ECLI:NL:RBOBR:2014:3866

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
01/865052-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met geweld in woning te Boxmeer met bedreiging en diefstal

Op 18 juli 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval in een woning te Boxmeer op 20 januari 2013. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van een overval waarbij geweld werd gebruikt tegen de bewoner, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de woning binnendrongen door een poort te beklimmen en een deur te forceren. Tijdens de overval werd de bewoner bedreigd met een (vuur)wapen en werd hij gedwongen tot afgifte van geld. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat hij fors letsel had opgelopen en dat hij was gekneveld met duimboeien en touw. De verdachte heeft verklaard dat hij samen met vijf anderen de woning is binnengekomen met de intentie om wiet te knippen, maar de rechtbank oordeelde dat hij medeverantwoordelijk was voor de geweldsdelicten en de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft daarnaast een schadevergoeding van € 3.785,00 aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865052-13
Datum uitspraak: 18 juli 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2014, 23 mei 2014 en 4 juli 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 juli 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2013 (in de voor de nachtrust bestemde tijd) te Boxmeer (in een woning) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van geld (ongeveer 85 euro en 350 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn familie en/of bedrijf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal en/of welke afgifte werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal en/of afgifte voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene en/of afgegevene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen de grond heeft gewerkt en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, duimboeien heeft aangelegd en/of (vervolgens) de voeten van die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft vastgemaakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] zijn duimboeien en voeten met elkaar heeft verbonden en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens/ daarbij) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend metalen voorwerp met een loop, heeft voorgehouden en/of tussen zijn schouderbladen heeft geduwd en/of tegen zijn hoofd heeft gezet en/of (daarbij/ vervolgens) die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Politie, politie, liggen, liggen politie" en/of "Waar is je weedplantage, waar is je kwekerij, waar is je geld" en/of "We schieten je af" en/of "We maken je af, ik heb geen vader en moeder, ik maak je af, we komen uit Amsterdam, we maken je zo kapot, waar is de weed" en/of "Als hij beweegt schiet hem dan maar af" en/of "Als je de politie belt dan maken we je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Artikelen 47 (medeplegen), 312 en 317 Sr
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
meerdere, tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 januari 2013 (in de voor de nachtrust bestemde tijd) te Boxmeer, (in een woning,) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/ heeft weggenomen en/of [slachtoffer 1] hebben/ heeft gedwongen tot afgifte van geld (ongeveer 85 euro en 350 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn familie en/of bedrijf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal en/of afgifte werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal en/of afgifte voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene en/of afgegevene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat meerdere, althans een, van die tot op heden onbekend gebleven perso(e)n(en) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, hebben/ heeft geduwd en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen de grond hebben/ heeft gewerkt en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, duimboeien hebben/ heeft aangelegd en/of (vervolgens) de voeten van die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, hebben/ heeft vastgemaakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] zijn duimboeien en voeten met elkaar hebben/ heeft verbonden en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens/ daarbij) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend metalen voorwerp met een loop, hebben/ heeft voorgehouden en/of tussen zijn schouderbladen geduwd en/of tegen zijn hoofd gezet en/of (daarbij/ vervolgens) die [slachtoffer 1] de volgende woorden hebben/heeft toegevoegd: "Politie, politie, liggen, liggen politie" en/of "Waar is je weedplantage, waar is je kwekerij, waar is je geld" en/of "We schieten je af" en/of "We maken je af, ik heb geen vader en moeder, ik maak je af, we komen uit Amsterdam, we maken je zo kapot, waar is de weed" en/of "Als hij beweegt schiet hem dan maar af" en/of "Als je de politie belt dan maken we je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf/ misdrijven verdachte op of omstreeks 20 januari 2013 te Boxmeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door zich aan (een vast verband van) een of meerdere mededader(s) te committeren de weg te nemen buit mee te (helpen) knippen en/of (mee te) nemen en/of (vervolgens) met een of meerdere mededader(s) mee te rijden naar de plaats delict en/of (vervolgens) met een of meerdere mededader(s) over een - zojuist door een of meer van zijn mededader(s) opengebroken - deur te klimmen en/of (vervolgens) met een of meerdere mededader(s) de woning te betreden en/of (vervolgens/ daarbij) op de uitkijk te staan teneinde bij onraad en/of gevaar te waarschuwen en/of (vervolgens/ daarbij) te wachten op een of meerdere mededader(s) die de buit zochten en/of die de aanwezige bewoner/ die [slachtoffer 1] dwongen de locatie van geld en/of goederen aan te wijzen en/of geld en/of goederen af te geven;
Artikelen 48 (medeplichtigheid), 312 en 317 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 januari 2013 (in de voor de nachtrust bestemde tijd) te Boxmeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning) heeft weggenomen geld (ongeveer 85 euro en 350 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn familie en/of bedrijf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
[Artikelen 47, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht]
(meest subsidiair)
hij op of omstreeks 20 januari 2013 (in de voor de nachtrust bestemde tijd) te Boxmeer tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning) weg te nemen een hoeveelheid hennep/softdrugs, althans enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders, een poort en/of een deur van de woning van die [slachtoffer 1] heeft/is opengebroken en/of overgeklommen en/of die woning doorzocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het primair ten laste gelegde.

