ECLI:NL:RBOBR:2014:3690

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
01/839196-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde na medeplegen van moord

In de zaak van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1986 en verblijvende in een kliniek, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 14 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd na een veroordeling voor medeplegen van moord. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 15 mei 2014 was ingediend, behandeld tijdens een openbare zitting op 30 juni 2014. De terbeschikkinggestelde is gehoord, evenals de officier van justitie en deskundigen van Novadic-Kentron.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk blijft voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De deskundigen hebben in hun rapporten aangegeven dat er een risico op recidive bestaat, maar dat dit risico kan worden beheerst door adequate begeleiding en behandeling. De reclassering heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, gezien de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde en de noodzaak van verdere behandeling.

De rechtbank heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe, die pleitten voor beëindiging van de maatregel, gewogen, maar is tot de conclusie gekomen dat de terbeschikkingstelling moet worden voortgezet. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de noodzaak van behandeling en begeleiding, en de verplichtingen die de terbeschikkinggestelde moet nakomen. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839196-05
Uitspraakdatum: 14 juli 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1986],
verblijvende te [kliniek].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 13 november 2006 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 13 juni 2013 met een jaar verlengd. Bij beslissing van deze rechtbank van 5 september 2013 is het bevel tot verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 15 mei 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2014.
Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige M.L. Welten van Novadic-Kentron Eindhoven, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van M.J.E. Elands, reclasseringswerker en E. Traa, teamleider VR, van Novadic-Kentron, d.d. 10 april 2014;
  • het voortgangsverslag van M.L. Welten en P.P.G.J. van Laarhoven, van Novadic-Kentron, d.d. 27 juni 2014;
  • het rapport van D.H.J. Boeykens, zenuwarts/psychiater, d.d. 11 december 2013;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van medeplegen van moord, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van Novadic-Kentron is onder meer het navolgende gesteld:

