Bij beantwoording van de vraag of de opzegging van de Overeenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en daarmee een tekortkoming van Nutricia oplevert op grond waarvan zij jegens [eiser] schadeplichtig is, worden de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Vast staat dat [eiser] zijn werkzaamheden sedert 2003 ten behoeve van Nutricia uitvoerde, zij het pas sinds 1 juni 2009 in een directe contractuele relatie tot Nutricia, en dat Nutricia zijn enige opdrachtgever was. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat hij in verband daarmee belang had bij een opzegtermijn waarbinnen hij de gevolgen van de opzegging van zijn bedrijfsvoering zou kunnen opvangen. [eiser] heeft nog gesteld dat hij door de opzegging niet in staat was zijn investeringen terug te verdienen. Niet alleen heeft [eiser] onvoldoende inzicht gegeven in de investeringen waar hij op doelt maar bovendien blijkt uit de door hem in het geding gebrachte productie 10 dat de tariefsverhoging ook te maken had met investeringen die [eiser] in de toekomst zou doen. Voorts wordt nog in aanmerking genomen dat, zoals tussen partijen vast staat, dat tussen hen is gesproken over een door Nutricia aan [eiser] in verband met de opzegging te betalen vergoeding, dat Nutricia bereid was tot het betalen van een vergoeding en dat [eiser] zich bij de hoogte van haar aanspraken heeft beroepen op de indexeringsbepaling en opzegtermijn zoals opgenomen in de overeenkomst tussen Nutricia en TNT. Gelet op de omstandigheid dat [eiser] aan die overeenkomst geen rechten kan ontlenen, zoals hiervoor onder 4.1.5 is overwogen, heeft [eiser] aldoende op ondeugdelijke gronden de totstandkoming van een regeling verhinderd en is het aan haar te wijten dat geen schadevergoeding is betaald.
De grond voor de opzegging is gelegen in de door [eiser] doorgevoerde tariefsverhoging. De Overeenkomst voorzag niet in een eenzijdig door [eiser] door te voeren verhoging van de tarieven die hij aan Nutricia in rekening bracht. Dat [eiser] op grond van de wet bevoegd zou zijn tot tariefsverhoging is gesteld noch gebleken. [eiser] heeft gesteld dat hij genoodzaakt was een voorstel tot tariefsverhoging te doen omdat de geldende vergoedingen absoluut niet toereikend waren om de werkzaamheden bedrijfseconomisch te dekken maar dat de geldende tarieven ontoereikend waren en een tarief van € 84,00 rechtvaardigden, is door [eiser] volstrekt onvoldoende onderbouwd. Zo heeft [eiser] ter comparitie verklaard dat een bedrag van
€ 35,00 tot € 45,00 per document in de markt het gebruikelijke tarief is. [eiser] heeft daar weliswaar aan toegevoegd dat hiervoor minimale werkzaamheden worden verricht terwijl hij zich maximaal inzet en ook alle risico’s van boetes en naheffingen draagt, maar hij heeft niet aangegeven dat voor hem niet de mogelijkheid zou bestaan om zijn werkzaamheden aan te passen in plaats van het tarief. [eiser] heeft er nog op gewezen dat een belangrijke inkomsten component was weggevallen, bestaande in 30% van de ontvangen landbouwrestituties. Nog afgezien van de omstandigheid dat dit zich reeds in februari 2010 voordeed heeft [eiser] onvoldoende inzicht gegeven in de gevolgen hiervan nu hij zich niet heeft uitgelaten over daar tegenoverstaande werkzaamheden die hij niet meer behoefde te verrichten. Er kan gelet op het voorafgaande niet van worden uitgegaan dat Nutricia in redelijkheid niet mocht weigeren met de tariefsverhoging in te stemmen.
Nadat Nutricia van haar bezwaar tegen de tariefsverhoging had doen blijken, heeft [eiser] daaraan vastgehouden en daarmee aan Nutricia kenbaar gemaakt dat dienstverlening enkel tegen het verhoogde tarief zou plaatsvinden. Ook uit de brief van [eiser] van 11 maart 2012 blijkt dat [eiser] niet bereid was zijn diensten tegen de overeengekomen tarieven voort te zetten. Nutricia had onder die omstandigheden belang bij haar weigering om verdere diensten van [eiser] af te nemen en bij opzegging van de Overeenkomst op korte termijn. Van Nutricia kon niet worden verlangd dat zij [eiser] in staat zou stellen zijn dienstverlening voort te zetten aangezien dat zou meebrengen dat [eiser] jegens Nutricia aanspraak zou maken op het verhoogde tarief, dat tussen partijen niet was overeengekomen en waar Nutricia niet mee akkoord was gegaan.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] de facturen over de maanden januari en februari 2012 heeft gecrediteerd en zijn werkzaamheden over die maanden vervolgens tegen het oude tarief in rekening heeft gebracht alsmede dat hij bij brief van 17 april 2012 heeft aangeboden om zijn werkzaamheden tot het eind van het contract per 1 juni 2013 tegen het oude tarief te verrichten. Dit aanbod kan echter de reeds gedane opzegging niet ongedaan maken. Bovendien heeft Nutricia onweersproken gesteld dat zij na opzegging van de Overeenkomst, de werkzaamheden die [eiser] voor haar verrichtte, aan een derde had uitbesteed. Van Nutricia kon daarom niet worden verlangd dat zij de overeenkomst met [eiser] na het aanbod van [eiser] van 17 april 2012 alsnog zou voortzetten.