vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/839103-12
Datum uitspraak: 07 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 augustus 2012, 19 oktober 2012, 11 januari 2013, 10 juni 2014 en 23 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 juni 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 8 mei 2012 te
Eindhoven en/of Valkenswaard en/of Veldhoven, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, één of meer hoeveelheden van een middel bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
hij op of omstreeks 9 mei 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
414 gram cocaïne en/of 8 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
I. Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, onderzoeksnummer 2233120305, onderzoek “Woestijnlynx”, proces-verbaalnummer 2012021864, afgesloten d.d. 6 juli 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 1496.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, onderzoeksnummer 2012021864, onderzoek “Woestijnlynx”, afgesloten d.d. 2 oktober 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 372.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
III. Getuigenverhoren bij de rechter-commissaris
Inleiding.
Verdachte wordt verdacht van het medeplegen van de handel in cocaïne dan wel het aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 1 februari 2010 tot en met 8 mei 2012.
Daarnaast wordt verdachte verdacht van het aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne en heroïne in zijn woning op 9 mei 2012.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert dat het medeplegen van de handel in cocaïne in de periode van 1 februari 2010 tot en met 8 mei 2012 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook het aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne en heroïne op 9 mei 2012 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt dat verdachte slechts in beperkte mate betrokken is geweest bij de handel in cocaïne en dat die betrokkenheid een kortere periode betreft dan in de tenlastelegging is genoemd.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne door verdachte. Verdachte zou geen wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van die middelen en geen beschikkingsmacht over die middelen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen:
De bewijsmiddelen zijn steeds kort en zakelijk weergegeven.
Feit 1.
In januari en maart 2012 is bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost de informatie binnengekomen dat [verdachte] (ook wel [naam 1] genaamd) zou handelen in cocaïne. Hij zou daarbij gebruik maken van een mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1].In februari 2012 is in de gemeente Eindhoven een onderzoek gestart naar de handel in harddrugs. Dit onderzoek was genaamd “Woestijnlynx”.In dat onderzoek werden, naast bovengenoemd telefoonnummer, ook andere telefoonnummers afgeluisterd, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3].[verbalisant 1] heeft de stem van [verdachte] herkend op de afgeluisterde lijn van dit laatste telefoonnummer.[verbalisant 1] heeft [verdachte] ook herkend als gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5].Het nummer [telefoonnummer 5] is getapt (RCnr. 12/310.15). [medeverdachte 1] wordt door [verbalisant 1] herkend als gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. [verbalisant 1] is buurtbrigadier in de wijk waar [verdachte] en [medeverdachte 1] wonen en verklaart dat hij regelmatig een gesprek met hen heeft.
Uit onderzoek naar de gesprekken die werden gevoerd over de getapte lijnen bleek dat personen inbelden op het nummer [telefoonnummer 1] en dat zij werden teruggebeld met de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2]. Meer dan honderd personen uit onder meer Eindhoven, Valkenswaard en Veldhoven hadden contact met genoemde telefoonnummers.Enkele personen van deze lijst zijn als getuige gehoord.
In het onderzoek kwamen verschillende personen als verdachte dan wel als betrokkene naar voren. Van een aantal personen zijn foto’s opgevraagd uit de gemeentelijke basisadministratie.
Het gaat om onder andere de onderstaande personen met bijbehorende foto's:
Foto 3:
[medeverdachte 2], geboren op [1983] te [geboorteplaats], wonende [adres 1];
Foto 5:
[medeverdachte 1], geboren op [1989] te [geboorteplaats], wonende [adres 2]
Foto 6:
[verdachte], geboren op [1989] te [geboorteplaats], wonende [adres 3]
Foto 8:
[medeverdachte 3], geboren op [1967] te [geboorteplaats], wonende [adres 4].
De rechtbank stelt vast dat aan de getuigen steeds dezelfde reeks foto’s is getoond.
