond plaats op 8 oktober 2013, waarbij de verdachte samen met medeverdachten geld, sieraden en sigaretten heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de vrouw met geweld hebben bedreigd door een mes te tonen en haar met kracht in een stoel te duwen en op de grond te gooien. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vier jaar had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die in totaal €1871,87 bedraagt. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om toepassing van het adolescentenstrafrecht afgewezen, omdat de verdachte een leidende rol had gespeeld in de overval en het feit ernstig was. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, wat heeft bijgedragen aan de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865042-13
Datum uitspraak: 22 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1995],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2014, 11 april 2014 en 8 juli 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 januari 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of sieraden en/of
sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] dreigend een mes
hebben/heeft getoond en/of voorgehouden en/of met kracht een of meerdere
sieraden van haar arm hebben/heeft getrokken en/of aan een (hals)ketting
hebben/heeft gerukt en/of haar (met kracht) in een stoel en/of op de grond
hebben/heeft geduwd en/of gegooid en/of daarbij op dreigende toon hebben/heeft
gezegd dat zij moest blijven liggen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De rechtbank zal “te ’s-Hertogenbosch” verbeteren in “in de gemeente ’s-Hertogenbosch”.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 8 oktober 2013 omstreeks 17.05 uur werd de 88-jarige mevrouw [slachtoffer] door twee jongemannen overvallen in haar winkel aan [adres 2] te Empel, gemeente ’s-Hertogenbosch.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht.
De raadsman acht het tenlastegelegde feit ten aanzien van het medeplegen van gewelds-handelingen en bedreiging niet bewezen en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
Ten aanzien van het medeplegen aan winkeldiefstal refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De vraag is of verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Zij heeft het hiernavolgende in haar beoordeling betrokken.
[slachtoffer] verklaart dat er op 8 oktober 2013 twee personen in de winkel stonden. De jongen die vooraan stond duwde haar de keuken in. Hij had in zijn rechter hand een groot mes waarmee hij stond te zwaaien. Zij werd door hem in een stoel geduwd en hij zei tegen haar dat zij moest blijven zitten. Zij is weer opgestaan en werd direct door de daders vastgepakt en als een zoutzak op de grond gegooid. Zij is hard op haar benen terecht gekomen en had erg veel pijn. De jongen riep dat ze moest blijven liggen. Voordat zij in de stoel werd geduwd werden haar armbanden van haar arm getrokken. Ook werd geprobeerd haar halsketting af te pakken, maar dat lukte niet. De daders maakten twee armbanden, een bedrag van ongeveer € 70,-- aan kassageld en 10 pakjes sigaretten buit. [2]
De medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij samen met verdachte de overval heeft gepleegd. Hij verklaart dat hij voorafgaand aan de overval op Facebook contact heeft gehad met verdachte en dat die had gesproken over goud en geld, dat het makkelijk was en over een oud vrouwtje en geen cameratoezicht. Hij werd vervolgens opgehaald door verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2], die de auto bestuurde. In de auto zat ook [betrokkene]. Op aanwijzingen van verdachte zijn ze naar Empel gereden, naar een plek achter de winkel van dat 88-jarige vrouwtje. In de auto kreeg hij handschoenen waarna verdachte zei dat hij mee moest lopen. Hij is samen met verdachte naar de winkel gelopen. In de winkel kreeg hij van verdachte een mes in handen gedrukt. Hij zei tegen de vrouw dat ze moest zitten en hield zijn hand met daarin het mes tegen de borst van de vrouw gedrukt. [medeverdachte 1] verklaart verder dat verdachte bij de vrouw sieraden is gaan losrukken en dat verdachte de vrouw over zichzelf heen heeft getild, hij heeft letterlijk met haar gejudood, en haar op de grond gegooid. Ze hebben 40 euro en pakjes sigaretten buit gemaakt. Ze hadden getankt voor [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] heeft 20 euro gehouden en [verdachte] 10. [verdachte] en hij hadden de buit verdeeld. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij de dag van de overval door [verdachte], een zigeuner, via Facebook werd gevraagd of hij met hem mee kon rijden want hij wilde geld ophalen. Ook [medeverdachte 1] appte hem met de vraag of hij mee kon rijden om geld op te halen. Samen met [betrokkene] heeft hij de verdachte en [medeverdachte 1] met zijn auto opgehaald. Nadat ze getankt hadden zijn ze naar Empel gereden. [medeverdachte 2] verklaart dat hij er toen eigenlijk al geen goed gevoel bij had. Dat lag in het gedrag van [medeverdachte 1] en [verdachte]. Hij besloot toch om door te gaan. [verdachte] stuurde hem naar Empel en zei op een gegeven moment dat ze moesten stoppen. [medeverdachte 2] zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] uit de auto stapten. Hij keek hen na en zag dat ze gestresst waren en om zich heen keken. Hij verklaart dat hun gedrag bij hem het gevoel versterkte dat er iets niet in de haak was. Vervolgens zag hij dat [verdachte] en [medeverdachte 1] terug naar de auto kwamen gelopen en dat ze instapten. Hij hoorde dat [verdachte] zei: “Breng me maar naar huis.” Onderweg kreeg hij een pakje sigaretten. Van [medeverdachte 1] hoorde hij dat [verdachte] deed judo-en. Tijdens het verhoor wordt door de verbalisanten aan [medeverdachte 2] een foto getoond van [verdachte], waarop [medeverdachte 2] verklaart dat hij de persoon op de foto herkent als [verdachte], de zigeuner. [4]
