ECLI:NL:RBOBR:2014:3763

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
C/01/258259 / HA ZA 13-74
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake contractsovername en beëindiging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen eiser en Nutricia

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Nutricia Cuijk B.V. De eiser vorderde onder andere betaling van een bedrag van € 129.078,50 en een verklaring voor recht dat Nutricia de overeenkomst onregelmatig had opgezegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van contractsovername, maar dat er een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de opzegging door Nutricia niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een contractsovername. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en de kosten zijn begroot op € 7.715,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/258259 / HA ZA 13-74
Vonnis van 16 juli 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. H.J. van der Hauw te IJmuiden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUTRICIA CUIJK B.V.,
gevestigd te Cuijk,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. Rense te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Nutricia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 maart 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2013
  • de schriftelijke reactie op het proces-verbaal van [eiser] van 3 september 2013
  • de schriftelijke reactie op het proces-verbaal van Nutricia van 11 september 2013
  • het faxbericht van [eiser] van 11 september 2013
  • het faxbericht van Nutricia van 11 september 2013
  • het faxbericht van [eiser] van 12 september 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Nutricia en Move2 Services B.V. (hierna: M2S) is in 2003 een exportdienstverleningsovereenkomst tot stand gekomen. De overeenkomst is ingegaan per 1 juni 2003 met een looptijd van 36 maanden. De feitelijke inhoudelijke werkzaamheden die bij die overeenkomst waren overeengekomen, werden door [eiser] uitgevoerd.
2.2.
M2S is in 2007 overgenomen door TNT Post Export Services B.V. (hierna: TNT). Ook na die overname werden de feitelijke inhoudelijke werkzaamheden die met Nutricia waren overeengekomen, door [eiser] uitgevoerd.
2.3.
TNT heeft in 2009 besloten de werkzaamheden voor Nutricia af te stoten waarna er tussen [eiser] en Nutricia is gesproken over voortzetting van de activiteiten voor Nutricia door de onderneming van [eiser].
2.4.
Vanaf medio 2009 heeft [eiser] op eigen naam de betreffende werkzaamheden voor Nutricia verricht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1a. Nutricia veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 129.078,50, te vermeerderen met rente,
1b. Nutricia veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 136.485,00, te vermeerderen met rente,
1c. voor recht verklaart dat Nutricia de in de dagvaarding genoemde overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd en op grond van deze tekortkoming aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat,
een en ander, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Nutricia voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft gesteld dat er sprake is van opzegging door Nutricia van de tussen partijen de bestaande overeenkomst, zijnde de overeenkomst tussen TNT en Nutricia (productie 3 bij dagvaarding), die door TNT per 1 juni 2009 met instemming van Nutricia aan [eiser] is overgedragen. Nutricia heeft betwist dat de overeenkomst tussen TNT en Nutricia door TNT met instemming van Nutricia aan [eiser] is overgedragen, stellende dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen zoals neergelegd in de offerte van [eiser] van 3 augustus 2009 (productie 2 bij conclusie van antwoord).
4.1.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.2.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van contractsovername verwezen naar door hem als productie 4 in het geding gebrachte e-mails van 31 juli 2009 en een akte gedateerd 13 oktober 2009. In de overgelegde e-mail van 31 juli 2009 van [naam 1] van TNT aan [eiser] is vermeld dat [eiser] de overeenkomst met Nutricia zal overnemen met terugwerkende kracht per 1 juni 2009, dat [eiser] met Nutricia in overleg zal treden en dat van Nutricia reeds mondeling akkoord is ontvangen. Uit deze e-mail blijkt niet wie namens Nutricia genoemd mondeling akkoord zou hebben gegeven en wat dat precies inhield. Bij overgelegde e-mail van dezelfde datum heeft [naam 1] voornoemd aan [naam 2] en [naam 3] van Nutricia (hierna: [naam 2] respectievelijk [naam 3]) laten weten dat TNT akkoord is met de overdracht van de overeenkomst tussen TNT en Nutricia. Van een bevestiging door Nutricia van haar instemming met de overdracht van de overeenkomst blijkt niet uit de overgelegde e-mails. De e-mailwisseling van 31 juli 2009 levert, anders dan [eiser] wil doen voorkomen, geen onderbouwing op voor zijn stelling dat er sprake is van contractsovername. Ook de akte van 13 oktober 2009 onderbouwt niet dat er sprake is van een contractsovername. In die akte, waarin [eiser], Nutricia en TNT als partijen zijn aangemerkt, is onder meer overwogen dat TNT de dienstverlening in het kader van haar overeenkomst met Nutricia, verwoord in ‘Export Dienstverleningsovereenkomst Move2Services van 11 december 2003’ wenst over te dragen aan [eiser] met terugwerkende kracht per 1 juni 2009 en dat Nutricia heeft aangegeven met de beoogde overdracht van deze contractuele verplichtingen akkoord te gaan. Het document is alleen ondertekend door [eiser]. Enige toelichting bij dit document en bij het ontbreken van een ondertekening namens Nutricia heeft [eiser] niet gegeven.