[getuige 1] heeft op 3 juli 2012 verklaard dat hij ongeveer van 2010 tot 2011 voor hun heeft gereden. Met hun bedoelt hij [naam 1]. Daarvóór heeft hij van [naam 1] gekocht. Hij werd gebeld en dan belde hij met een andere telefoon terug. Hij ontving van [naam 1] de gsm’s en de auto. Hij kreeg 10 halve grammen mee. Wanneer de drugs op waren belde hij [naam 1] en die kwam nieuwe brengen. Hij verkocht ongeveer 20 a 30 halve grammetjes per avond. Hij had ongeveer 100 afnemers. Hij verklaart: “Op foto vijf staat de man die de spullen aanleverde als [naam 1] er niet was. Ik heb hem via [naam 1] leren kennen. Ik kreeg van hem ook de verdovende middelen. Ik kreeg van hem 2 gripzakjes mee. In ieder gripzakje zaten 10 sealtjes van een halve gram.
De jongen op foto 6 ken ik als [naam 1]. Via hem is het allemaal begonnen. Ik kocht ongeveer al twee jaar bij [naam 1] en ik was vaste klant bij hem. Na die twee jaar vroeg [naam 1] op een bepaald moment of ik voor hem wilde rijden. Toen ben ik er mee gestart. [naam 1] vertelde me dan waar ik heen moest rijden om de cocaïne te leveren.
[getuige 2] heeft op 19 mei 2012 verklaard dat hij wanneer hij verdovende middelen nodig had belde naar een telefoonnummer dat in zijn gsm stondDit nummer is: "[telefoonnummer 1]". Dit nummer stond in zijn telefoon onder “[naam 1] 3”. Hij heeft nooit naar een ander gsm-nummer moeten bellen om [naam 1] 3 te pakken te krijgen. Er werd nooit opgepakt. Als hij naar het genoemde nummer had gebeld werd er met een ander, een onbekend nummer terug gebeld. Hij is door verschillende personen teruggebeld. Dat waren jongens die hij kent als [naam 1] en [naam 2]. Nadat hij werd teruggebeld werd er een plaats voor een ontmoeting afgesproken. Hij ging vervolgens naar de afgesproken plek. Uiteindelijk kwamen ze met de auto aangereden. Dit waren verschillende auto’s, soms een zwarte Volkswagen Polo. Hij sprak de jongens die van Marokkaanse afkomst waren aan met de naam [naam 1] en [naam 2]. Er is ook wel eens een derde persoon geweest van wie hij kocht.Hij kocht alleen maar cocaïne en die zat altijd in een sealtje verpakt.
Hij verklaart: “De persoon op foto nummer 5: Dat is [naam 2]. Van hem heb ik cocaïne gekocht, meerder keren. De persoon op foto nummer 6: Dat is [naam 1], zeker weten. Van hem heb ik ook vaak cocaïne gekocht. Hij zat vaak samen met [naam 2] in de auto's die ik al heb genoemd.”
[getuige 3] heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikt. Als hij verdovende middelen wilde bestellen belde hij naar een 06-nummer. Er kwamen telkens verschillende personen. Hij belde reeds een jaar of vier naar dezelfde personen die hem dan cocaïne kwamen brengen. Er werd nooit opgepakt. Men belde terug met een privé nummer. Zij spraken dan af. Hij weet dat deze jongens ergens in Gestel wonen of vaak verbleven. Hij gaf dan 20 euro en zij gaven hem dan een sealtje. Dit sealtje hadden ze dan al in de hand.
.
Hij verklaart: “Persoon op foto 5: Deze persoon ken ik. Van hem kocht ik de cocaïne. Ik heb van hem ongeveer nu een jaar gekocht. Dit dan een paar maal per week.
Persoon op foto 6: Deze persoon ken ik ook. Ook van hem heb ik gekocht. Van hem heb ik voor het eerst vier jaar geleden gekocht. Ik kocht toen van hem ook cocaïne, meestal ook een paar keer per week. Het laatste jaar kocht ik echter van de eerder genoemde persoon op foto nummer 5. De persoon op foto nummer 6 was nog wel aanwezig, als ik bij nummer 5 cocaïne kocht.”
