ECLI:NL:RBOBR:2014:3532

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
01/875000-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door neef met mes

Op 9 juli 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn neef met een mes in de hartstreek heeft gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 maart 2013, te [plaats], gemeente Heusden, opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het strafverzwarende element van voorbedachten raad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld, maar dat de doodslag wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank verwierp dit beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 jaren met aftrek van voorarrest. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2013, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte in overweging genomen, evenals de bevindingen van forensisch onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met zijn handeling het leven van een jonge man van 24 jaar heeft ontnomen, wat ernstige gevolgen heeft voor de nabestaanden en de familieverhoudingen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het feit een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/875000-13
Datum uitspraak: 09 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: Den Haag PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2013, 16 september 2013, 19 november 2013, 12 februari 2014, 16 april 2014 en 25 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij (voorlopige) dagvaarding van 27 mei 2013. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 juni 2014 is gewijzigd conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2013 te [plaats], gemeente Heusden, opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig
overleg) met een mes in de borstkas van voornoemde [slachtoffer] gestoken, tengevolge
waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
(artikel 289/287 wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) opzettelijk en met voorbedachten raad om het leven heeft gebracht, door met een mes eenmaal in de borstkas van [slachtoffer] te steken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld maar dat de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van voorbedachten raad en verzoekt de rechtbank derhalve om verdachte vrij te spreken van dat strafverzwarende element. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op 18 maart 2013 veel alcohol had genuttigd, had geblowd en pillen had geslikt. Deze middelen hadden tot gevolg dat [slachtoffer] woedend en opgefokt reageerde. Toen [slachtoffer] verdachte ’s-avonds op 18 maart 2013 waarnam op de [adres 2] te [plaats] kwam [slachtoffer] schreeuwend en tierend op verdachte afgerend en sloeg verdachte. Verdachte weerde zich af door zijn handen voor zijn gezicht te houden, een mes te pakken en zijn arm uit te steken, waarbij verdachte [slachtoffer] per ongeluk met dat mes in de hartstreek raakte. Het gebeurde in een opwelling, verdachte kon niet goed nadenken. Verdachte heeft niet het opzet gehad om het hart van [slachtoffer] te raken. Er is zo weinig bekend omtrent de toedracht en omstandigheden waaronder het feit zich heeft afgespeeld dat zelfs niet valt te bewijzen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. De verdediging verzoekt de rechtbank derhalve om verdachte vrij te spreken van doodslag.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bevindingen van verbalisanten naar aanleiding van de melding steekpartij op 18 maart 2013 op de [adres 2] te Drunen.