[eiser] heeft ook geen andere stukken in het geding gebracht die kunnen dienen ter onderbouwing van de stelling van [eiser] dat er sprake is van contractsovername.
4.1.3.
Daarbij komt dat blijkens productie 2 van Nutricia, [eiser] een offerte aan Nutricia heeft uitgebracht, gedateerd 3 augustus 2009, voor ‘Dienstverlening douane documenten en aanvraag landbouwrestitutie’. In die offerte is vermeld: ‘de looptijd van dit contract is van 1 juni 2009 tot 31 december 2009’. [eiser] heeft ter comparitie verklaard dat dit stuk is opgesteld als uitvloeisel van de afspraak met [naam 3], inhoudende dat [eiser] een apart contract zou opstellen als tijdelijke overbrugging voor de periode dat de contractsovername nog niet in de systemen bij TNT of Nutricia was verwerkt. [naam 2], financieel directeur van Nutricia, heeft ter comparitie verklaard dat hij heeft gezegd dat Nutricia akkoord zou gaan met contractsovername als alles rond was en dat het erg lang duurde voordat Nutricia haar relatie met TNT financieel had afgewikkeld. Volgens [naam 2] is daarom in augustus 2009 besloten om op nieuwe voet met elkaar verder te gaan en is er een nieuwe overeenkomst gesloten.
4.1.4.
De slotsom van het voorgaande is dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat er van een contractsovername sprake was. Voor zover er al sprake was van instemming van Nutricia met contractsovername, Nutricia heeft dat weersproken en [naam 2] heeft verklaard dat daarvoor eerst de financiële afwikkeling met TNT zou moeten zijn afgerond, volgt uit de stellingen van [eiser] niet dat die overname daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Tussen partijen is niet in geschil dat zij met elkaar zijn overeengekomen hetgeen is neergelegd in de offerte van [eiser] van 3 augustus 2009. Met die overeenkomst hebben partijen kennelijk hun rechtsverhouding over de periode van 1 juni 2009 tot 31 december 2009 willen regelen. Uit de stellingen van [eiser] kan niet worden afgeleid dat partijen voor de periode na 31 december 2009 andere of nadere afspraken hebben gemaakt, laat staan afspraken inhoudende een contractsovername.
[eiser] heeft nog gesteld dat uit zijn productie 5 blijkt dat Nutricia heeft ingestemd met contractsovername en dat partijen vanaf 1 juni 2009 daadwerkelijk uitvoering hebben gegeven aan de overgenomen overeenkomst. Productie 5 van [eiser] houdt echter niet meer in dan een spreadsheet met onder meer niet nader gespecificeerde bedragen waaruit op geen enkele wijze de gestelde instemming of uitvoering kan worden afgeleid en waarop bovendien factuurdata voorkomen liggende in de periode van 1 juni 2009 tot 31 december 2009, waarvoor partijen de overeenkomst van 3 augustus 2009 hebben gesloten. Bovendien heeft [eiser] ter comparitie verklaard dat de tarieven uit de overeenkomst van 3 augustus 2009 gelijk waren aan de tarieven uit het overgenomen contract. Dit brengt mee dat uit de gehanteerde tarieven niet kan worden afgeleid deze zijn gebaseerd op de beweerdelijk overgenomen overeenkomst.
4.1.5.