[getuige 4] heeft op 31 mei 2012 verklaard dat hij tot april 2012 bijna dagelijks cocaïne heeft gebruikt. Wanneer hij het nummer belde om de verdovende middelen te bestellen werd er niet opgenomen, maar werd hij terug gebeld door een onbekend nummer. Het was niet steeds dezelfde persoon die hem terug belde. Ze noemden nooit namen, maar hij wist dat het wisselde omdat hij ze later ook zag. Het waren mannen van buitenlandse afkomst. Het nummer dat hij als laatste steeds moest bellen, gebruikte hij nu een klein jaar. Hij schat dat hij in de loop der jaren een paar honderd keer bij die jongens heeft besteld en geleverd gekregen. De cocaïne zat verpakt in een coke-sealtje wit van kleur. Een brok zat verpakt in een boterhamzakje of een stuk plastic. Een brok was pure cocaïne. Hij rookte de cocaïne dus ik moest altijd pure cocaïne hebben. Hij verklaart: “Persoon op foto 5: Die ken ik wel, maar niet van naam: hij zat wel eens in één van de auto's. Van hem ik wel eens cocaïne aangenomen.
Persoon op foto 6: Die jongen heb ik ook wel eens gezien. Hij is een keer bij mij thuis geweest. Hij zat ook vaker in de genoemde auto's. Ik heb van hem ook wel ooit cocaïne aangenomen. Ik heb ook aan hem geld betaald dus ik heb van hem cocaïne gekocht. Dat geld ook voor de persoon op foto 5.”
[medeverdachte 3] heeft op 9 en 10 mei 2012 verklaard dat hij cocaïne rookt.
Wanneer hij drugs nodig heeft, belt hij [telefoonnummer 1]. Hij wordt dan teruggebeld. Hij heeft een gsm van zijn dealer gekregen met [telefoonnummer 6]. De man op foto 5 is er wel ooit bij geweest als ze hem drugs kwamen leveren.
Hij kreeg drugs geleverd en moest die klaar maken om te roken. Hij proefde de drugs. De drugs zaten in een wit envelopje.
De cokepers die bij hem in de schuur is aangetroffen is daar neergezet door zijn dealer genaamd [naam 3]. Hij kent zijn echte naam niet, maar hij herkente hem wel op foto 5. Hij woont bij mij in de straat. Hij was samen met [verdachte]. Op foto 6 herkent hij [verdachte].
Hij zegt dat hij wordt genaaid door de [naam 3] en [verdachte]. Hij gaf ze toegang tot zijn woning omdat hij dan gratis coke kreeg. Ze verpakten cocaïne in zijn huis. Dit was voor de losse verkoop. Het was of alleen [naam 3] of [naam 3] samen met [verdachte]. Ze namen de coke altijd zelf mee. Hij weet zeker dat het cocaïne was, omdat hij een envelopje kreeg dat was gemaakt van de voorraad welke ze bij hem verpakten. Als het verpakt was nam altijd [naam 3] de drugs mee uit zijn huis.
[verdachte] levert ook wel bij mij, maar meestal is het [naam 3]. Ze hebben meerdere nummers gehad, maar het laatste half jaar was het nummer [telefoonnummer 1].
[getuige 5] heeft op 9 en 10 mei 2012 verklaard dat hij cocaïne gebruikt.
Hij sms’t naar een nummer of laat hem een paar keer overgaan en verbreekt dan de verbinding. Hij wordt dan terug gebeld en krijgtte horen dat hij bijvoorbeeld over een half uur of 5 minuten naar buiten moet komen.Er staat dan iedere keer iemand anders. Ook wel eens [naam 2]. Hij koopt meestal een halve gram per keer. Iedere dag.
[verdachte] heeft hem een jaar tot anderhalf jaar geleden een nieuw telefoonnummer gegeven..
Hij verklaart: Foto 5: [naam 2]. Dit is de [naam 2] waar ik altijd van kocht, die mij bijna altijd kwam brengen.
Foto 6: [verdachte].
Het nummer dat hij belde is [telefoonnummer 1]. [naam 2] heeft ongeveer anderhalf jaar geleden voor het eerst aan hem drugs verkocht .