[betrokkene] verklaart dat hij achterin de auto van [medeverdachte 2] zat en dat [verdachte], de zigeuner, voorin naast [medeverdachte 2] zat. Later is [medeverdachte 1] ingestapt. Ze zijn eerst gaan tanken en toen naar Empel gereden. [verdachte] vertelde waar [medeverdachte 2] heen moest rijden. Hij hoorde in de auto dat [verdachte] met [medeverdachte 1] sprak over geld, over veel geld halen. In Empel zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] uit de auto gegaan en hij is voorin gaan zitten. Hij verklaart dat [medeverdachte 1] en [verdachte] ineens naar de auto kwamen gerend en hij hoorde dat [verdachte] zei: “Breng me naar huis.” Hij zag dat ze sigaretten bij zich hadden en hij hoorde geld. In de auto hoorde hij [medeverdachte 1] zeggen dat [verdachte] met een vrouw had gejudood. [betrokkene] verklaart verder dat [verdachte] op de heenweg naar Empel een mes aan het schoonmaken was met een sok en dat ze aan het lachen waren. [5]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, nu zij samen naar de winkel van het slachtoffer zijn gegaan om er geld te halen, verdachte een mes bij zich had dat hij aan [medeverdachte 1] heeft gegeven bij de overval, zij vervolgens in die winkel in elkaars directe aanwezigheid de overval uitvoerden doordat [medeverdachte 1] daar dreigde met een mes en verdachte het slachtoffer op ruwe wijze sieraden begon af te nemen en zij bovendien nadien (een deel van) de weggenomen goederen, te weten geld en sigaretten, onder elkaar hebben verdeeld. Gelet hierop zijn ook de geweldshandelingen en bedreiging zoals ten laste gelegd aan beide verdachten toe te rekenen. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen reden om de verklaring van [medeverdachte 1] in twijfel te trekken, omdat zijn verklaring op veel details overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer] en ook voor hemzelf belastend is. De rechtbank acht zijn verklaring betrouwbaar en geloofwaardig en zal deze dan ook gebruiken voor het bewijs.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 08 oktober 2013 in de gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en sieraden en sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer] dreigend een mes hebben getoond en voorgehouden en met kracht sieraden van haar arm hebben getrokken en aan een halsketting hebben gerukt en haar met kracht in een stoel en op de grond hebben geduwd en/of gegooid en daarbij op dreigende toon hebben gezegd dat zij moest blijven liggen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad EUR 1871,87, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad EUR 1871,87.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging concludeert tot vrijspraak van de geweldshandelingen en bedreiging.
Ten aanzien van de strafoplegging verzoekt de verdediging om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht ex artikel 77c Wetboek van Strafrecht. De raadsman verzoekt aan verdachte op te leggen een straf die korter is dan de voorlopige hechtenis met daarbij een fors voorwaardelijk deel en als bijzondere voorwaarde een behandeling bij Humanitas Homerun Den Bosch.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij concludeert de verdediging tot afwijzing van de immateriële schade, omdat het geweld niet aan verdachte kan worden toegerekend. Ten aanzien van de materiele schade refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank ziet geen reden om toepassing te geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Het adolescentenstrafrecht is gelet op de datum waarop het feit is gepleegd niet van toepassing. Het betreft voorts een ernstig strafbaar feit, waarbij verdachte een leidende rol heeft gespeeld over andere oudere jongens.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader een gewapende overval gepleegd op een 88-jarige vrouw, waarbij het initiatief tot het plegen van het strafbare feit uitging van verdachte.
Het slachtoffer werd daarbij bedreigd met een mes, zij werd in een stoel geduwd en hardhandig op de grond gegooid. Haar sieraden werden van haar arm gerukt.
Het gaat hier om een laffe en gewetenloze daad gericht tegen een weerloze hoogbejaarde vrouw.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Het door verdachte en zijn mededader gepleegde strafbare feit heeft bovendien grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een vermogensdelict werd veroordeeld, dat hij geen inzicht heeft willen geven en dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte een jonge jongen is met een laag IQ.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader/medeplichtige samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade (medeplichtige [medeverdachte 2] enkel voor het materiële deel).
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich daartoe zal melden bij Reclassering Nederland unit Den Bosch en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit GI-LdH CoVaplus (IQ 70-90);
- gedurende de proeftijd zich zal houden aan de afspraken, regels en voorwaarden die Humanitas Homerun Den Bosch in overleg met de reclassering stelt in het kader van Maatschappelijke begeleiding/Arbeidstoeleiding;
- zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd zal houden aan het locatiegebod, te weten een EC-traject waarbij veroordeelde zich op vastgestelde tijden volgens het op te stellen tijdschema moet bevinden op de Willem Barentszstraat 15 te ’s-Hertogenbosch, welk traject wordt gecontroleerd door middel van elektronische controle en ondersteuning door RFID;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1871,87 subsidiair 28 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], van een bedrag van EUR 1871,87 (zegge: éénduizend achthonderdeenenzeventig euro en zevenentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit EUR 1750,-- immateriële schadevergoeding (post 3) en EUR 121,87 materiële schadevergoeding (posten 1 en 2).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalings- verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader/medeplichtige is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1871,87 (zegge: éénduizend achthonderdeenenzeventig euro en zevenentachtig cent), te weten EUR 1750,-- immateriële schadevergoeding (post 3) en EUR 121,87 materiële schadevergoeding (posten 1 en 2 ).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader/medeplichtige is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. Vos, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. E.W. van den Heuvel, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 22 juli 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost Brabant, met proces-verbaalnummer 21XO13055.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer], blz. 20-22
3.Verklaringen [medeverdachte 1], blz. 92, 98-101, 103, 105-107
4.Verklaring [medeverdachte 2], blz. 165-167
5.Verklaringen [betrokkene], blz. 219-221, 227-228