Op 18 maart 2013 omstreeks 20:51 uur kregen verbalisanten de opdracht om naar de [adres 2] in [plaats], gemeente Heusden, te gaan. Ter hoogte van de [adres 2] stond een hele grote groep mensen bij elkaar. Voor de [adres 2] zaten enkele personen bij een persoon die op de grond lag. Het slachtoffer lag met zijn hoofd in de richting van de [adres 3] en met zijn voeten over de trottoirband. Het slachtoffer was [slachtoffer]. Zijn halsslagader maakte geen enkele pulserende beweging, tevens had [slachtoffer] een wond aan de linkerzijde van zijn bovenlichaam. De wond zat ongeveer vijf centimeter onder zijn linkertepel en was ongeveer twee centimeter breed. Er vloeide donkerrood bloed uit de wond. [slachtoffer] vertoonde geen enkel levensteken. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] sprak een man aan, deze man deelde mede dat het slachtoffer zijn zoon betrof en dat deze met een mes in zijn hart was gestoken. [verbalisant 1] vroeg aan die man wie dat gedaan had. De man antwoordde daarop dat [verdachte] het had gedaan. [3]
Letsel[slachtoffer].
Op 20 maart 2013 om 21:00 uur werden [persoon 1] en [persoon 2] geconfronteerd met het stoffelijk overschot. Zij erkenden dat het stoffelijk overschot [slachtoffer] betrof. [4]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 8 april 2013 blijkt dat [slachtoffer] is overleden op 18 maart 2013 op de [adres 2] te [plaats] omstreeks 21:00 uur. Bij sectie werd het lichaam van een man waargenomen met enige stuwing van het hoofd/halsgebied. Aan de borst links was letsel, bij leven opgelopen, door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig perforerend geweld, zijnde steekletsel. Het aansluitende steekkanaal mat maximaal circa 15 centimeter en toonde kenmerken zoals mogelijk passend bij oplopen door een eenzijdig snijdend voorwerp, zoals bijvoorbeeld een eenzijdig snijdend mes. Ten gevolge van dit steekkanaal is bloedverlies opgetreden in de rechterborstholte en in het hartzakje. De bloeduitstorting in het hartzakje wordt een harttamponnade genoemd. Hierbij verhindert het bloed in het hartzakje dat het hart kan uitzetten voor een normale pompfunctie. Deze harttamponnade verklaart het overlijden zondermeer en verklaart zeer goed de snelheid van het overlijden. Er waren geen als afweerletsels te benoemen letsels.
Conclusie: bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [1989], wordt het intreden van de dood zondermeer verklaard door een harttamponnade ten gevolge van steekletsel links aan de borst. [5]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft op 19 maart 2013 ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat hij op 18 maart 2013 [slachtoffer]met een mes heeft geprikt. [6] Op de vraag van verbalisanten wat hij bedoelde met ‘geprikt’, heeft verdachte een beweging getoond die de verbalisanten hebben omschreven als een voorwaartse steekbeweging met de rechterarm. [7]
Het steekwapen.
Het mes waarmee verdachte [slachtoffer] heeft gestoken, heeft verdachte weggegooid toen hij vanuit[plaats] de snelweg A59 opreed. Het betrof een zwart mes van ongeveer 20 à 22 centimeter inclusief handvat, dus handvat en lemmet samen. [8] Op 19 maart 2013 heeft verdachte aan politieambtenaren de plaats waar hij het mes had weggegooid aangewezen. Omstreeks 18:30 uur werd in het door verdachte aangegeven gebied, aan de rechterzijde van de weg, voor de vangrail in de berm, een zwart mes aangetroffen en in beslag genomen. Het betrof een dichtgevouwen knipmes. Het heft en het zichtbare gedeelte van het lemmet waren zwart van kleur. Het scharnierpunt was chroomkleurig. [9]
[verbalisant 2], materie deskundige Forensische Opsporing Wapen Munitie Explosieven heeft verklaard dat het in beslag genomen mes een zwart opvouwbare stiletto betreft. De stiletto heeft een totale lengte (lemmet + heft) van 220 millimeter. Het lemmet heeft een lengte van 100 millimeter. De dikte van het lemmet op het dikste punt betreft 2.2 millimeter. Het lemmet van het mes kan door een druk- of vergelijkbaar ontgrendelingsmechanisme zijdelings scharnierend uit het heft worden gebracht door middel van een veer. Het heft is aan de bovenzijde waar het lemmet in het heft zit voorzien van twee zilverkleurige knopjes. Als men het mes in de handpalm neemt, met de zilverkleurige knopjes naar boven gericht, betreft de bovenste knop een drukknop om het lemmet zijdelings uit het heft te laten komen met behulp van een gespannen veer. Het lemmet wordt in geopende toestand geblokkeerd zodat het niet ‘zomaar’ terug klapt in of richting het heft. [10] , [11]