Ongeveer 5 jaar geleden kwam [verdachte] voor het eerst in beeld.[getuige 6] heeft verklaard dat zij op 27 november 2006 een relatie heeft gekregen met [getuige 5]. [getuige 5] was toen verslaafd aan cocaïne. Tot de zomer van 2007 heeft hij gebruikt. [getuige 5] betrok in 2006 en in 2007, tot en met de zomer, zijn cocaïne van [verdachte] en [medeverdachte 2]. Zij heeft dat meermalen gezien, [getuige 5] gebruikte dagelijks.
Na de geboorte van haar kind is [getuige 5] weer opnieuw gaan gebruiken. Zij vond sealtjes en wit poeder en heeft hem daar ook mee geconfronteerd. Volgens haar kreeg hij de cocaïne van dezelfde personen als eerder. Namelijk van [verdachte] en een ander persoon.
Zij weet dit omdat zij in maart 2011 vertrokken is en toen heeft [getuige 5] alles opgebiecht aan de maatschappelijk werkster en zij was daarbij. Hij heeft zijn gebruik toegegeven en hij heeft gezegd dat hij de cocaïne van [verdachte] en een andere persoon kreeg.Aangetroffen cocaïne
Op 9 mei 2012 is bij een doorzoeking van de woning [adres 1] te [gemeente] in de slaapkamer van verdachte een kluis aangetroffen met daarin 408.4 gram cocaïne. Voor de bewezenverklaring hiervan wordt verwezen naar de bewijsmiddelen die hieronder onder
feit 2zijn opgenomen.
Op 17 en 18 april 2012 vinden er gesprekken plaats tussen verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Volgens zijn eigen verklaring gebruikt [medeverdachte 5] het telefoonnummer [telefoonnummer 7].Zij hebben onder meer de volgende gesprekken gevoerd.
Op 17 april 2012 om 20.14.05 uur wordt verdachte gebeld door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 8]. Verdachte heeft hier een gesprek met vermoedelijk [medeverdachte 4] die gebruik maakt van een buitenlandse mobiele telefoon.Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 4]: maar eh, je moet [naam 4] bellen.
verdachte: heb ik al gedaan, is allemaal al geregeld, ik kan t zo ophalen.
(…)
[medeverdachte 4]: he maar luister… is dat andere geregeld?
verdachte: ja die kan ik zo meteen ophalen…dan vanavond naar [naam 5] brengen.
[medeverdachte 4]: oke, da’s goed, mooi.
(…)
verdachte: trouwens, je moet een ding effe doorgeven, jij weet toch hoe [naam 6] dat de vorige keer had gedaan? Met eh… voor die Oostenrijker???
[medeverdachte 4]: ja?
verdachte: ja dat moet…toch verkleinen he? Dat weet ie he? Anders past dat niet in de dinge he?
: ja dat weet hij allemaal, dat weet hij.
verdachte: ja, niet dat ze daar boos om worden he?
: nee maar het moet gewoon geen eh eh eh suiker worden.
(…)
verdachte: ha ha ha ja maar ik kon niks doen he, ik kon niks doen… ik moest wachten op [naam 7].
[medeverdachte 4]: ja dat snap ik want dan had ik tenminste antwoord… snap je?
verdachte: snap je? Ik heb alweer vanaf… ik ben al weer aan t wachten op hem… gisteren, vandaag…
: maar eh, dus dat wordt geregeld?
verdachte: ja
(…)
Op 20 april 2012 om 15:19:05 belt verdachte naar [medeverdachte 4]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 4]: ik ben weer terug naar onze wijk aan het gaan en ik moet je effe spreken.
Ik ben bij [naam 5] geweest net.
(…)
Verdachte: ik had diezelfde dag nog toen wij aan het sms-en waren, had ik hem een berichtje gestuurd, [naam 7], toen sms’te hij mij van ik ga da , oké da’s goed. Ik zei luister is, ik probeer da morgen te regelen, haal da maar op bij [naam 5]. Hij zo van da’s goed.
[medeverdachte 4]: Maar da heeft ie niet gedaan.
verdachte: Ja dat is goed zei ik tegen hem, .. ik zei tegen hem voor twee uur, want hij moet naar het ziekenhuis en dan tot zeven uur. Ik ging er van uit dat het geregeld was, maar blijkbaar dus niet
( ….)