De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder primair. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte nimmer het opzet heeft gehad om door middel van geweld en/of bedreiging van geweld zich goederen van een ander wederrechtelijk toe te eigenen. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich heeft gedistantieerd van hetgeen er kennelijk gebeurde met aangever [slachtoffer 1]. Van medeplegen is geen sprake, aldus de raadsman. De raadsman heeft verder aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat gebruik is gemaakt van een (vuur)wapen of een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, dat woordelijke bedreigingen zijn geuit en dat geld is weggenomen, aangezien ten aanzien daarvan niet aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht komen vast te staan, en daarop is ook geen verweer gevoerd, dat aangever [slachtoffer 1] in zijn woning op de eerste verdieping/bovenverdieping is overvallen door meerdere personen, dat fors geweld tegen hem is toegepast, waarbij hij ook fors letsel heeft opgelopen en dat hij is gekneveld, waarbij duimboeien en touw/kabel(s) zijn gebruikt. Dat verdachte enige betrokkenheid bij het ten laste gelegde heeft gehad, acht de rechtbank ook komen vast te staan, immers heeft verdachte zelf verklaard dat hij samen met vijf anderen over de poort is geklommen alvorens hij via de geforceerde achterdeur het pand is binnengegaan waar een en ander heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft voorts verklaard dat het bloed dat is aangetroffen op de grond ter hoogte van de poort alsmede op de dwarsbalk van die poort (aan de binnenzijde van die poort), en welk bloed tot zijn aanhouding heeft geleid na een DNA-match, van hem afkomstig kan zijn. Het bloed van verdachte ter plaatse bevestigt diens aanwezigheid ter plaatse.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen voorts af dat [slachtoffer 1] is bedreigd met minimaal één op een vuurwapen gelijkend voorwerp, nu niet kan worden vastgesteld dat het een “echt” vuurwapen was, omdat dit niet is aangetroffen en verdachte daaromtrent niets heeft verklaard, dat daarnaast woordelijke bedreigingen zijn geuit jegens [slachtoffer 1] en dat geld (€ 85,00 en € 350,00) van hem is weggenomen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat ten aanzien daarvan niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, nu niet voor alle delen van de tenlastelegging afzonderlijk sprake dient te zijn van minimaal twee bewijsmiddelen. De rechtbank neemt daarbij hetgeen aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard als uitgangspunt. De rechtbank acht zijn verklaringen betrouwbaar. Dit betreffen consistente verklaringen, die op meerdere punten steun vinden in de overige voorhanden bewijsmiddelen, zodat de rechtbank geen enkele aanleiding heeft om aan die verklaringen te twijfelen. Zo is aangever [slachtoffer 1] in een fors gewonde en bebloede toestand bij zijn woning aangetroffen door getuigen en door de politie, terwijl om een van zijn duimen nog een duimboei bevestigd was. In zijn woning trof de politie in de slaapkamer waar [slachtoffer 1] zich tijdens de overval bevond een totaalbeeld aan dat past bij een gevecht/worsteling, waarbij een of meerdere personen gewond waren geraakt; de politie trof in die kamer op diverse plaatsen bloed aan en ook een bebloed wit touw en kabel(s) op de grond. Ook heeft de politie waargenomen dat de vaste telefoon op de grond lag en de telefoonkabel vermoedelijk was losgetrokken. Volgens de getuigen die [slachtoffer 1] voor zijn woning aansprak na de overval en welke getuigen de politie hebben ingeseind, zei [slachtoffer 1] onder meer dat hij was overvallen in zijn huis, dat ze dachten dat hij een wietkwekerij had hier en dat zij zijn geld en telefoon gestolen hadden. Een van de getuigen meende dat [slachtoffer 1] daarbij zei dat er € 80,00 van hem was weggenomen.