Laatste risicotaxatie
In het reclasseringsadvies d.d. 1 augustus 2013 ten behoeve van de voorwaardelijke beëindiging van de TBS met dwangverpleging, wordt het recidiverisico op een zelfde soort gewelddadig delict bij gestructureerde en duidelijke begeleiding en controle ingeschat als laag/gemiddeld. Indien betrokkene afglijdt door meerdere stresserende factoren binnen het gezin, in vriendschappen en werk, die elkaar allen zullen beïnvloeden, is de kans op druggebruik/alcoholgebruik aanwezig en ingeschat wordt dat al dan grenzen zullen vervagen. Er dient op tijd [te] worden ingegrepen om gewelddadige delicten te voorkomen.
(…)
Advies reclassering
De reclassering adviseert om de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel te verlengen met één jaar.
De reclassering is van mening dat de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel verlengd kan worden onder dezelfde voorwaarden. Betrokkene heeft sinds de start van zijn TBS Voorwaardelijke beëindiging laten zien dat hij om kan gaan met grote veranderingen in zijn leven. Echter is de behandeling bij [kliniek] pas sinds midden maart 2014 inhoudelijk gestart. Daarnaast zullen er in het komende jaar ook veranderingen in het leven van betrokkenen plaats gaan vinden, zoals zelfstandig wonen, een nieuwe baan en opnieuw contact opstarten met zijn zoons. Vanuit de Verslavingsreclassering zijn wij van mening dat ondersteuning voor betrokkene hierbij van belang is. Deze ondersteuning zal bestaan uit behandeling van [kliniek], gesprekken met de Verslavingsreclassering en urinecontroles. Door de vele veranderingen van het afgelopen jaar, en de veranderingen die hem staan te wachten in het komende jaar kan verdere resocialisatie gevolgd worden. Het komende jaar kan er bekeken worden of er toegewerkt kan worden naar het afronden van de maatregel.”
In voornoemd rapport van zenuwarts/psychiater D.H.J. Boeykens is onder meer het navolgende gesteld:
“Samengevat wijzen de historische en de statische indicators op een vrij groot risico op recidieven, maar dit risico neemt af wanneer de klinische en dynamische indicators in ogenschouw genomen worden. Toch moet gewezen worden op de kwetsbaarheid van betrokkene wanneer hij emotioneel onder druk gezet wordt en moet ook gewezen worden op de niet optimale gewetensfunctie en het gebrek aan empathie. Tevens moet gewezen worden op de afhankelijkheid van zijn partner en kan er een voor betrokkene zeer belastende situatie ontstaan wanneer deze steun zou wegvallen. Globaal kan geconcludeerd worden dat het risico op recidieven beperkt blijft zolang de thans vigerende TBS-structuur gehandhaafd blijft.
(…)
Met het oog op de nodige zorg en beveiliging is het van belang dat de reclassering ook in de toekomst nog een vinger aan de pols houdt en begeleiding vanuit [kliniek] ook met het oog op de relatie tussen betrokkene en zijn partner opgestart wordt.
Ondergetekende beoordeelt de behandeling of begeleiding en het risicomanagement van de kliniek, zoals weergegeven in de recente rapportage door de reclassering, als adequaat.
Ondergetekende adviseert de matiging (naar de rechtbank begrijpt: maatregel) terbeschikkingstelling te verlengen met 1 jaar.
Ondergetekende kan zich vinden in de voorwaarden gekoppeld aan de voorwaardelijke beëindiging van bevel tot verpleging.”
In voornoemd voortgangsverslag van Novadic-Kentron is onder meer het navolgende gesteld:
“Dit verslag betreft de periode van 03-02-2014 tot en met 03-05-2014.
(…)
Contact met de reclassering:
Het toezicht is op 24-04-2014 overgedragen van [unit 1] naar [unit 2], verslavingsreclassering Novadic-Kentron in verband met zijn huidige woonplaats [woonplaats]. Tevens zal de behandeling bij het [kliniek] worden overgedragen naar de forensische polikliniek ‘[kliniek]’ van [kliniek]. De aanmelding hiervoor is reeds gedaan.
Betrokkene komt afspraken met de reclassering na, echter benoemt hij dat hij een behandeling bij [kliniek] geen meerwaarde vindt. Hij wil geen herhaling van de TBS-behandeling en vindt monitoring niet nodig. Ook vindt hij dat de uc’s en gesprekken bij de reclassering een belemmering voor hem zijn in het vinden van een baan.
Hij heeft zich aan de voorwaarden gehouden.
(…)
Conclusie:
Betrokkene heeft zich staande kunnen houden, ondanks de situatieverandering die betrokkene heeft doorgemaakt (relatie verbroken, woonsituatie, ontslag van werkgever).
Wij hebben op dit moment, naast de uc’s, enkel betrokkene als informatiebron, die over zijn relatie niet transparant is geweest. De behandeling bij [kliniek] en bij [kliniek] komt moeizaam op gang. Enerzijds vanwege het wegvallen van de relatie waardoor de focus van de behandeling enigszins bijgesteld moest worden, anderzijds vanwege het feit dat betrokkene hier de meerwaarde niet van inziet en hij ruimte pakt in het opstarten van de gesprekken. Wij vinden het van belang dat de gesprekken bij de forensische polikliniek zo spoedig mogelijk van start gaan zodat monitoring plaats vindt en ondersteuning daar waar nodig is.
Betrokkene ziet het nut niet in van begeleiding en behandeling en is niet altijd transparant. We hebben niet voldoende zicht op zijn alcoholgebruik omdat betrokkene niet eenduidig is, echter hoeveelheden van 5 flessen bier per avond is voor een gedoogbeleid te veel.
De algehele indruk is dat betrokkene weinig zelfkritiek laat zien, weinig werkelijke inzet vertoont ten aanzien van de behandeling/begeleiding en weinig open is.