Bij gebreke van voldoende onderbouwing zal het bewijsaanbod van [eiser] ter zake de contractsovername worden gepasseerd. De door [eiser] gestelde contractsovername is niet komen vast te staan. [eiser] kan aan de overeenkomst zoals die bestond tussen TNT en Nutricia daarom geen rechten ontlenen. Dit brengt mee dat de gevraagde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
4.2.
Bij gelegenheid van de comparitie is zijdens [eiser] gesteld dat, in het geval er geen sprake is van contractsovername maar van een nieuwe contractuele relatie per augustus 2009, er inmiddels sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zijdens [eiser] is daarbij verklaard dat partijen na afloop van het contract van augustus 2009 op dezelfde voet zijn doorgegaan. Nutricia heeft een en ander niet weersproken.
4.2.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu Nutricia niet heeft weersproken dat er na afloop van de overeenkomst van augustus 2009 een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan en dat partijen na afloop van die overeenkomst op dezelfde voet zijn doorgegaan, zal als vaststaand worden aangenomen dat er tussen partijen vanaf 31 december 2009 een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan waarvan de inhoud wordt bepaald door de offerte van [eiser] (productie 2 van Nutricia, hierna: de Overeenkomst).
4.3.
De stellingen van [eiser] aangaande de beëindiging van de Overeenkomst komen er op neer dat de Overeenkomst door Nutricia is opgezegd. Nutricia heeft deze opzegging betwist, stellende dat [eiser] door het hanteren van hogere tarieven, waarmee Nutricia niet heeft ingestemd, de Overeenkomst heeft beëindigd.
4.3.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.3.2.
Tussen partijen staat vast dat zij eind 2011 met elkaar hebben gecorrespondeerd over tariefsverhoging door [eiser] en dat zij daarover geen overeenstemming hebben bereikt. Per e-mail van 19 december 2011 (productie 11 bij dagvaarding) heeft Nutricia aan [eiser] medegedeeld dat zij de dienstverlening van [eiser] tegen de bestaande tarieven zal afnemen, totdat een onderbouwd projectplan is ontvangen. Bij schriftelijke reactie hierop per brief van 19 december 2011 en e-mail van 21 december 2011 (productie 11 bij dagvaarding), heeft [eiser] aan Nutricia medegedeeld dat hij per 1 januari 2012 per zending € 84,00 in rekening zal brengen en dat hij hoopt en verwacht dat Nutricia hiermee akkoord kan gaan. Vast staat dat Nutricia, zonder hierop nog te reageren, ook na 31 december 2011 [eiser] als voorheen opdracht heeft gegeven tot het verrichten van diensten en dat [eiser] per 1 januari 2012 tegen het verhoogde tarief heeft gefactureerd aan Nutricia. Nutricia heeft daarop bij brief van 9 februari 2012 (productie 12 bij dagvaarding), aan [eiser] medegedeeld dat geconstateerd is dat hij de tariefsverhoging eenzijdig heeft doorgevoerd en dat Nutricia op basis van deze eenzijdige verhoging heeft besloten om met ingang van 20 februari 2012 geen gebruik meer te maken van de dienstverlening van [eiser]. [eiser] heeft Nutricia vervolgens bij brief van 11 maart 2012 gesommeerd de openstaande facturen over januari en februari 2012 tegen het nieuwe tarief te betalen en het door hem voorgestelde tarief van € 84,00 per zending te accepteren tot het einde van de Overeenkomst.
De opstelling van [eiser] bij brief van 19 december 2011, e-mail van 21 december 2011 en brief van 11 maart 2012 komt er op neer dat hij zijn dienstverlening voor Nutricia vanaf 1 januari 2012 enkel nog wilde voortzetten tegen de eenzijdig door hem verhoogde tarieven. Anders dan Nutricia betoogt heeft [eiser] daarmee niet aangegeven de Overeenkomst te willen beëindigen en deze opstelling van [eiser] kan niet worden aangemerkt als een kennisgeving van beëindiging van de Overeenkomst. Daarentegen moet Nutricia, met haar mededeling bij brief van 9 februari 2012 dat zij per 20 februari 2012 geen gebruik meer zal maken van de dienstverlening van [eiser], worden geacht de Overeenkomst te hebben opgezegd.