Ten aanzien van het weggenomen geld overweegt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 1] weliswaar aangifte doet van diefstal van twee geldbedragen, terwijl door de getuige op straat van hem zou zijn vernomen dat het slechts ging om een van de door aangever genoemde geldbedragen, maar de rechtbank acht het geenszins onaannemelijk dat aangever eerst later heeft vastgesteld dat nog een geldbedrag was weggenomen van onder het modem in de bewuste kamer. Immers, zo heeft hij ook later vastgesteld dat zijn mobiele telefoon toch niet bleek te zijn weggenomen, toen hij deze, klaarblijkelijk door de overvallers achtergelaten in de gootsteen bij de achterdeur, in het pand aantrof. Nu het bovendien niet om een aanzienlijk geldbedrag gaat, namelijk een bedrag van € 350,00 dat volgens hem bij de TV half onder het modem lag, gaat de rechtbank ook op dit punt uit van de juistheid van de verklaring van aangever. Gelet op dit alles is er aldus geen enkele reden tot twijfel aan aangevers verklaringen, ook niet op de punten waar zijn verklaringen niet worden bevestigd door een ander bewijsmiddel.
De rechtbank kan uit de verklaringen van verdachte, noch uit de overige bewijsmiddelen afleiden dat verdachte zelf een actieve rol heeft gespeeld in het geweld, de bedreigingen in woord en daad en de wegnemingshandelingen. De rechtbank dient thans te beoordelen of verdachte daarvoor als medepleger wel medeverantwoordelijk is.
Voor medeplegen geldt een dubbel opzetvereiste: het opzet op de onderlinge samenwerking en opzet op de verwezenlijking van het grondfeit. Voor het aannemen van medeplegen dient vast komen te staan dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten met betrekking tot en het begaan van het gronddelict. Van belang zijnde elementen voor het aannemen van bewuste en nauwe samenwerking zijn bijvoorbeeld het gezamenlijk handelen naar een vooraf gemaakt plan, de intensiteit van de samenwerking, de taakverdeling, een eventuele rol in de voorbereiding, uitvoering en/of afhandeling en het belang van die rol. Tevens moet er acht op geslagen worden of verdachte zich al dan niet heeft gedistantieerd en/of dat hij aanwezig was op belangrijke momenten in relatie tot het delict. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast op basis van de foto’s in het dossier en de verklaring van aangever en de getuigen dat het betreffende pand centraal was gelegen in Boxmeer en was omgeven door meerdere woningen/panden. Het betrof niet een afgelegen schuur of loods in een buitengebied, integendeel het pand bestond uit een bedrijfsruimte op de begane grond en een woongedeelte op de eerste verdieping. Het pand kon onder meer worden bereikt via de achterzijde, te weten via een tuinpoort die toegang geeft tot een kleine overdekte binnenplaats achter het pand en een achterdeur die vanuit die binnenplaats toegang verschaft tot het pand. Verdachte heeft verklaard dat hij die bewuste nacht over die tuinpoort is geklommen en zich via de geforceerde achterdeur in het pand heeft begeven, tezamen met nog vijf personen. Het doel was om wiet te gaan knippen, zo heeft verdachte verklaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in panden waarin hennepkwekerijen aanwezig zijn personen kunnen bevinden die deze kwekerijen bewaken of dat sprake is van enige vorm van beveiliging of alarm, waardoor een of meer personen worden gealarmeerd. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist of er iemand in het pand aanwezig was, maar dat het pand uitzag als een leegstaand kraakpand, omdat het een groot pand was en de rolluiken dicht waren; verdachte dacht dat daar nooit iemand zou kunnen slapen. Op basis van de foto’s in het dossier en hetgeen verdachte over het pand heeft verklaard, kan de rechtbank die visie van verdachte niet delen. Noch de omvang, noch de goed onderhouden staat van het pand, geven aanleiding om te vermoeden dat het ging om een leegstand kraakpand en het gesloten zijn van de rolluiken in de nacht maakt dat niet anders.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat het fout was waar hij mee bezig was, op het moment dat hij die nacht over de tuinpoort klom en via de opengebroken deur naar binnen ging. Verdachte heeft zich echter niet van de medeverdachten gedistantieerd bij die gedachte dat hij fout bezig was, integendeel, hij is mee naar binnen gegaan en is het pand gaan doorzoeken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in de gegeven omstandigheden bewust het risico genomen dat hij geconfronteerd zou worden met een (of meer) bewoner(s) van het pand of andere mensen (die naar aanleiding van een mogelijk alarm ter plaatse konden komen). De anderen waren hier in ieder geval ook op voorbereid, aangezien een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en duimboeien werden meegenomen, die vervolgens ook zijn gebruikt. Verder droegen meerdere personen bivakmutsen of anderszins iets op het hoofd, hetgeen ook duidt op een dergelijke voorbereiding. Ook verdachte droeg op een capuchon toen hij het pand betrad.
Uitgaande van de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] stonden de overvallers in een mum van tijd, nadat hij iets hoorde, op zijn kamer. Hij verklaarde dat hij in bed lag, tv had gekeken, een zodanig geluid hoorde dat hij dacht dat er iets niet klopte, wilde gaan kijken, opstond, richting de deur van zijn slaapkamer liep en deze naar binnen open vloog en voor hem een persoon stond met een bivakmuts op met alleen gaten rond de ogen en er werden woorden geroepen als “politie, politie ga liggen”. Achter die persoon zag aangever nog andere personen lopen en omdat hij dacht dat het geen politie was, heeft hij zich verweerd. De eerste man heeft hij vastgepakt, er werd getrokken en geduwd en vervolgens kwamen meerdere personen zijn slaapkamer op die op hem begonnen in te slaan. De overvallers waren met vier tot zes personen, en aangever is op de grond terecht gekomen. Er werd nog meer geweld tegen hem toegepast. Hem werd herhaaldelijk gevraagd/toegeroepen waar de wiet(plantage/-kwekerij) en het geld was, ook werden volgens hem de in de tenlastelegging vermelde bedreigingen geuit, werd hij met een vuurwapen bedreigd en werden zijn handen en voeten met duimboeien en touw/kabel(s) vastgebonden aan elkaar. Zijn woning werd door de overvallers doorzocht. Nadat er iets werd geroepen als “[naam 1] er is niks” of “[naam 1] ik vind niks”, hebben ze het pand verlaten, aangever gewond en gekneveld achterlatend.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte direct samen met de vijf anderen naar binnen is gegaan. Dit volgt niet alleen uit het relaas zoals aangever dat heeft omschreven, maar verdachte heeft ook zelf verklaard dat die jongens een tas bij zich hadden met “gereedschapsdingetjes en zo” en dat op het moment dat die anderen die deur hadden opengebroken en zij terug kwamen, de rest ging volgen. “Dan, is de show begonnen”, aldus verdachte. Vervolgens heeft hij verklaard “daar waren heel veel kamers”, “automatisch gingen, vaak gingen, een paar gingen dan, een paar gingen dan naar, naar die ene kamer”, “twee gingen naar die kamer, die ging die kamer en….. gewoon ze waren, ze gingen zoeken waar je voor komt, eigenlijk”, “en sommige, sommige bleven beneden. Ik, ik bleef ook beneden in het begin”. Verdachte bevestigt vervolgens dat hij ook boven is geweest en spreekt in dat verband over “benedenkamers en bovenkamers te checken”. Verdachte heeft ook verklaard dat hij daar is gaan kijken, dat het heel druk daar was en dat hij zag dat een man werd vastgehouden door twee van die jongens. Volgens verdachte kwamen ze binnen, lag er niks (waaruit de rechtbank begrijpt dat er geen wietkwekerij werd aangetroffen) en lagen die jongens boven met die jongen te worstelen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, terwijl hij beneden was, het roepen boven, zoals door [slachtoffer 1] is verklaard, gehoord moet hebben, en dat verdachte meteen door moet hebben gehad dat er een of meerdere personen in het pand aanwezig waren, waarmee direct een gewelddadige confrontatie plaatsvond. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een en ander gebeurde midden in de nacht, binnen een korte tijdspanne nadat het zestal het pand had betreden en het op dat moment verder heel stil was in het pand. Immers, alleen de televisie van aangever stond aan op zijn slaapkamer, maar de slaapkamerdeur was dicht op het moment dat het pand betreden werd en ook is niet verklaard door verdachte dat hij een televisie of andere geluiden in het pand hoorde toen hij het pand betrad. Ondanks dat verdachte -naar eigen zeggen ter terechtzitting- niet lang na binnenkomst in het pand geschreeuw hoorde van boven, het klonk alsof iemand tegen een muur aan kwam, hij stampende geluiden hoorde, die hij omschrijft als het geluid van een worsteling, en hem aldus duidelijk moet zijn geweest dat er een confrontatie plaatsvond op de bovenverdieping waarbij werd geroepen om wiet en om geld, is hij naar boven gegaan met de bedoeling om daar kamers te checken. Verdachte heeft zich aldus niet gedistantieerd van hetgeen hij hoorde, van het geschreeuw, van de woordelijke bedreigingen, van het geweld, terwijl die mogelijkheid zich voordeed toen hij nog beneden was. Integendeel, verdachte ging naar boven om kamers te checken. Dat de woning van aangever daadwerkelijk door de overvallers is doorzocht, is ook door aangever verklaard, en uiteindelijk kwamen ze tot de conclusie dat er geen wietkwekerij/-plantage was, waarop de overvallers het pand hebben verlaten met medeneming van aangevers geld. Dat verdachte het pand zou hebben verlaten nadat hij zag wat met aangever gebeurde, hij daarvan schrok en een bloedneus kreeg, wat daar verder ook van zij, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat daarmee sprake was van distantiëren. Verdachte heeft immers niet ingegrepen in de situatie die hij –naar eigen zeggen- zag, hij liet het gebeuren, hij is ook niet van het pand weggegaan om afstand te nemen van de anderen, maar heeft weer plaatsgenomen in het busje waar zij mee waren gekomen en is daar gaan zitten wachten op de anderen, waarna zij met zijn zessen zijn weggereden met dat busje. Verdachte heeft de vlucht daarmee in groepsverband voortgezet, zonder zich daarbij om het lot van aangever te bekommeren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking en gezamenlijke uitvoering dat sprake is van medeplegen. De rechtbank heeft hierbij gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld en de omstandigheid dat verdachte zich van de (woordelijke) bedreigingen en het geweld dat door de anderen tegen [slachtoffer 1] is geuit en toegepast, niet heeft gedistantieerd. Met zijn handelen heeft hij hiermee stilzwijgend ingestemd, ook voor zover het geweld en de dreigementen verder gingen dan hij op dat moment kon horen/zien. Immers, dat er verder dreigingen zouden worden geuit en geweld zou worden gebruikt tegen [slachtoffer 1] lag voor de hand, ook voor verdachte, en niet is vereist dat verdachte op de hoogte was van de precieze gedragingen van zijn medeverdachten. Ook de omstandigheid dat niet is gebleken van concrete vooraf gemaakte afspraken over wat er zou gebeuren als er iemand aanwezig zou zijn, doet daaraan niet af, nu ook stilzwijgend onder omstandigheden als de onderhavige, sprake kan zijn van een bewuste en nauwe samenwerking. [slachtoffer 1] bood fysiek weerstand, hetgeen ook voor verdachte zichtbaar en hoorbaar was, en om die weerstand te breken en zelf de aftocht te kunnen blazen, pleegt geweld te worden toegepast of plegen dreigementen te worden geuit. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich tijdens de uitvoeringshandelingen van deze overval bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat door de anderen geweld zou worden gepleegd of daarmee zou worden gedreigd. Louter innerlijke distantie is onvoldoende om aan strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontkomen. De handelingen van de feitelijke plegers vallen derhalve binnen het gezamenlijk opzet. De rechtbank houdt verdachte ook medeverantwoordelijk voor het wegnemen van de geldbedragen. Verdachte ging mee op dievenpad en volgens aangever werd door de overvallers ook geroepen dat zij geld wilden hebben. Zoals eerder overwogen gaat de rechtbank uit van de juistheid van aangevers verklaringen. Verdachtes verklaring in dat verband dat het louter te doen zou zijn geweest om wiet, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Gelet hierop is verdachte bij de uitvoering van het plan om met meerdere personen te gaan inbreken, mede verantwoordelijk voor het wegnemen van de geldbedragen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde onder primair heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 20 januari 2013 in de voor de nachtrust bestemde tijd te Boxmeer in een woning tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (85 euro en 350 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 1] heeft geduwd en geslagen en die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft gewerkt en die [slachtoffer 1] duimboeien heeft aangelegd en de voeten van die [slachtoffer 1] heeft vastgemaakt en die [slachtoffer 1] zijn duimboeien en voeten met elkaar heeft verbonden en die [slachtoffer 1] een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp heeft voorgehouden en tussen zijn schouderbladen heeft geduwd en tegen zijn hoofd heeft gezet en die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Politie, politie, liggen, liggen politie" en "Waar is je weedplantage, waar is je kwekerij, waar is je geld" en "We schieten je af" en "We maken je af, ik heb geen vader en moeder, ik maak je af, we komen uit Amsterdam, we maken je zo kapot, waar is de weed" en "Als hij beweegt schiet hem dan maar af" en "Als je de politie belt dan maken we je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van primair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering en de overige geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Toewijzing tot een bedrag van € 38.494,84, vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Specifiek
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval in een woning. Verdachte en zijn mededaders zijn midden in de nacht de woning binnengedrongen door over een poort te klimmen en een deur te forceren. De bewoner is bedreigd en tegen hem is geweld gebruikt. Uit de woning is geld weggenomen.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De omstandigheid dat een en ander heeft plaatsgevonden in een woning, rekent de rechtbank verdachte aan. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor een benadeelde materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor inbraken werd veroordeeld.
Strafmatigende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de rol die verdachte in het delict heeft gespeeld, dat niet is komen vast te staan dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank houdt verder rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 20 jaar ten tijde van het plegen van het feit.
De straf
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt voor een overval op een woning waarbij sprake is van licht geweld en bedreiging met geweld is een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar. In het geval van ander geweld is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Uit een oogpunt van vergelding en generale preventie is een vrijheidsbeneming van relatief lange duur op zijn plaats. De rechtbank acht de gevangenisstraf als gevorderd door de officier van justitie dan ook een passende straf, rekening houdend met alle omstandigheden als voormeld.
De rechtbank zal evenals gevorderd door de officier van justitie deze straf voor een gedeelte, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Naast de algemene voorwaarden zal de rechtbank overeenkomstig het advies van de reclassering aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden van reclasseringstoezicht, een meldplicht, deelname aan gedragsinterventies ‘Cognitieve vaardigheidstraining’ en ‘Arbeidsvaardigheden’ alsmede het meewerken aan andere voorwaarden het gedrag betreffende, teneinde de door de reclassering als hoog ingeschatte kans op herhaling zoveel als mogelijk in te perken. Gelet op het nog te ondergane onvoorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen termen aanwezig voor het daarnaast verbinden van een bijzondere voorwaarde in de vorm van een locatiegebod / Electronische Controle (EC).
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een totaal bedrag van € 3.785,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (20 januari 2013) tot aan de dag der algehele voldoening. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te weten de post weggenomen geld, bestaande uit een bedrag van € 85,00 en een bedrag van € 350,00, en daarnaast de post eigen risico medische kosten, te weten een bedrag van € 350,00 over 2013 en immateriële schadevergoeding, welke schadepost niet door verdachte is weersproken, te weten een bedrag van € 3.000,00. Dit bedrag komt de rechtbank overigens alleszins redelijk voor.
De rechtbank wijst af het meer gevorderde voor wat betreft de post weggenomen geld. Uit de aangifte volgt dat een bedrag van € 85,00 (niet € 95,00) en een bedrag van € 350,00 is weggenomen. Dit is ook zo opgenomen in de tenlastelegging.
Ook wijst de rechtbank af de post eigen risico over 2012, reeds gelet op de omstandigheid dat de bewezen verklaarde pleegdatum is gelegen in 2013 en geen enkel verband, nog daargelaten causaal verband, bestaat tussen een dergelijke kostenpost en het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de tandheelkundige kosten, aangezien in zoverre niet is komen vast te staan dat sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank overweegt dat uit de aangifte, noch uit de stukken die de vordering op dit punt onderbouwen, blijkt dat schade is ontstaan aan het gebit als gevolg van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal de benadeelde partij verder niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de inkomensschade en de huurovereenkomst, omdat de rechtbank van oordeel is dat het vaststellen van een causaal verband tussen deze schade en het bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Zo geven de informatie over de persoonlijke omstandigheden en de medische gegevens aanknopingspunten voor mogelijk overige persoonlijke problematiek bij de benadeelde partij die mede oorzaak kan zijn geweest voor het gestelde verlies aan inkomen. Voorts is onvoldoende komen vast te staan dat het verschuldigd worden van de huurpenningen voor het bedrijfsgedeelte van het pand, zonder dat het door de benadeelde beoogde restaurant daarin is uitgebaat, volledig te wijten is aan het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten slotte niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de kosten van juridische bijstand. De raadsman van de benadeelde partij heeft immers aangevoerd dat deze kosten enkel in rekening worden gebracht indien het totaal toegewezen bedrag aan de benadeelde partij hoger zal zijn dan € 10.000,00. Dat is niet het geval, zodat thans gebruik kan en zal worden gemaakt van de toevoeging. Volgens de raadsman van de benadeelde partij wordt die toevoeging eerst ingetrokken bij een toegewezen bedrag dat € 10.000,00 overstijgt.
De benadeelde partij kan deze niet ontvankelijk verklaarde onderdelen van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 63, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde onder primair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. primair:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. primair:
Gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen twee dagen na ontslag uit detentie zal melden bij Reclassering Nederland, regio Oost, telefoonnummer [nummer], waarna de veroordeelde zich moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
- deelneemt aan een gedragsinterventie, te weten: GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
- deelneemt aan een gedragsinterventie, te weten: GI-RN Arbeidsvaardigheden (ArVa);
- meewerkt aan diagnostiek door een instantie van de forensische geestelijke gezondheidszorg en eventueel daaruit voortvloeiende adviezen, ook wanneer dit behandeling inhoudt;
- meewerkt aan het vinden van een passende en zinvolle dagbesteding en weet dit te behouden;
- inzage geeft in zijn financiën, deze bespreekbaar maakt en zorgt voor een legale bron van inkomsten;
voor wat betreft de bijzondere voorwaarden, steeds zo lang de reclassering deze voorwaarden noodzakelijk acht,
waarbij de Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG ‘s-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. primair:
Maatregelvan
schadevergoedingvan
€ 3.785,00subsidiair 44 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 3.785,00 (zegge: drieduizendzevenhonderdvijfentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 3.000,00 immateriële schade en € 785,00 materiële schade. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (20 januari 2013) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3.785,00 (zegge: drieduizendzevenhonderdvijfentachtig euro). Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 3.000,00 immateriële schade en € 785,00 materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (20 januari 2013) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst af het meer gevorderde voor wat betreft de post weggenomen geld en de post eigen risico 2012.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 18 juli 2014.
mr. B. Damen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.