Op 21 maart 2013 is aan verdachte een foto [12] van het aangetroffen mes getoond. Verdachte heeft verklaard dat dat het betreffende mes is. [13]
Uit het rapport van het NFI d.d. 2 mei 2013 blijkt dat op het mes diverse bloedsporen zijn aangetroffen, waarvan er drie zijn veiliggesteld. Twee bloedsporen kwamen overeen met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] met een matchkans kleiner dan één op één miljard. Eén bloedspoor betrof een onvolledig DNA-profiel, welk overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] met een matchkans kleiner dan één op één miljard. [14]
De toedracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 juni 2014 verklaard dat hij en zijn zwager [getuige 1], [slachtoffer] uit de bocht zagen komen aanrijden. [slachtoffer] parkeerde zijn auto en kwam al scheldend naar verdachte toegerend en schopte en sloeg hem. Verdachte wist niet wat hem overkwam, pakte het mes dat in zijn jaszak zat en stak [slachtoffer]. Daarna is verdachte weggegaan.
Getuige [getuige 1] (hierna te noemen:[getuige 1]), de zwager van verdachte en de vader van het slachtoffer [slachtoffer], heeft op 19 maart 2013 omstreeks 00:07 uur - onder meer – verklaard dat hij in zijn woning aan de [adres 4] was met zijn vrouw, zijn buurvrouw en met verdachte. Zij zagen dat [slachtoffer] met de auto kwam aanrijden, aan de overkant van de straat parkeerde, uitstapte en naar de woning liep. [getuige 1] en verdachte zijn naar buiten gelopen. [slachtoffer] vroeg aan verdachte: “Waarom kwam je voor hen op?”. Verdachte zei: “Ga naar binnen jij, doe niet zo onnozel” en legde zijn hand daarbij op de schouder van [slachtoffer]. En daarop trapte [slachtoffer] verdachte. Toen ging [getuige 1] voor [slachtoffer] staan, werd boos op [slachtoffer] en zei tegen hem: “Schaam je je niet om je oom een trap te verkopen”. Op dat moment probeerde [getuige 1] zijn zoon apart te nemen door hem naar de woning van de buren te trekken. [15] [getuige 1] nam [slachtoffer] bij de arm en nam hem mee tot aan de voordeur van de buren, zo’n drie of vier meter verderop. Verdachte was toen achter hem. Toen schoot verdachte ineens aan de rechterkant voorbij [getuige 1], met zijn hand vooruit. [getuige 1] zag dat verdachte met zijn rechterhand een stekende beweging maakte en dat hij iets zwarts in zijn hand had. [16] [17]
Getuige [getuige 2], zus van verdachte en de moeder van het slachtoffer[slachtoffer] heeft op 21 maart 2013 verklaard dat [slachtoffer] de auto parkeerde, uitstapte en naar huis toeliep. Toen [slachtoffer] verdachte zag, werd hij boos en begon [slachtoffer] naar verdachte te rennen. Haar man,[getuige 1], pakte [slachtoffer] vast en duwde [slachtoffer] de andere kant op, tot bij het derde huis. Verdachte rende toen naar [slachtoffer] toe, terwijl haar man [slachtoffer] vasthield. [18] [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 juni 2014 verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gestoken op het tuinpad van de [adres 4] en dat hij zijn zwager niet achterna is gelopen toen die [slachtoffer] wegtrok. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij vanaf dit tuinpad rechtstreeks naar zijn auto is gegaan en is vertrokken.