4.4.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de door hem voorgestelde tariefsverhoging geen reden kon zijn om de Overeenkomst per direct op te zeggen en dat Nutricia het aanbod tot tariefsverhoging had moeten afwijzen, met opzegging van de Overeenkomst per aangetekende brief vóór 1 januari 2012 als zij de relatie had willen beëindigen. Daarnaast heeft [eiser] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid nu sprake was van een hechte en langdurige relatie, [eiser] voor zijn omzet inmiddels volledig afhankelijk was van Nutricia als zijn enige opdrachtgever, aan hem de mogelijkheid is ontnomen om zijn investeringen terug te verdienen en [eiser] een voorstel tot tariefsverhoging diende te doen omdat de geldende vergoedingen absoluut niet toereikend waren om de werkzaamheden bedrijfseconomisch te dekken. [eiser] heeft tegenover Nutricia aanspraak gemaakt op schadevergoeding, stellende dat de onregelmatige opzegging en de weigering om alsnog aan de contractuele verplichtingen te voldoen, een tekortkoming aan de zijde van Nutricia oplevert. Nutricia heeft tot haar verweer onder meer aangevoerd dat de overeenkomst waarop [eiser] zich beroept, niet geldt tussen partijen en dat zij de Overeenkomst mocht opzeggen omdat [eiser] eenzijdig een meer dan aanzienlijke tariefwijziging doorvoerde die zij niet behoefde te accepteren.
4.4.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.2.
[eiser] miskent met zijn stelling dat Nutricia de voorgestelde tariefsverhoging had moeten afwijzen en de Overeenkomst per aangetekend brief per 1 januari 2012 had moeten opzeggen, niet alleen dat de mededeling van Nutricia per e-mail van 19 december 2011, inhoudende dat zij de dienstverlening van [eiser] tegen de bestaande tarieven zal afnemen, reeds een afwijzing inhoudt, maar eveneens dat Nutricia bij brief van 9 februari 2012 de nieuwe tarieven nogmaals heeft afgewezen. Bovendien beroept [eiser] zich voor wat betreft de wijze en termijn van opzegging ten onrechte op de overeenkomst zoals die tussen Nutricia en TNT was gesloten, nu hiervoor is vastgesteld dat die overeenkomst niet door hem is overgenomen. Voor de opzegging van de Overeenkomst hebben partijen geen regeling getroffen. De Overeenkomst heeft te gelden als een overeenkomst van opdracht en een dergelijke overeenkomst is voor Nutricia als opdrachtgever ingevolge het bepaalde in artikel 7:408 BW te allen tijde opzegbaar.
4.4.3.
Voor zover de gevorderde schadevergoeding is gebaseerd op de omstandigheid dat de opzegging niet in overeenstemming is met de beweerdelijk door [eiser] overgenomen overeenkomst tussen Nutricia en TNT, is deze ongegrond en komt deze niet voor toewijzing in aanmerking.
4.4.4.
Bij beantwoording van de vraag of de opzegging van de Overeenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en daarmee een tekortkoming van Nutricia oplevert op grond waarvan zij jegens [eiser] schadeplichtig is, worden de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Vast staat dat [eiser] zijn werkzaamheden sedert 2003 ten behoeve van Nutricia uitvoerde, zij het pas sinds 1 juni 2009 in een directe contractuele relatie tot Nutricia, en dat Nutricia zijn enige opdrachtgever was. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat hij in verband daarmee belang had bij een opzegtermijn waarbinnen hij de gevolgen van de opzegging van zijn bedrijfsvoering zou kunnen opvangen. [eiser] heeft nog gesteld dat hij door de opzegging niet in staat was zijn investeringen terug te verdienen. Niet alleen heeft [eiser] onvoldoende inzicht gegeven in de investeringen waar hij op doelt maar bovendien blijkt uit de door hem in het geding gebrachte productie 10 dat de tariefsverhoging ook te maken had met investeringen die [eiser] in de toekomst zou doen. Voorts wordt nog in aanmerking genomen dat, zoals tussen partijen vast staat, dat tussen hen is gesproken over een door Nutricia aan [eiser] in verband met de opzegging te betalen vergoeding, dat Nutricia bereid was tot het betalen van een vergoeding en dat [eiser] zich bij de hoogte van haar aanspraken heeft beroepen op de indexeringsbepaling en opzegtermijn zoals opgenomen in de overeenkomst tussen Nutricia en TNT. Gelet op de omstandigheid dat [eiser] aan die overeenkomst geen rechten kan ontlenen, zoals hiervoor onder 4.1.5 is overwogen, heeft [eiser] aldoende op ondeugdelijke gronden de totstandkoming van een regeling verhinderd en is het aan haar te wijten dat geen schadevergoeding is betaald.