Op één van de mobiele telefoons die in beslag is genomen onder verdachte was het telefoonnummer van [medeverdachte 6] opgeslagen onder de naam “[naam 7]”.De rechtbank houdt het er dan ook voor dat met “[naam 7]” [medeverdachte 6] wordt bedoeld. In diezelfde telefoon van verdachte staat onder de naam [naam 5] het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 5].
Op 18 april 2012 om 14.48.16 uur belt verdachte naar [medeverdachte 5]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
verdachte: uhm, gisteren was het laat geworden maar ik heb uhm… ik heb… eh ik heb alles! Dus als jij vast jouw andere maatje kan benaderen?
: ja is goed. Dan eh… gaan we daar mee aan de gang…
verdachte: super, wanneer zal ik ze jou komen brengen?
: eh, doe maar na zessen, vanaf zes uur ben ik thuis zeg maar...
verdachte: maar jij kan in ieder geval schakelen.
(…)
Op 18 april 2012 om 21.16.01 uur belt verdachte naar [medeverdachte 5]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
verdachte: ik moet eerst naar hem en dan haal ik effe die filmpjes op en dan euh dan rij ik gewoon naar jou toe.
: ken jij aan hem vragen of ie jou wat eh wat dingen mee geeft van van uit uit Oostenrijk?
verdachte: da’s geen probleem, moet, wanneer wanneer komt ie?
: nou, die het die Chinees voor hem euh…geregeld.
(…)
Op 18 april 2012 om 23.16.48 uur belt verdachte naar [medeverdachte 5]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
verdachte: ik sprak net onze maatje, effe kijken, ik zei dat tegen hem van euh dan andere da is, da weet je wel, van dat dat een beetje los is. En hij zo van euh, luister is, dan vinden ze hier niet euh. Ik zeg, hij zo van, hoe erg? Ik zeg, ja heel erg. Toen zei hij, ik denk dat ze dat hier niet willen, dus ik denk, en we moeten toch wachten, dan kennen we net zo goed gewoon euh gewoon terug brengen, weet je wel.
: ja ja ja.
(…)
Op 18 april 2012 om 23.20.29 stuurt verdachte een sms-bericht naar [medeverdachte 6] met daarin de tekst: “Sprak net [naam 8] ze willen los niet hebben vooral eerst x niet kun je ruilen?”
De rechtbank constateert dat verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op 17 en 18 april 2012 verschillende gesprekken hebben gevoerd, waarbij zij in versluierde taal met elkaar spreken en waarbij ook [medeverdachte 6] wordt genoemd. Opvallend is dat wordt gesproken over “die Oostenrijker” en “verkleinen” en “anders past dat niet”. De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
Op 9 mei 2012 heeft de politie een inval gedaan in de woning van [medeverdachte 5] aan [adres 5] in [gemeente]. In de woning werden op de begane grond twee slapende mannen aangetroffen, die verklaarden uit Oostenrijk te komen. Eén van die personen was genaamd [naam 9] (later bleek deze persoon een valse naam te hebben opgegeven en bleek dat zijn werkelijke naam [betrokkene 1] was) en de andere persoon was genaamd[medeverdachte 7]. In de nabijheid van de slapende mannen werd ook een tas aangetroffen met daarin drie dichtgesealde pakketten met daarin in totaal 1435,5 gram witte brokken en wit gruis, waarvan het NFI heeft vastgesteld dat dit materiaal cocaïne bevat.In de directe nabijheid van [betrokkene 1] werd een GSM aangetroffen welke was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 9].
[betrokkene 1] heeft op 10 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Ik was in Nederland bij [medeverdachte 5]. Dinsdagavond kwam er een Turk. Ik heb hem al een keer eerder gezien bij [naam 6] ongeveer 6 weken geleden. Hij bracht die drie pakken. Die moesten in een andere vorm omdat het ergens niet in paste. Dat moest [naam 6] doen.
In die pakken zat cocaïne.
Dat spul was niet goed verpakt. Het was vierkant en het moest kont (de rechtbank leest: rond) worden. We hebben er toen drie verpakkingen vanaf gehaald en die in de vuilnisbak gedaan. [naam 6] en ik hebben dat gedaan. We hebben toen dat spul met een hamer en een plank in de vorm geslagen die het nu heeft. Toen heeft [naam 6] het met een apparaat weer geseald.