Getuige [getuige 3], zus van het slachtoffer, heeft verklaard dat zij zich bevond op de bovenverdieping van de woning gelegen aan de [adres 4]. Zij hoorde haar vader schreeuwen waarop zij meteen naar beneden is gerend. De voordeur stond open en zij zag verdachte, gezien vanuit haar woning, vanaf links, schuin de weg overrennen naar rechts in de richting van zijn auto. [getuige 3] zag haar vader op dat moment, gezien vanuit haar woning, links op straat op zijn hurken terwijl hij [slachtoffer] vasthield. [20] Getuige[getuige 1] heeft op de situatietekening middels de letter A aangegeven waar verdachtes auto geparkeerd stond. [21] , [22]
Betrouwbaarheid van de verklaringen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] telkens wisselend hebben verklaard waardoor hun verklaringen onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat[getuige 1] reeds op 19 maart 2013 omstreeks 00:07 uur, ongeveer drie uur na het steekincident, een verklaring heeft afgelegd en dat hij op 21 maart 2013 wederom is gehoord. Die beide verklaringen komen in zeer grote mate overeen. De verklaring van deze getuige dat het slachtoffer is gestoken voor de woning bij de buren past voorts bij de omstandigheid dat getuige [getuige 3] de verdachte vanuit die richting zag rennen. Eveneens past die verklaring bij de omstandigheid dat het slachtoffer door de politie werd aangetroffen voor de woning van de buren. Voorts heeft ook getuige [getuige 2] reeds op 21 maart 2013 verklaard dat het slachtoffer door [getuige 1] naar een huis verderop was meegenomen en dat verdachte daar naar toe is gerend. De rechtbank acht de hiervoor genoemde verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] betrouwbaar. De omstandigheid dat [getuige 2] op 11 april 2013 op onderdelen anders heeft verklaard dan daarvoor leidt niet tot een ander oordeel.
Deze verklaringen bevestigen elkaar aldus op essentiële onderdelen en de latere verklaringen van de getuigen aan de politie zijn daarmee niet in strijd. Niet aannemelijk is geworden dat deze getuigen elkaar hebben beïnvloed of hun verklaring op elkaar hebben afgestemd voordat zij door de politie zijn gehoord. De rechtbank zal de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] derhalve gebruiken voor het bewijs.
Beoordeling handelen van verdachte.
Op 18 maart 2013 heeft verdachte geweld gepleegd tegen [slachtoffer]. Dit heeft plaatsgevonden in de nabijheid van hun woning gelegen aan de [adres 4] te [plaats]. Dat verdachte dit geweld heeft gepleegd, baseert de rechtbank allereerst op de verklaring van de verdachte zelf, alsmede op de verklaringen van de getuige [getuige 1]. Verdachte heeft aan verbalisanten getoond dat hij met het mes eenmaal een voorwaartse steekbeweging naar [slachtoffer] heeft gemaakt terwijl deze op korte afstand van hem stond. Uit voornoemd NFI-rapport van 8 april 2013 is gebleken dat [slachtoffer] aan de linkerborst steekletsel had met een steekkanaal van circa 15 cm. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gemaakte steekbeweging met het mes naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het veroorzaken van het overlijden van het slachtoffer dat het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer was gericht.
Voorbedachten raad?
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van alle hiervoor gerelateerde gedragingen van verdachte en uit de overige uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen feiten en omstandigheden niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden afgeleid dat het opzettelijk handelen van verdachte voortkomt uit een vooropgezet en overdacht plan. Van kalm beraad en rustig overleg bij verdachte is niet gebleken.
Conclusie.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten raad. De rechtbank zal verdachte van dat strafverzwarende element vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 maart 2013 te[plaats], gemeente Heusden, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes in de borstkas van voornoemde [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte.

