ECLI:NL:RBOBR:2014:4028

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
01/879300-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gijzeling van getuige in strafzaak met ernstige verdenking van levensdelict

Op 17 juli 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in raadkamer een bevel tot gijzeling uitgesproken voor een getuige in een strafzaak met ernstige verdenking van een levensdelict. De getuige, geboren in 1991, werd gehoord door de rechter-commissaris op 15 juli 2014, die besloot dat de getuige in gijzeling moest worden gesteld. Dit besluit volgde op een verhoor door de politie op 11 juni 2014, waarin de getuige een deel van een OVC-gesprek te horen kreeg. Tijdens dit verhoor kon de getuige zich echter weinig herinneren van het gesprek, wat de rechtbank als een weigering om essentiële vragen te beantwoorden interpreteerde.

De rechtbank oordeelde dat de getuige deelnemer was aan twee OVC-gesprekken en dat zijn weigering om te antwoorden het onderzoek ernstig belemmerde. De rechtbank volgde de motivering van de rechter-commissaris en concludeerde dat de inhoud van de OVC-gesprekken zodanig uitzonderlijk was dat de getuige gedwongen moest worden om vragen te beantwoorden. Daarom werd besloten dat de getuige voor de duur van maximaal 12 dagen in gijzeling zou worden gehouden, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak.

De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. E.C.P.M. Valckx en de leden mrs. W.M. Weerkamp en C.A. Mandemakers, en werd uitgesproken in aanwezigheid van griffier W. Kneepkens. Deze uitspraak is van belang in het kader van de waarborgen voor een eerlijk proces en de rechten van getuigen in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Oost-BrabantStrafraadkamer
Inzake Parketnummer: 01/879300-13, 01/978234-14 en 01/879097-13
RC-nummer :
Beschikking ex artikel 221, lid 2 en 222 van het Wetboek van Strafvordering
Deze beslissing volgt op beschikking van de Rechter-commissaris d.d.
15 juli 2014strekkende de gijzeling van:

[getuige]

Geboren
[1991]
Wonende te [adres]
hierna te noemen ‘getuige’ in de strafzaak tegen:

[verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 4]

De rechtbank heeft de getuige in raadkamer gehoord op 17 juli 2014. Van het aldaar verhandelde is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt.

Beoordeling:

De rechter-commissaris heeft op 15 juli 2014 de getuige gehoord en beslist dat deze in gijzeling wordt gesteld. De rechter-commissaris heeft daarover tijdig, op 16 juli 2014 te 08.50 uur, zijnde binnen 24 uur, verslag aan de rechtbank uitgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat de getuige deelnemer is aan een tweetal OVC-gesprekken. De rechtbank volgt op dit punt de motivering van de rechter-commissaris, welke kenbaar is uit het door de rechter-commissaris opgemaakte verslag van 16 juli 2014. Voorts overweegt de rechtbank het volgende. De getuige is ten overstaan van politieambtenaren gehoord op 11 juni 2014. In dat verhoor is hem een deel van een van de twee OVC-gesprekken ten gehore gebracht. Op de vraag wat de getuige zich van dit gesprek kon herinneren heeft de getuige geantwoord: “Niet veel. Dit een beetje. Het is echt een jaar geleden bijna.” Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de getuige de stem van een van de gespreksdeelnemers op dat moment herkende als zijn stem en zich ook het hem ten gehore gebrachte gedeelte herinnerde.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris zijn aan de getuige opnieuw fragmenten van de OVC-gesprekken ten gehore gebracht, waaronder hetzelfde fragment als de politie op 11 juni 2014 aan hem liet horen. Op vragen van de rechter-commissaris heeft de getuige verklaard dat hij zich gesprekken met die inhoud niet kan herinneren. De rechtbank is van oordeel dat uit de transcripties van de OVC’s blijkt van een zodanig uitzonderlijke gespreksinhoud, dat het antwoord van de getuige dat hij zich deze niet kan herinneren redelijkerwijs zo kan worden geduid dat de getuige tot op heden weigert antwoord te geven op voor het onderzoek essentiële vragen.
--2-- [getuige]
Tegen de achtergrond van de ernstige verdenking van een levensdelict en de inhoud van de OVC-gesprekken wordt door de weigering van de getuige om antwoord te geven op vragen over die gesprekken het onderzoek zodanig belemmerd dat het dringend noodzakelijk is dat door gijzeling van de getuige, de getuige bewogen wordt die vragen te beantwoorden.
De rechtbank zal om die reden bevelen dat getuige in gijzeling zal worden gehouden voor de duur van ten hoogste 12 dagen vanaf heden.

Beslissing :

De Rechtbank
Beveelt dat
[getuige]voor de duur van
twaalf dagenin gijzeling zal worden gehouden.
Aldus gegeven in raadkamer van de rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2014 door
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter, en
mrs. W.M. Weerkamp, C.A. Mandemakers, leden,
en uitgesproken in tegenwoordigheid van W. Kneepkens, griffier.
De griffier, De voorzitter,