Ik herken deze persoon als iemand die ik wel eens heb gezien bij [naam 6] (noot verbalisanten: foto 1, verdachte [medeverdachte 4]).
De mobiele telefoons met telefoonnummers [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 11] zijn op 9 mei 2012 onder [medeverdachte 5] in beslag genomen. De telefoons zijn uitgelezen en bevatten onder meer de volgende sms-berichten.
18 april 2012 om 23.00 uur: zie [naam 10] rond 23.00 uur ([medeverdachte 5] naar [betrokkene 1])
De rechtbank stelt vast dat “[naam 10]” een bijnaam is van verdachte. De rechtbank leidt dit onder meer af uit een sms-bericht van verdachte aan [medeverdachte 5] van 3 mei 2012 waarin verdachte zichzelf “[naam 10]” noemt.18 april 2012 om 23.07 uur: bel je morgen wij zijn nog ff aan het werk ([medeverdachte 5] naar [betrokkene 1])
18 april 2012 om 23.19 uur: ja bel maar gewoon als je tijd hebt doe maar je werk ben nog lang wakker morgen ga ik naar thuis rijden en weet niet precies of de telefoon in het buitenland goed doet anders ga ik weer een ander nummer aanmaken grotjes ([betrokkene 1] naar [medeverdachte 5])
In de sms boxen van de onder [betrokkene 1] en onder [medeverdachte 5] in beslag genomen gsm’s staat verder::
08 mei 2012 09.34: heb je mail vanmorgen pas gezien ben je in de buurt ([medeverdachte 5] naar [betrokkene 1])
08 mei 2012 11.32 : vriend ben je bij mij in de buurt, ik ben om 1400 uur naar het ziekenhuis ben dan om 19.30 uur weer thuis ([medeverdachte 5] naar [betrokkene 1])
08 mei 2012 11.37: Ja ben bij jou ziekenhuis ([betrokkene 1] naar [medeverdachte 5])
08 mei 2012 11.38: kon naar mij ([medeverdachte 5] naar [betrokkene 1])
08 mei 2012 11.38: ok ([betrokkene 1] naar [medeverdachte 5])
08 mei 2012 12.43: OK ([betrokkene 1] naar [medeverdachte 5])
08 mei 2012 11.44: zet auto straat achter mij ([medeverdachte 5] naar [betrokkene 1])
In de gsm van [medeverdachte 5] staan sms berichten tussen zijn nummer en
het nummer [telefoonnummer 4]. De gsm met het nummer [telefoonnummer 4] werd op 09 mei 2012 onder verdachte in beslag genomen.
In de gsm van verdachte [medeverdachte 5] werden de volgende berichten aangetroffen:
08 mei 2012 12.59: ok oostenrijk is hier en wil nog iets, Ik ben naar ziekenhuis binnen en wacht op jou ( uit )
08 mei 2012 12.32: de helft van de laatste keer ( uit )
09 mei 2012 12.52: Ga je vanmiddag dan naar mij ( uit )
08 mei 2012 12.59: weet je ongeveer n tijd komt niet op uur maar dan hoeft ie niet
heel de middag binnen te zitten ( uit )
In de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen gsm met nummer [telefoonnummer 4] werden de volgende sms berichten aangetroffen:
berichten 08 mei 2012:
08 mei 2012 12.59: ok oostenrijk is hier en wil nog iets, Ik ben naar ziekenhuis
maar hij is bij mij binnen en wacht op jou ( in)
08 mei 2012 12.32: de helft van de laatste keer ( in )
08 mei 2012 12.52: Ga je vanmiddag dan naar mij ( in
08 mei 2012 12.59: weet je ongeveer n tijd komt niet op uur maar dan hoeft ie niet
heel de middag binnen te zitten (in )
De rechtbank constateert dat verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op 17 en 18 april 2012 verschillende gesprekken met elkaar voeren over “die Oostenrijker” en “verkleinen” en “anders past dat niet”, waarbij ook [medeverdachte 6] wordt genoemd. Op 8 mei 2012 heeft verdachte met [medeverdachte 5] contact over die Oostenrijker. Vervolgens wordt op 9 mei 2012 in de woning van [medeverdachte 5] bijna 1,5 kilo cocaïne aangetroffen en een Oostenrijker, die bij de politie verklaart dat de cocaïne in een andere vorm geslagen moest worden omdat het ergens niet in paste. Verder blijkt uit de sms-berichten tussen [medeverdachte 5] en [betrokkene 1] dat zij op 18 april 2012 ook contact met elkaar hadden. Daarbij wordt ook gesproken over “[naam 10]”, oftewel verdachte.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op 17 en 18 april 2012 en op 8 mei 2012 in versluierde taal telefoongesprekken hebben gevoerd die betrekking hadden op een drugstransactie. Uit het telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 4] op 17 april 2012 leidt de rechtbank af dat ook [medeverdachte 6] hierbij betrokken was. [medeverdachte 6] wordt twee keer in dit gesprek genoemd.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 1 februari 2010 tot en met 8 mei 2012 tezamen met anderen heeft gehandeld in cocaïne.