De grond voor de opzegging is gelegen in de door [eiser] doorgevoerde tariefsverhoging. De Overeenkomst voorzag niet in een eenzijdig door [eiser] door te voeren verhoging van de tarieven die hij aan Nutricia in rekening bracht. Dat [eiser] op grond van de wet bevoegd zou zijn tot tariefsverhoging is gesteld noch gebleken. [eiser] heeft gesteld dat hij genoodzaakt was een voorstel tot tariefsverhoging te doen omdat de geldende vergoedingen absoluut niet toereikend waren om de werkzaamheden bedrijfseconomisch te dekken maar dat de geldende tarieven ontoereikend waren en een tarief van € 84,00 rechtvaardigden, is door [eiser] volstrekt onvoldoende onderbouwd. Zo heeft [eiser] ter comparitie verklaard dat een bedrag van
€ 35,00 tot € 45,00 per document in de markt het gebruikelijke tarief is. [eiser] heeft daar weliswaar aan toegevoegd dat hiervoor minimale werkzaamheden worden verricht terwijl hij zich maximaal inzet en ook alle risico’s van boetes en naheffingen draagt, maar hij heeft niet aangegeven dat voor hem niet de mogelijkheid zou bestaan om zijn werkzaamheden aan te passen in plaats van het tarief. [eiser] heeft er nog op gewezen dat een belangrijke inkomsten component was weggevallen, bestaande in 30% van de ontvangen landbouwrestituties. Nog afgezien van de omstandigheid dat dit zich reeds in februari 2010 voordeed heeft [eiser] onvoldoende inzicht gegeven in de gevolgen hiervan nu hij zich niet heeft uitgelaten over daar tegenoverstaande werkzaamheden die hij niet meer behoefde te verrichten. Er kan gelet op het voorafgaande niet van worden uitgegaan dat Nutricia in redelijkheid niet mocht weigeren met de tariefsverhoging in te stemmen.
Nadat Nutricia van haar bezwaar tegen de tariefsverhoging had doen blijken, heeft [eiser] daaraan vastgehouden en daarmee aan Nutricia kenbaar gemaakt dat dienstverlening enkel tegen het verhoogde tarief zou plaatsvinden. Ook uit de brief van [eiser] van 11 maart 2012 blijkt dat [eiser] niet bereid was zijn diensten tegen de overeengekomen tarieven voort te zetten. Nutricia had onder die omstandigheden belang bij haar weigering om verdere diensten van [eiser] af te nemen en bij opzegging van de Overeenkomst op korte termijn. Van Nutricia kon niet worden verlangd dat zij [eiser] in staat zou stellen zijn dienstverlening voort te zetten aangezien dat zou meebrengen dat [eiser] jegens Nutricia aanspraak zou maken op het verhoogde tarief, dat tussen partijen niet was overeengekomen en waar Nutricia niet mee akkoord was gegaan.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] de facturen over de maanden januari en februari 2012 heeft gecrediteerd en zijn werkzaamheden over die maanden vervolgens tegen het oude tarief in rekening heeft gebracht alsmede dat hij bij brief van 17 april 2012 heeft aangeboden om zijn werkzaamheden tot het eind van het contract per 1 juni 2013 tegen het oude tarief te verrichten. Dit aanbod kan echter de reeds gedane opzegging niet ongedaan maken. Bovendien heeft Nutricia onweersproken gesteld dat zij na opzegging van de Overeenkomst, de werkzaamheden die [eiser] voor haar verrichtte, aan een derde had uitbesteed. Van Nutricia kon daarom niet worden verlangd dat zij de overeenkomst met [eiser] na het aanbod van [eiser] van 17 april 2012 alsnog zou voortzetten.
4.4.5.
