2.Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Hoewel de moeder heeft aangegeven twijfels te hebben bij het gezamenlijk ouderlijk gezag met de vader, heeft zij die stelling niet nader onderbouwd. De rechtbank merkt uitdrukkelijk op dat het moeder siert dat zij zich verre heeft gehouden van het uitdrukkelijk bekritiseren van de vader. Uit de houding en verklaringen van zowel de moeder en haar nieuwe partner als van de vader ter zitting is de rechtbank gebleken dat partijen bereid en in staat zijn het belang van de minderjarige voorop te stellen alsook met elkaar het gesprek aan te gaan. Met betrekking tot de invulling van de omgangsregeling gedurende de Kerstvakantie hebben beide ouders zelfs aangegeven daar in onderling overleg samen uit te kunnen komen. Beide partijen staan welwillend tegenover mediation doch hebben aangegeven dat daarvoor de financiële middelen ontbreken. Partijen hebben een zodanige positieve grondhouding laten zien dat de rechtbank er vanuit gaat dat de moeder en de vader, ook zonder mediation, in staat zijn de onderlinge communicatie nog verder te verbeteren. Dit betekent dat geen sprake is van een van de afwijzingsgronden als genoemd in lid 2 van voornoemd artikel.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang is van de ontwikkeling van de minderjarige en zijn loyaliteit ten opzichte van zowel zijn moeder als zijn vader, dat de beide ouders gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek van moeder en haar nieuwe partner met betrekking tot het gezag zal worden afgewezen.
Regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De vader heeft de rechtbank verzocht een zorg- en contactregeling tussen hem en de minderjarige vast te leggen waarbij hij omgang met zijn zoon heeft gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader. Zij heeft verklaard bereid te zijn mee te werken aan uitbreiding van de bestaande omgang doch acht de door de vader verzochte regeling, mede gelet op de nog jonge leeftijd van [Y], te uitvoerig.
In haar rapportage van 22 oktober 2013 adviseert de Raad de rechtbank om een omgangsregeling vast te leggen waarbij [Y] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur (waarbij moeder en/of stiefvader [Y] brengt) tot zondag 12.00 uur (waarbij vader [Y] terugbrengt) bij vader verblijft, met de expliciete mogelijkheid tot uitbreiding tot zondagmiddag tot 17.00 uur indien dit praktisch uitvoerbaar is en de belangen van [Y] daar niet mee worden geschaad, alsmede gedurende een (helft)deel van de (school)vakanties en feestdagen in onderling overleg en afgestemd voor één kalenderjaar (bij voorkeur bij een mediator). Ter zitting heeft de Raad aanvullend geadviseerd om nu al te starten met de uitbreiding van de omgang zodat [Y] daaraan gewend is op het moment dat hij, in maart 2014, naar school gaat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op dit moment is er sprake van een omgangsregeling waarbij [Y] structureel eenmaal per twee weken van zaterdagochtend tot zondagochtend bij de vader verblijft. Vast staat dat deze contactregeling naar wens verloopt. De door de Raad geadviseerde regeling betreft een reguliere contactregeling, passend bij de leeftijd van de minderjarige. De door de vader verzochte regeling betreft eveneens een normale contactregeling. Noch uit de stukken noch ter zitting is de rechtbank gebleken van omstandigheden welke zich tegen de geadviseerde- en de verzochte regeling verzetten.
Ter zitting hebben partijen aangegeven zelf afspraken te kunnen maken over de verdeling van de vakanties en de feestdagen. Zij zullen ieder jaar uiterlijk op 31 januari de planning over het gehele jaar maken.
Het vorenstaande in aanmerking genomen ziet de rechtbank aanleiding een contactregeling tussen [Y] en zijn vader vast te stellen, zoals hierna in het dictum te melden.
bepaalt dat het gezag over voornoemde minderjarige voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk toekomt;
stelt inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast betreffende het contact tussen de vader met voornoemde minderjarige [Y]:
de vader is gerechtigd tot contact met voornoemde minderjarige gedurende een weekend per veertien dagen
vanaf 1 februari 2014 van vrijdag 17.00 uur tot zondag 12.00 uur en vanaf 1 september 2014 van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en de feestdagen, in onderling overleg voor de duur van een jaar te bepalen, steeds uiterlijk op 31 januari van het betreffende jaar;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boersma, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 28 januari 2014 .
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.