De verdediging heeft betoogd dat verdachte handelde uit noodweer dan wel noodweerexces. Volgens de verdediging was er sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte door diens neef [slachtoffer], waartoe is aangevoerd dat het [slachtoffer] was die al schreeuwend en tierend op verdachte afrende, daarbij zijn vader voorbij liep en begon met verdachte te slaan. Verdachte hield zijn armen gebogen voor zijn gezicht om zich te verweren, maar verdachte kon zich van de aanval niet distantiëren en kon niet anders dan zich verdedigen door [slachtoffer] met een mes te steken, aldus de raadsman. Voor zover verdachte op de geweldshandelingen van [slachtoffer] overdreven heeft gereageerd, is dit het gevolg van zijn gemoedstoestand op dat moment. De vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] vasthield, toen [slachtoffer] werd gestoken door verdachte. Verdachte betwist dit. Pas nadat verdachte [slachtoffer] had gestoken, is [slachtoffer] door zijn vader een paar meter bij verdachte weggeduwd. Volgens de raadsman wordt de lezing van verdachte niet weerlegd door de bewijsmiddelen. De moeder van [slachtoffer] heeft de steekpartij niet gezien, enkel de vader van [slachtoffer] was bij de steekpartij aanwezig. Tevens is niet duidelijk of een slachtoffer bij het steken met een mes rond de hartstreek direct hevig bloedt. Wellicht begon [slachtoffer] pas te bloeden toen hij zich ter hoogte van [adres 2] bevond. Dat zou dan het bloed op die plaats verklaren en de afwezigheid van bloed op het tuinpad van [adres 4], aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer aangezien de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden. De rechtbank verwijst naar de hiervoor vastgestelde toedracht van het steken door verdachte en stelt vast dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken nadat hij [slachtoffer] achterna is gelopen en deze door zijn vader juist van verdachte was weggeduwd. Gelet op het vorenstaande kan niet gezegd worden dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van hem door [slachtoffer].
Nu er op het moment van het steken met het mes door verdachte geen sprake was van een noodweersituatie, dient het beroep op noodweerexces eveneens te worden verworpen.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het een doodslag betreft met ernstige gevolgen voor de nabestaanden, mede omdat de nabestaanden van het slachtoffer nog elke dag worden geconfronteerd met de plek waar het slachtoffer is overleden. Daar komt bij dat door het handelen van verdachte de familieverhoudingen blijvend zijn verstoord. Hierbij past enkel een langdurige gevangenisstraf en wel voor de duur van 11 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwerpen met de nummers 1 tot en met 16 en 29 tot en met 32 op de beslaglijst dienen te worden verbeurdverklaard. De voorwerpen met de nummers 26, 28 en 33 dienen te worden onttrokken aan het verkeer en de voorwerpen met de nummers 17 tot en met 25 kunnen retour naar verdachte. De telefoon vermeld onder nummer 27 op de beslaglijst kan retour naar de familie van het slachtoffer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank er rekening mee dient te houden dat het [slachtoffer] was die op verdachte afkwam, dat verdachte van meet af aan heeft bekend, hij geen recidive heeft en het gebeuren verstrekkende gevolgen heeft voor zowel verdachte als de nabestaanden. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de vereiste medische zorg in een reguliere gevangenis niet altijd perfect is. De verdediging acht de kans aanzienlijk dat de detentiefasering van verdachte om die reden niet goed van de grond zal komen en hij per saldo een zwaardere straf ondergaat dan andere veroordeelden. Dit alles overziende stelt de verdediging zich op het standpunt dat een gevangenisstraf van meer dan 10 jaar niet aan de orde is, sterker nog: de verdediging ziet eerder aanleiding om de gevangenisstraf naar beneden bij te stellen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte had op 18 maart 2013 te [woonplaats] een mes op zak en heeft met dat mes zijn neef, [slachtoffer], in zijn hart gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] ter plekke is overleden. Hij heeft daarmee het leven ontnomen van een jonge man van slechts 24 jaar oud. Voor de nabestaanden betekent de dood van [slachtoffer] een pijnlijk en onomkeerbaar verlies van een dierbare. Met name dat [slachtoffer] in bijzijn van zijn vader nabij hun woning om het leven is gebracht, is schrijnend.
[slachtoffer] was de zoon van verdachtes oudste zus. Verdachte beschouwde – naar eigen zeggen - zijn oudste zus en haar man min of meer als zijn ouders en hij was vaak bij hen thuis. Gebleken is dat de vele familieleden van verdachte en slachtoffer een nauw en intensief contact met elkaar hadden en dat deze verhoudingen als gevolg van het bewezenverklaarde misdrijf ernstig zijn verstoord. Het gebeuren heeft diep ingegrepen in het leven van de ouders, broer en zussen van het slachtoffer en het leven van andere familieleden, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [persoon 3], zus van het slachtoffer. Het behoeft voorts weinig betoog dat een feit als het onderhavige de rechtsorde ook in het algemeen schokt en in de samenleving algemene gevoelens van onrust en onveiligheid oproept.
Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Tegenover deze strafverzwarende omstandigheden staat de enigszins strafverminderende omstandigheid dat verdachte ook zelf gevolgen ondervindt van de verstoorde familieverhoudingen.
De rechtbank ziet in de ziekte waaraan verdachte lijdt geen strafverminderende omstandigheid. Verdachte lijdt aan een aangeboren lichamelijke aandoening die zwellingen kan veroorzaken op verschillende plaatsen in het lichaam, met benauwdheid of pijn tot gevolg. In extreme gevallen kan deze ziekte leiden tot verstikking en overlijden. Deze zwellingen kunnen door middel van medicijnen worden voorkomen of bestreden. Deskundige [internist], internist, heeft geconcludeerd dat met een tijdige en adequate toegang tot de benodigde medicatie er geen beperkingen zijn aan de leefomgeving van verdachte en dat de levensverwachting van verdachte niet anders is dan die van een persoon die niet aan deze ziekte lijdt. Gelet op de voldoende adequate medische zorg in penitentiaire instellingen noopt de gezondheidstoestand van verdachte niet tot matiging van de op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf. Uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

Onttrekking aan het verkeer.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting dit – onder meer - voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en /of van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

Teruggave.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 36d, 63, 287.

DE UITSPRAAK.

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

doodslag.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van
10jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

- 1 mes;
- 1 mes;
- 1 gripzakje met inhoud grijs/bruinkleurig kristal;
- 3 stuks gripzakjes, leeg;
- 1 zakje, afgescheurd van vermoedelijk medicijnzakje;
- 1 vleesmes (aangetroffen in de [adres 3] in [woonplaats]).

Teruggave inbeslaggenomen goederen aan de rechthebbende, te weten:

- 1 paar schoeisel Nike Air;
- 1 paar sokken;
- 1 broek Levi's;
- 1 stuk ondergoed, kleur wit, lange onderbroek;
- 1 boxershort;
- 1 Diesel poloshirt;
- 2 sjaals;
- 1 aansteker;
- 1 stukje stof;
- 1 sleutel;
- 1 huissleutel met sleutelhanger;
- 1 kussen;
- 1 laken, kleur geel;
- 1 deken;
- 1 fles, Chaudfontaine;
- 1 zakdoek, tissue/papieren zakdoek met bloedvegen;
- 1 jas, Gentiluomo;
- 1 zwarte sjaal;
- 1 spijkerbroek Paul and Shark, incl. riem;
- 1 paar schoenen Geox maat 43;
- 1 blauwe Polo trui;
- 1 blauwe Polo;
- 1 zwarte onderbroek;
- 1 paar zwarte sokken;
- 1 zwart overhemd;
- 1 telefoontoestel Nokia 1616;
- 1 lege doordrukstrip van een pilletje Alprazolam.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. P.A. Buijs en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 9 juli 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-
2.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt d.d. 19 maart 2013 p. 90
3.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt d.d. 19 maart 2013 p. 93, 94
4.Proces-verbaal van confrontatie opgemaakt 25 maart 2013 p. 119, 120
5.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek p.57-63: Rapport NFI d.d. 8 april 2013, Pathologie
6.Verklaring [verdachte], verdachte d.d. 19 maart 2013 p. 810, 811
7.Verklaring [verdachte], verdachte d.d. 21 maart 2013 p. 834
8.Verklaring [verdachte], verdachte d.d. 19 maart 2013 p. 810, 811
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2013, p. 121, 122
10.Proces-verbaal [verbalisant 2], materie deskundige bij de Forensische Opsporing, Wapen Munitie
11.Fotobijlage mes p. 128
12.Foto van het in beslag genomen mes p. 840 in samenhang met p. 12
13.Verklaring [verdachte], verdachte d.d. 21 maart 2013 p. 837
14.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, p. 186, 187: Rapport NFI d.d. 2 mei 2013
15.Verklaring [getuige 1], vader van het slachtoffer d.d. 19 maart 2013 p. 270, 271
16.Verklaring van [getuige 1], vader van het slachtoffer, d.d. 19 maart 2013, p. 280
17.Verklaring [getuige 1], vader van het slachtoffer d.d. 21 maart 2013 p. 299
18.Verklaring [getuige 2], moeder van het slachtoffer / zus van verdachte d.d. 21 maart 2013, p. 391 t/m 393
19.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, p. 17, 18, 19: Fotobijlage technische ondersteuning
20.Verklaring [getuige 3], zus van het slachtoffer, d.d. 21 maart 2013 p. 445
21.Verklaring[getuige 1], vader van het slachtoffer, d.d. 11 april 2013 p. 349
22.Situatieschets plaats delict p. 362