De opzegging van de Overeenkomst is gelet op het voorgaande niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid en levert geen tekortkoming van Nutricia op. Er bestaat daarom geen grond voor toewijzing van de in verband met de opzegging gevorderde schadevergoeding.
4.5.
[eiser] heeft voorts een vergoeding gevorderd voor consultancy werkzaamheden die zij in opdracht van Nutricia zou hebben uitgevoerd. Volgens [eiser] is hij samen met andere partijen op 9 november 2009 uitgenodigd op het kantoor van Nutricia in verband met het oplossen van problemen op het gebied van de verschillende communicatie- en automatiseringstrajecten in de transactieketen, zou [naam 2] van Nutricia aan hem de opdracht hebben gegeven om de daarin spelende problemen op te lossen en zou hij vervolgens in verband daarmee diverse werkzaamheden hebben verricht, waaronder de ontwikkeling van een nieuw automatiseringssysteem. Nutricia heeft weersproken dat zij opdrachten voor consultancy aan [eiser] heeft gegeven.
4.5.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.2.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een afzonderlijke opdracht of afzonderlijke opdrachten voor het verrichten van consultancy werkzaamheden. Niet alleen is de beweerdelijk op 9 november 2009 verleende opdracht niet voldoende nader geconcretiseerd maar gesteld noch gebleken is ook dat partijen zouden hebben afgesproken dat er sprake is van niet onder de Overeenkomst vallende werkzaamheden waarvoor [eiser] een afzonderlijke beloning zou ontvangen. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar zijn producties 6 tot en met 9. Uit die producties blijkt weliswaar dat [eiser] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden problemen ondervond maar dat aan hem door Nutricia enige nadere opdracht zou zijn verstrekt blijkt daaruit bepaald niet. Uit de in de e-mail van [naam 2] van 20 juli 2011 geformuleerde vraag aan [eiser] om wekelijks bepaalde gegevens over containers door te geven, blijkt niet van een opdracht die de vergoeding zoals gevorderd zou kunnen rechtvaardigen.
Ter comparitie heeft [eiser] verklaard dat hem tijdens een bespreking met Nutricia en andere ketenpartners op 9 november 2009 is gezegd dat hij maar moest zorgen dat het goedkwam, dat hij het moest regelen. [naam 2] heeft hierover ter comparitie verklaard dat hij op 9 november 2009 tegen [eiser] heeft gezegd dat hij zijn werk goed moest doen. Volgens [naam 2] hoorde het tot het takenpakket van [eiser] om ervoor te zorgen dat alles goed liep. [eiser] heeft over de werkzaamheden hij in vervolg hierop heeft verricht, ter comparitie verklaard dat hij voor die werkzaamheden nooit een factuur heeft gestuurd omdat dat behoorde tot zijn standaardwerkzaamheden. Dat er sprake was van extra werkzaamheden die niet begrepen waren in de werkzaamheden die [eiser] onder de Overeenkomst diende te verrichten, is ook daarmee onvoldoende onderbouwd.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering ook nog verwezen naar de overeenkomst zoals die bestond tussen Nutricia en TNT, inhoudende dat voor specialistische dienstverlening voor adviesdiensten de daarvoor geldende tarieven in rekening kunnen worden gebracht. Zoals hiervoor al onder 4.1.5 is overwogen kan [eiser] aan die overeenkomst geen rechten ontlenen.
Voorts heeft [eiser] een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 7:405 BW. Dat beroep kan [eiser] echter niet baten omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat er aan hem opdrachten zijn verleend, in die zin dat [eiser] zich jegens Nutricia heeft verbonden, tot het verrichten van werkzaamheden die niet onder de Overeenkomst zijn begrepen.
4.5.3.
Bij gebreke van voldoende onderbouwing zal het bewijsaanbod van [eiser] ter zake de opdracht tot het verrichten van consultancywerkzaamheden worden gepasseerd. Deze door [eiser] gestelde opdracht is niet komen vast te staan. [eiser] kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor verrichte consultancywerkzaamheden.
4.6.
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden begroot op € 3.715,00 griffierecht en
€ 4.000,00 salaris advocaat (2 punten x tarief VI (€ 2.000,00)).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
Wijst het gevorderde af.
5.2.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Nutricia gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op in totaal € 7.715,00.
5.3.
Verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.A. Donkersloot en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.