Reactie betrokkene

Betrokkene sluit zich niet aan bij de mening van de reclassering dat hoeveelheden van 5 flessen bier te fors is. Betrokkene vraagt zich af wat op een gecontroleerde manier alcohol drinken betekent.
Ook kan betrokkene zich niet vinden in monitoring door de ambulante forensische polikliniek. Hij is van mening dat de Rechtbank enkel systeemgesprekken heeft opgelegd en geen monitoring van zijn functioneren. Betrokkene is van mening dat hij dat niet nodig heeft en stoort zich aan het feit dat de reclassering ‘dat er dan maar bij verzint om te gaan doen, bij het wegvallen van de systeemgesprekken’.”
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben van mening dat ik goed ben omgegaan met grote veranderingen in mijn leven. Mijn relatie is ten einde en mijn baan ben ik kwijtgeraakt. Ik woon nu bij mijn moeder, maar dat is tijdelijk. Sinds afgelopen week heb ik weer werk bij een[bedrijf] in [gemeente]. De gesprekken bij [kliniek] en bij [kliniek] hebben betrekking op mijn relatie, maar die is inmiddels ten einde. Die zijn naar mijn mening niet nodig. De reclassering interpreteert de betreffende voorwaarde echter ruimer, maar ik zie dat dus anders. Ik houd me wel aan de voorwaarden. Ik hoopte eigenlijk op beëindiging van de TBS-maatregel.
De deskundige M.L. Welten, optredend namens de reclassering, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene heeft zich afgelopen jaar prima staande gehouden. Hij is wisselend geweest in de informatie naar ons toe over het alcoholgebruik. Hij is aangemeld bij de forensische polikliniek [kliniek] bij [kliniek]. Hij heeft de intake gehad, maar de behandeling is nog niet gestart. Hier is discussie over. Deze behandeling is nodig, met name om beter te leren omgaan met emotionele stress. Daarnaast is de behandeling nodig ten aanzien van zelfoverschatting bij problemen, dat hij hulp kan vragen en hoe hiermee om te kunnen gaan. Betrokkene ziet deze behandeling niet zitten en hij pakt daarin ook de ruimte. Wij zien dit op dit moment niet meteen als een overtreding van de voorwaarden. Ik ken betrokkene nu 8 weken.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
De voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege loopt nu circa 9 maanden. [terbeschikkinggestelde] houdt zich op zich goed staande, ook na diverse ingrijpende voorvallen in zijn leven. De rechtbank heeft bepaald dat nadere behandeling nodig is voor [terbeschikkinggestelde]. De reclassering ziet de noodzaak van die nadere behandeling ook in en deze heeft toegevoegde waarde. Op punten wordt daaraan nog niet voldaan. Daarnaast concludeert de rapporterend psychiater dat er nog sprake is van een matig recividerisico. Ik persisteer bij de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling en handhaving van de voorwaarden gesteld bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Op de vorige zitting was het item met name de kwetsbaarheid van de relatie van cliënt met zijn inmiddels ex-vriendin. Dat is ook opgenomen in de voorwaarden. De bedoeling was dat systeemtherapieën gevolgd werden. Het rapport van de psychiater is opgemaakt in de tijd dat deze relatie nog niet was verbroken. Nu komt de reclassering met andere redenen voor behandeling, met name omgaan met stress, problemen en teleurstelling. Cliënt heeft al laten zien dat hij dit kan. Het gaat heel goed met cliënt. Er is geen sprake van drugsgebruik. Cliënt ziet alcoholgebruik bij zijn moeder en kan daarmee omgaan. Cliënt hoopt op
4 augustus 2014 zijn rijbewijs te halen. De door de reclassering voorgestelde behandeling kan cliënt ook zelf initiëren, als de rechtbank de vordering zou afwijzen. Cliënt heeft geen begeleiding van de reclassering meer nodig. Hij heeft zich niet gestort in relaties en heeft geen drugs gebruikt. Verder is systeemtherapie niet meer aan de orde, want cliënt heeft geen relatie meer. Ik verzoek de rechtbank de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
De rechtbank verenigt zich met het advies van de reclassering, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige en met de inhoud van de rapportage van de psychiater met uitzondering van de noodzaak van de systeemgesprekken bij [kliniek].
De raadsvrouwe heeft afwijzing van de vordering van de officier van justitie bepleit. Hiervoor is het naar het oordeel van de rechtbank nog te vroeg. Uit het advies van de reclassering en de rapportage van de psychiater blijkt dat er een nog te groot recidiverisico is en dat de terbeschikkinggestelde nog behandeling nodig heeft. De uitleg die de ter beschikking gestelde en zijn raadsvrouwe geeft aan de voorwaarde van ambulante behandeling bij de forensische polikliniek – te weten dat deze slechts zou zien op het voeren van systeemgesprekken in het kader van de inmiddels verbroken relatie – is een te enge en miskent dat de rechtbank bij de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een ruime verplichting heeft geformuleerd voor wat betreft de behandeling en begeleiding waaraan ter beschikking gestelde zijn medewerking dient te verlenen, zo de reclassering zulks nodig zou achten:
“2.
De terbeschikkinggestelde zal zich laten behandelen/begeleiden voor de persoonlijkheidsproblematiek, verslavingsproblematiek en ondersteuning inzake relaties bij:
  • (forensische) psychiatrie: individuele (met partner) begeleiding inzake systeemgesprekken;
  • (forensische) verslavingszorg: individuele psychologische gesprekken of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, en:
  • een arbeidstraject,
zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven”.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat terbeschikkinggestelde zich naar het oordeel van de reclassering vooralsnog onvoldoende medewerking heeft verleend aan deze hiervoor aangehaalde verplichting, ondanks het feit dat de aangeboden behandeling(en) naar het oordeel van de reclassering nodig zijn, gelet op terbeschikkinggesteldes problematiek. Weliswaar ligt thans niet de vraag voor of sprake is van overtreding van voorwaarden die mogelijk tot hervatting van de dwangverpleging aanleiding kan geven, maar de beschreven stand van zaken brengt in ieder geval met zich dat de rechtbank, gelet ook op het overige verhandelde ter terechtzitting,
een verdere verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk acht.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2014.
mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.