Feit 2:
Op 9 mei 2012 is in de woning [adres 1] te [gemeente] verdachte aangetroffen. Op de slaapkamer van verdachter werd een kluis aangetroffen, De kluis is in beslag genomen.
Op 9 mei 2012 werd de opengebroken kluis, afkomstig van het adres [adres 1] te[gemeente]- onderzocht.
In de opengebroken kluis zagen de verbalisanten een aantal witte brokken en gruis in twee over elkaar geschoven plastic zakken. De brokken en het gruis hadden een gewogen nettogewicht van 408,4 gram, gewogen op een geijkte weegschaal. Deze partij is gewaarmerkt met SIN AAEY3883NL. Uit deze partij (AAEY3914NL) werd een monster genomen van 5 gram. Dit monster is gewaarmerkt met SIN AADI8108NL.
Door het Nederlands forensisch Instituut werd in het rapport van 7 augustus 2012 vastgesteld dat het monster AADI8108NL cocaïne bevat.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 9 mei 2012 408,4 gram cocaïne voorhanden heeft gehad. Van de overige tenlastegelegde cocaïne en de heroïne spreekt de rechtbank vrij, omdat deze cocaïne en heroïne zijn aangetroffen op de slaapkamer van de broer van verdachte [medeverdachte 2]. Uit niets blijkt dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze verdovende middelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 1 februari 2010 tot en met 8 mei 2012 te Eindhoven en Valkenswaard en Veldhoven, tezamen en in vereniging met een anderen, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
op 9 mei 2012 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad 408,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert onder bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Zij vordert daarnaast verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1, 12, 14, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 26. Ook vordert zijn onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 7, 15, 36 en 37.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte wijst op de beperkte betrokkenheid van verdachte bij de handel in cocaïne, het tijdsverloop in de afdoening van de zaak en de omstandigheid dat verdachte geen relevante strafrechtelijke documentatie heeft. Hij stelt dat bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde, een vrijheidsstraf van een duur gelijk aan de duur van het voorarrest, volstaat. Hij verzoekt de teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen auto, nu niet kan worden vastgesteld dat die auto enkel en alleen is gebruikt bij het plegen van de verweten feiten. Ook de onder nummer 26 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde Samsung gsm dient te worden teruggegeven omdat dit voorwerp niet in het dossier genoemd wordt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaar in harddrugs gehandeld. Daarnaast heeft hij een grote handelshoeveelheid cocaïne voorhanden gehad. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet alleen betrokken is geweest bij de directe verkoop aan de afnemers, maar dat hij ook een aandeel heeft gehad in het regelen van grotere partijen cocaïne. Verdachte heeft puur uit winstbejag gehandeld, terwijl bekend is dat harddrugs grote schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn:
met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid, of;
die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte,
en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57
Opiumwet art. 2, 10, 13a.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de voorwerpen
vermeld onder nummers 1, 12, 14, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 26 van de lijst
van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 8 mei 2014. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de
voorwerpen onder nummers 7, 15, 36, 37 van de lijst van inbeslaggenomen
voorwerpen d.d. 8 mei 2014. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht.