ECLI:NL:RBOBR:2014:3473

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
4 juli 2014
Zaaknummer
01/839233-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA. De verdachte werd verdacht van het verkopen, afleveren en vervoeren van deze verdovende middelen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 mei 2012, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en MDMA op 9 mei 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij drugstransacties en dat er voldoende bewijs was om de tenlastelegging te onderbouwen. Dit bewijs bestond uit afgeluisterde gesprekken, getuigenverklaringen en in beslag genomen drugs en geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van ruim vier maanden bezighield met de handel in harddrugs, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en de maatschappij. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden de in beslag genomen verdovende middelen en een geldbedrag van € 6.000,- verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, wat duidt op de opbrengst van drugshandel. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839233-12
Datum uitspraak: 07 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 augustus 2012, 19 oktober 2012, 13 juni 2014 en 23 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juli 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 juni 2014 (twee maal) is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 mei 2012 te Eindhoven en/of Valkenswaard en/of Veldhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer hoeveelheden van een middel bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 09 mei 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35 gram cocaïne en/of17 pillen/tabletten MDMA en/of 2 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding.De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 nietig dient te worden verklaard. De raadsman voert daartoe aan dat de tenlastelegging niet concreet is uitgewerkt en een onbestemd karakter heeft. Het dossier bevat duidelijke aanwijzingen voor hennephandel, terwijl de tenlastelegging ziet op de handel in harddrugs. Hierdoor is voor verdachte onvoldoende duidelijk gemaakt waartegen hij zich dient te verweren.
De rechtbank overweegt dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde voldoende feitelijk is omschreven. Dor de gebruikte termen is de tenlastelegging ook zonder nadere omschrijving niet onleesbaar of onbegrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de tenlastelegging daarmee aan de eisen van het bepaalde in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en is de dagvaarding daarmee geldig. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding voor het overige eveneens geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Bronnen.
I. Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, onderzoeksnummer 2233120305, onderzoek “Woestijnlynx”, proces-verbaalnummer 2012021864, afgesloten d.d. 6 juli 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 1496.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, onderzoeksnummer 2012021864, onderzoek “Woestijnlynx”, proces-verbaalnummer PL2233 2012021864, afgesloten d.d. 2 oktober 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 372.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
III. Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, proces-verbaalnummer PL 2233 2012012443, afgesloten d.d. 15 maart 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 133.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
IV. Afzonderlijk opgenomen proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] van 18 mei 2012.
V. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juni 2014, zoals weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting.
Inleiding.
Verdachte wordt in de eerste plaats verdacht van het medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA en amfetamine in de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 mei 2012. In de tweede plaats wordt hij verdacht van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid MDMA.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij voert daartoe aan dat uit de tapverslagen blijkt dat verdachte verschillende drugsgerelateerde gesprekken heeft gevoerd met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], waaruit de betrokkenheid van verdachte bij concrete drugstransacties kan worden afgeleid. Bij doorzoekingen in verschillende woningen in Eindhoven zijn ook daadwerkelijk harddrugs aangetroffen. Daarnaast baseert de officier van justitie zich op de onder verdachte in beslag genomen dealerhoeveelheden drugs en grote hoeveelheden contant geld. Uit het onderzoek van het NFI blijkt ook dat de onder verdachte in beslag genomen verdovende middelen cocaïne en MDMA bevatten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken was bij de handel in cocaïne of andere harddrugs. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft er op gewezen dat de bij verdachte aangetroffen hoeveelheid harddrugs voor eigen gebruik bestemd was.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1.
De rechtbank acht voor haar oordeel de volgende feiten en omstandigheden van belang.
In januari en maart 2012 is bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost de informatie binnengekomen dat [medeverdachte 1] (ook wel [naam 1] genaamd) zou handelen in cocaïne. Hij zou daarbij gebruik maken van een mobiele telefoon met [telefoonnummer 1]. [1] In februari 2012 is in de gemeente Eindhoven een onderzoek gestart naar de handel in harddrugs. Dit onderzoek was genaamd “Woestijnlynx”. [2] In dat onderzoek werden, naast bovengenoemd telefoonnummer, ook andere telefoonnummers afgeluisterd, waaronder het [telefoonnummer 2]. [3] [verbalisant 1] heeft de stem van [medeverdachte 1] herkend op de afgeluisterde lijn van dit laatste telefoonnummer. [4] [verbalisant 1] heeft [medeverdachte 1] ook herkend als gebruiker van de [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4]. [5] [verbalisant 1] is buurtbrigadier in de wijk waar [medeverdachte 1] woont en verklaart dat hij hem goed kent. [6]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de personen die contact hebben gehad met de [telefoonnummer 1], [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 5]. Dit leidde tot een lijst van 100 personen die aan één van deze telefoonnummers gekoppeld konden worden en van wie men vermoedde dat zij afnemers van harddrugs waren. [7] Een aantal van deze personen is door de politie gehoord, waaronder [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Zij verklaren dat zij in de eerste helft van 2012 cocaïne gebruikten en dat zij die cocaïne kochten van (onder meer) [medeverdachte 1]. [8]
Op 9 mei 2012 heeft de politie een inval gedaan in de woning van [medeverdachte 1] aan [adres 2] in [gemeente]. In de slaapkamer van [medeverdachte 1] is in een kluis een hoeveelheid van 408,4 gram cocaïne aangetroffen. [9]
Gelet op de verklaringen van de afnemers en de bij [medeverdachte 1] aangetroffen dealerhoeveelheid cocaïne, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] zich in de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 mei 2012 bezighield met de handel in cocaïne.
De rechtbank stelt verder op basis van de stukken in het dossier vast dat de politie op
24 januari 2012 een inval heeft gedaan op het [adres 3] in [gemeente], nadat bij de CIE van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost de informatie was binnengekomen dat [betrokkene 1] zou handelen in cocaïne, dat hij op 24 januari 2012 een partij cocaïne geleverd zou krijgen en dat hij deze cocaïne over zou brengen naar zijn woning aan het [adres 3] in[gemeente]. [10] Bij de inval is in de keuken van de woning [betrokkene 4] aangetroffen en in de schuur/tuin bij de woning zijn [betrokkene 1], [betrokkene 5] en [medeverdachte 2] aangetroffen. Door de politie werd waargenomen dat [medeverdachte 2] over de schutting wilde vluchten. [11] In de schuur zijn bij de inval drie zakken op popcorn gelijkende brokken onversneden cocaïne (rapport van het NFI dd 7 februari 2012) aangetroffen, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 300 gram. [12]
Kort voor de inval werd door [verbalisant 2], die vanuit zijn auto zicht had op de woning aan het [adres 3] in [gemeente], waargenomen dat om 12:22 uur een klein model auto naast de auto van de verbalisant parkeerde. Twee personen liepen richting de voordeur van genoemde woning. Beide personen waren negroïde en mannelijk. De eerste man had een kaal hoofd. Hij opende de voordeur en ging naar binnen. De man bleek te zijn de later aangehouden [betrokkene 1]. De tweede man volgde hem. Hij had een zwarte pet op. Hij sloot de deur achter zich. De man bleek te zijn de later aangehouden [betrokkene 5]. Om 13:09 uur parkeerde een groot model auto, zwart van kleur, met een kenteken eindigend op [kenteken 1] naast het kleinere model. Een negroïde man van ongeveer 30 jaar liep richting de voordeur van [adres 3]. Een vrouw liet de man binnen. Om 13:39 uur vertrok de man. Om 13:30 uur reed een grijze Ford de straat in en de auto werd geparkeerd. Een Aziatisch uitziende man stapte uit. De man liep naar de voordeur en werd binnengelaten. De man bleek de later aangehouden [medeverdachte 2] te zijn. Om 13.45 uur reden meerdere politievoertuigen de straat in en kort daarop liepen meerdere verbalisanten de woning in. [13]
Aan de hand van het kenteken van de grote zwarte auto, dat op naam stond van [betrokkene 6], de toenmalige vriendin van verdachte, en het signalement van de man, heeft de politie vastgesteld dat de negroïde man van ongeveer 30 jaar verdachte betrof. [14] Verdachte heeft zelf ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 januari 2012 als bestuurder van zijn auto bij de woning van [adres 3] in [gemeente] is geweest. [15]
[betrokkene 1] is na de inval door de politie gehoord en heeft verklaard dat hij op de zaterdag voor zijn aanhouding werd gesmst door [naam 2] (de rechtbank leest: [betrokkene 5]). Hij heeft [naam 2] daarna nog gebeld en hij vroeg hem om een lift van Amsterdam naar Eindhoven. Hij heeft [naam 2] op 24 januari 2012 opgehaald bij zijn woning in de Bijlmer. Hij was bij [naam 2] binnen en [naam 2] heeft toen onder de wasbak vandaan een grote zak Supermix gepakt. Dat is versnijdingsmiddel. Daarvan heeft [naam 2] wat in een zak gedaan. Vervolgens heeft hij op het aanrecht een stukje “goeds” gehad. Hij bedoelt daar cocaïne mee. Vervolgens zijn ze naar Eindhoven gereden.
Toen hij werd aangehouden, zag hij dat er op de tafel in de schuur waar ze hadden gestaan een rode zak van de Mediamarkt lag. Het moet volgens hem wel zo zijn dat [naam 2] die daar neer heeft gegooid en dat [naam 3] (de rechtbank leest: [medeverdachte 2]) dat gezien heeft en daarom wilde vluchten.
Hij heeft de politie de lijst gegeven met telefoonnummers, waarop te zien is dat [naam 2] aan het sms-en is met een persoon die gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 6]. Dat is de persoon waar de “popcorn” naar toe moest. [16]
[betrokkene 4], de partner van [betrokkene 1], is ook door de politie gehoord en zij heeft verklaard dat zij op 24 januari 2012 twee mannen de woning heeft binnengelaten en dat zij zijn doorgelopen naar de schuur. Aan de hand van de aan haar getoonde fotoset herkent zij verdachte als de lange getinte jongen die in de woning aanwezig was. Ook herkent zij [medeverdachte 2] als de spleetoog. Ook hij was in de woning aanwezig. Ze denkt dat verdachte als eerste is weggegaan, nog voordat de politie kwam. Ze heeft hem wel vaker gezien bij hen thuis. Ze lopen meestal achterom en niet door het huis. Ook [medeverdachte 2] heeft ze vaker gezien. [17]
Gelet op het proces-verbaal van doorzoeking, de waarnemingen door de verbalisanten en de verklaringen van [betrokkene 1], [betrokkene 4] en verdachte zelf, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 24 januari 2012 slechts enkele minuten voor de politie-inval in de schuur van [betrokkene 1] aan het [adres 3] in Eindhoven is geweest, waar door de politie korte tijd later een hoeveelheid van ongeveer 300 gram cocaïne werd aangetroffen.
Bij de inval door de politie zijn onder [betrokkene 5] en [betrokkene 1] mobiele telefoons in beslag genomen. De telefoon van het merk Samsung met [telefoonnummer 7] is bij [betrokkene 1] aangetroffen. In de contactenlijst staan onder meer de volgende twee telefoonnummers:
[telefoonnummer 8] onder de naam “Ik Zelf” en [telefoonnummer 9] onder de naam “[naam 2]”. Dit laatste nummer behoort bij de telefoon van het merk Nokia die bij [betrokkene 5] is aangetroffen. [18]
In de berichtenpostbus van het telefoonnummer toebehorend aan [betrokkene 1] zijn de volgende berichten aangetroffen.
Ontvangen van [betrokkene 5]:
[naam 2]: 23-1-2012, 11:57:33: oke.
: 23-1-2012, 10:06:25: dat ding is toch al droog kijk wat je doet laat me weten.
: 22-1-2012, 16:58:11: geef door voor me ik zal ook proberen.
: 22-1-2012, 16:54:08: heb die man van me gesproken het is nog niet goed droog we moeten nog een dag wachten, dinsdag geef door.
: 22-1-2012, 14:34:59: oke.
: 22-1-2012, 14:32:29: morgen krijg ik lift van je of niet.
Verzonden aan [betrokkene 5]:
[naam 2]: 23-1-201211:57:00: ik heb die auto voor morg ochtend.
: 22-1-201216:56:00: weet de baas hier dat.
: 22-1-201214:34:00: half 11 oke.
Verder zijn in de telefoon van het merk Nokia met telefoonnummer [telefoonnummer 9], aangetroffen bij [betrokkene 5], de volgende berichten aangetroffen zonder datum en/of tijdsaanduiding, verzonden aan telefoonnummer [telefoonnummer 8] (aangetroffen bij [betrokkene 1]).
Bericht uitbox: heb die man van me gesproken het is nog niet goed droog we moeten nog een dag wachten, dinsdag geef door.
Bericht uitbox: ja maar 3 zakjes popc hij zal spijt hebben, want hij is zeker goed gegarandeerd.
Bericht uitbox: morgen krijg ik een lift van je of niet.
In de berichtenpostbus van de telefoon van het merk Samsung met telefoonnummer
[telefoonnummer 8] (toebehorend aan [betrokkene 1]) zijn onder meer de volgende verzonden berichten aangetroffen.
21-1-201214:14:24: mr. popc is er kan al op maandag hele goeie gegandeerd hoor van je.
22-1-201217:23:29: kan pas dinsdag is nog niet droog 12u.
23-1-201212:05:08: dat ding is al droog, maar die ouwe heeft van daag geen vertoer;
Deze berichten zijn verzonden aan telefoonnummer [telefoonnummer 6] onder de naam “[naam 4]”.
Verder zijn de volgende ontvangen berichten van telefoonnummer [telefoonnummer 6] onder de naam “[naam 4]” aangetroffen.
24-1-201212:02:06: kom je vandaag nog?
24-1-201212:07:08: 10 min?
24-1-201212:45:36: ben ff China ophalen.
[verbalisant 3] heeft gerelateerd dat haar ambtshalve bekend is dat zinsnedes als “het spul is droog” en “het spul is nat” vaak worden gebruikt met betrekking tot verdovende middelen. Verder worden de betreffende verdovende middelen vaak beschreven aan de hand van een ander goed dat daarop lijkt, zoals popcorn. In dit geval wordt vermoedelijk met “popc” popcorn bedoeld. Zeker gelet op het feit dat de in de schuur aangetroffen witte brokjes cocaïne, bekeken vanaf een afstandje, een grote gelijkenis vertonen met popcorn. Verder is gebleken dat [betrokkene 5] en [betrokkene 1] op 24 januari 2012 om 12.22 uur samen de woning aan het [adres 3] binnen zijn gegaan. Ook is gebleken dat om 13.30 uur een Aziatisch uitziende man uit een grijze Ford stapte, te weten [medeverdachte 2]. [19]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de sms-berichten en de tijdsaanduiding op de sms-berichten en het tijdstip waarop 300 gram cocaïne in de schuur van de woning van [betrokkene 1] is aangetroffen, het versluierde taalgebruik in de sms-berichten van [betrokkene 1] en [betrokkene 5] duidt op de handel in cocaïne. De sms-berichten met contact “[naam 4]” lijken betrekking te hebben op de levering van popcorn, maar daarmee wordt op de aangetroffen, op popcorn gelijkende cocaïne gedoeld.
Opvallend is verder dat de tijdstippen waarover in de sms-berichten wordt gesproken vrijwel overeenkomen met de tijdstippen waarop verdachte en [medeverdachte 2] (in sms-berichten ook wel “[naam 5]” genoemd) op het [adres 3] aanwezig waren.
De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte door medeverdachten “[naam 5]” genoemd. De rechtbank leidt dit onder meer af uit het telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 15 maart 2012 waarin het volgende wordt gezegd:
(….)
[verdachte]: [naam 5] loopt achter jou
[medeverdachte 1]: [naam 5] loopt achter mij
(..)
[medeverdachte 1]: Wie komt hier naar toe?
[verdachte]: [naam 3]. [naam 5]. [20]
Opvallend is ook dat op de plaats waar de ontmoeting tussen [betrokkene 1], [betrokkene 5], verdachte en [medeverdachte 2] plaatsvond slechts enkele minuten later een hoeveelheid van ongeveer 300 gram cocaïne is aangetroffen. Een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne wijst op een handelsvoorraad. Voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, vormen voor de rechtbank een sterke aanwijzing dat verdachte zich op 24 januari 2012 in Eindhoven samen met [medeverdachte 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 5] bezighield met de handel in cocaïne.
Vanaf april 2012 is ook het telefoonnummer [telefoonnummer 10] afgeluisterd door de politie. Verdachte heeft verklaard dat dit telefoonnummer bij hem in gebruik wase. [21] Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat verdachte in de periode van 15 april 2012 tot en met 23 april 2012 regelmatig contacten had met het telefoonnummer [telefoonnummer 4], in gebruik bij [medeverdachte 1]. [22] Ook blijkt uit waarnemingen van het observatieteam van de politie dat [medeverdachte 1] op 5 april 2012 tussen 18.45 en 18.55 uur een ontmoeting had met een persoon die gebruik maakte van een personenauto met kenteken [kenteken 2]. Deze auto staat op naam van verdachte. [23]
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben onder meer de volgende gesprekken gevoerd.
Op 16 april 2012 om 17.54.28 uur belt verdachte naar [medeverdachte 1]. Zij bespreken onder meer het volgende:
(…)
verdachte: ik moet heel effe naar huis toe is effe iets tusse gekomen.
: ja dat is geen probleem, ja is goed als ik jou maar zo kan zien want uhh jij weet denk ik ook al waar het over gaat he, want mijn chinese maatje (de rechtbank leest: [medeverdachte 2]) is ook weg dus uhh moete effe snel actie.
(…) [24]
Op 16 april 2012 om 22.15.32 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte. Zij bespreken onder meer het volgende:
(…)
verdachte: [naam 9], he morgen, morgen heb ik nieuws.
[medeverdachte 1]: morgen heb je het nieuws? Maar denk je wel dat het gaat lukken.
verdachte: of morgen gaat het waarschijnlijk wel lukken ja.
: oke super, dan hoor ik je morgen wel.
verdachte: da’s goed. Hoe laat ben je te bereiken?
: probeer maar gewoon zo vroeg mogelijk te regelen in principe, ja rond een uur of 12 a 1 dat zou super zijn, de papieren liggen in principe gewoon klaar.
verdachte: goed zo, komt goed.
: Dus als jij dat gewoon hebt, een kwartier later heb ik dat voor jou, geen probleem. Die kun je eigenlijk gewoon alvast meenemen, hoef je niet eigenlijk op te wachten.
(…) [25]
Op 17 april 2012 om 16.29.43 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte. Zij bespreken onder meer het volgende:
(…)
verdachte: volgens mij is het gelukt, ik moet daar zo naartoe en hij vroeg of ik wat papier mee kon nemen, ik denk een aanbetaling of zoiets.
: oke, oke, da’s geen probleem. Heb jij toevallig al wat, iets, ja, je kunt langs mij komen, dat ik je alvast een aanbetaling geef, maar als jij ook al iets hebt.
verdachte: o dat zou fijn zijn.
: ja natuurlijk, geen probleem. Ik kan je alles meegeven.
(…) [26]
De rechtbank constateert dat in deze gesprekken in versluierde taal wordt gesproken. Verdachte heeft deze gesprekken gevoerd met [medeverdachte 1], van wie bekend is dat hij zich in die periode bezighield met de handel in cocaïne.
Verdachte heeft ook met andere personen gesprekken gevoerd waarin in versluierde taal wordt gesproken. Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat verdachte in die periode ook regelmatig gesprekken heeft met [medeverdachte 2]. [27] [medeverdachte 2] gebruikte het nummer [telefoonnummer 11]. Dit nummer staat op zijn naam en adres [28] . Verdachte en [medeverdachte 2] hebben onder meer de volgende gesprekken gevoerd.
Op 12 april 2012 om 18.45.08 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2]. Zij bespreken onder meer het volgende:
(…)
verdachte: hoe laat ben je klaar.
: ja over een uur ofzo.
verdachte: ja want we moeten effe klussen he.
(…) [29]
Op 12 april 2012 om 21.26.40 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2] en zegt dat hij nog iets voor die [naam 7] heeft. [medeverdachte 2] zegt dat dit klopt, maar dat hij eerst nog info nodig had van die [naam 6]. (…) [30]
De rechtbank stelt vast dat “[naam 7]” een bijnaam is van [medeverdachte 1]. De rechtbank leidt dit onder meer af uit een sms-bericht van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] van 3 mei 2012 waarin [medeverdachte 1] zichzelf “[naam 7]” noemt. [31]
Op 13 april 2012 om 21.01.14 uur belt [medeverdachte 2] naar verdachte. Zij bespreken onder meer het volgende:
(…)
: maar hij wil dat iemand daar is van ons! Dat was ook de afspraak anders gaat t helemaal niet meer door. Dat was ook de afspraak.
verdachte: maar je moet tegen hem zeggen dat wij, dat hij niet alleen voor de kosten betaa….
: dat weet ik, hij zegt van luister…. (…) ook niet.
verdachte: hoezo, eh, als het fout gaat, niet goed gaat, dan eh, zijn wij verantwoordelijk.
(…) [32]
Op 14 april om 12.42.44 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt onder meer dat hij alles heeft ook die…? (niet te verstaan), weet je wel. Verdachte zegt ja, en neemt oe papieren mee. [33]
Op 14 april 2012 om 21.47.44 uur belt [medeverdachte 2] naar verdachte. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
: maar ik licht die [naam 7] wel effe in dat vertel die later wel ja.
verdachte: ja laat hem maar contact opnemen dan.
[medeverdachte 2]: maandag moest hij hem sowieso zien zei jij toch.
verdachte: ja dat klopt. [34]
Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt verder dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] met hun mobiele nummers [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 4] contacten hadden met het mobiele [telefoonnummer 12], dat volgens de verklaring van [medeverdachte 3], bij hem in gebruik is. [35] Ook in deze gesprekken wordt in versluierde taal gesproken.
Op 17 en 18 april 2012 vinden er gesprekken plaats tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Zij hebben onder meer de volgende gesprekken gevoerd.
Op 17 april 2012 om 20.14.05 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 13]. [medeverdachte 1] heeft hier een gesprek met [medeverdachte 2] die gebruik maakt van een buitenlandse mobiele telefoon. [36] Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 2]: maar eh, je moet [naam 8] bellen.
[medeverdachte 1]: heb ik al gedaan, is allemaal al geregeld, ik kan t zo ophalen.
(…)
[medeverdachte 2]: he maar luister… is dat andere geregeld?
[medeverdachte 1]: ja die kan ik zo meteen ophalen…dan vanavond naar [naam 9] brengen.
[medeverdachte 2]: oke, da’s goed, mooi.
(…)
[medeverdachte 1]: trouwens, je moet een ding effe doorgeven, jij weet toch hoe [naam 10] dat de vorige keer had gedaan? Met eh… voor [naam 12]???
[medeverdachte 2]: ja?
[medeverdachte 1]: ja dat moet…toch verkleinen he? Dat weet ie he? Anders past dat niet in de dinge he?
[medeverdachte 2]: ja dat weet hij allemaal, dat weet hij.
[medeverdachte 1]: ja, niet dat ze daar boos om worden he?
[medeverdachte 2]: nee maar het moet gewoon geen eh eh eh suiker worden.
(…)
[medeverdachte 1]: ha ha ha ja maar ik kon niks doen he, ik kon niks doen… ik moest wachten op [naam 11].
[medeverdachte 2]: ja dat snap ik want dan had ik tenminste antwoord… snap je?
[medeverdachte 1]: snap je? Ik heb alweer vanaf… ik ben al weer aan t wachten op hem… gisteren, vandaag…
[medeverdachte 2]: maar eh, dus dat wordt geregeld?
[medeverdachte 1]: ja
(…) [37]
Op 20 april 2012 om 15:19:05 belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 2]: ik ben weer terug naar onze wijk aan het gaan en ik moet je effe spreken.
Ik ben bij [naam 9] geweest net.
(…)
[medeverdachte 1]: ik had diezelfde dag nog toen wij aan het sms-en waren, had ik hem een berichtje gestuurd, [naam 11], toen sms’te hij mij van ik ga da , oké da’s god. Ik zei luister is, ik probeer da morgen te regelen, haal da maar op bij [naam 9]. Hij zo van da’s goed.
[medeverdachte 2]: Maar da heeft ie niet gedaan.
[medeverdachte 1]: Ja dat is goed zei ik tegen hem, .. ik zei tegen hem voor twee uur, want hij moet naar het ziekenhuis en dan tot zeven uur. Ik ging er van uit dat het geregeld was, maar blijkbaar dus niet
( ….) [38]
Op één van de mobiele telefoons die in beslag is genomen onder [medeverdachte 1] het telefoonnummer dat is gekoppeld aan een telefoon die bij verdachte in beslag is genomen, was opgeslagen onder de naam “[naam 11]”. [39] De rechtbank houdt het er dan ook voor dat met “[naam 11]” verdachte wordt bedoeld.In diezelfde telefoon van [medeverdachte 1] staat onder de naam [naam 9] het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 3]. [40]
Op 18 april 2012 om 14.48.16 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 1]: uhm, gisteren was het laat geworden maar ik heb uhm… ik heb… eh ik heb alles! Dus als jij vast jouw andere maatje kan benaderen?
[medeverdachte 3]: ja is goed. Dan eh… gaan we daar mee aan de gang…
[medeverdachte 1]: super, wanneer zal ik ze jou komen brengen?
[medeverdachte 3]: eh, doe maar na zessen, vanaf zes uur ben ik thuis zeg maar...
[medeverdachte 1]: maar jij kan in ieder geval schakelen.
(…) [41]
Op 18 april 2012 om 21.16.01 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 1]: ik moet eerst naar hem en dan haal ik effe die filmpjes op en dan euh dan rij ik gewoon naar jou toe.
[medeverdachte 3]: ken jij aan hem vragen of ie jou wat eh wat dingen mee geeft van van uit uit Oostenrijk?
[medeverdachte 1]: da’s geen probleem, moet, wanneer wanneer komt ie?
[medeverdachte 3]: nou, die het die [naam 5] voor hem euh…geregeld.
(…) [42]
Op 18 april 2012 om 21.17.21 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 1]: o nou snapte ik pas. Hij moest, hij moest voor hem iets meenemen he?
[medeverdachte 3]: juist.
[medeverdachte 1]: toch of zoiets, hij hij hij heeft toch iets meegenomen voor die bruine vriend volgens mij, toch?
[medeverdachte 3]: juist, juist.
[medeverdachte 1]: zal ik hem meenemen naar jou toe dan, of euh?
[medeverdachte 3]: goed.
[medeverdachte 1]: is goed, dan ga ik effe kijken wat die wil.
(…) [43]
Op 18 april 2012 om 23.16.48 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 1]: ik sprak net onze maatje, effe kijken, ik zei dat tegen hem van euh dan andere da is, da weet je wel, van dat dat een beetje los is. En hij zo van euh, luister is, dan vinden ze hier niet euh. Ik zeg, hij zo van, hoe erg? Ik zeg, ja heel erg. Toen zei hij, ik denk dat ze dat hier niet willen, dus ik denk, en we moeten toch wachten, dan kennen we net zo goed gewoon euh gewoon terug brengen, weet je wel.
[medeverdachte 3]: ja ja ja.
(…) [44]
Op 18 april 2012 om 23.20.29 stuurt [medeverdachte 1] een sms-bericht naar verdachte met daarin de tekst: “Sprak net snuitje ze willen los niet hebben vooral eerst x niet kun je ruilen?” [45]
Op 24 april 2012 werd door het observatieteam van de politie gezien dat tussen 19.49 en 21.14 uur de personenauto’s van [medeverdachte 1] en verdachte stonden geparkeerd voor de woning van verdachte [medeverdachte 3] aan [adres 4] in[gemeente]. Uit bakengegevens van de personenauto van [medeverdachte 1] blijkt dat zijn auto die avond inderdaad op dat adres heeft gestaan. [46]
Op 1 mei 2012 om 18.13.04 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]. Zij bespreken onder meer het volgende.
(…)
[medeverdachte 1]: ons chinese maatje was nogal pissig.
[medeverdachte 3]: echt waar.
[medeverdachte 1]: ja want er waren er twee nat geworden.
(…) [47]
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 17 en 18 april 2012 verschillende gesprekken hebben gevoerd, waarbij zij in versluierde taal met elkaar spreken en waarbij ook verdachte wordt genoemd. Opvallend is dat wordt gesproken over “[naam 12]” en “verkleinen” en “anders past dat niet”. De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
Op 9 mei 2012 heeft de politie een inval gedaan in de woning van [medeverdachte 3] aan [adres 4] in [gemeente]. In de woning werden op de begane grond twee slapende mannen aangetroffen, die verklaarden uit Oostenrijk te komen. Eén van die personen was genaamd [naam 13] (later bleek deze persoon een valse naam te hebben opgegeven en bleek dat zijn werkelijke naam [betrokkene 7] was [48] ) en de andere persoon was genaamd [medeverdachte 4]. In de nabijheid van de slapende mannen werd ook een tas aangetroffen met daarin drie dichtgesealde pakketten met daarin in totaal 1435,5 gram cocaïne. [49] In de directe nabijheid van [betrokkene 7] werd een GSM aangetroffen welke was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 14]. [50]
[betrokkene 7] heeft op 10 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Ik was in Nederland bij [medeverdachte 3]. Dinsdagavond kwam er een Turk. Ik heb hem al een keer eerder gezien bij [naam 10] ongeveer 6 weken geleden. Hij bracht die drie pakken. Die moesten in een andere vorm omdat het ergens niet in paste. Dat moest [naam 10] doen.
In die pakken zat cocaïne.
Dat spul was niet goed verpakt. Het was vierkant en het moest kont (de rechtbank leest: rond) worden. We hebben er toen drie verpakkingen vanaf gehaald en die in de vuilnisbak gedaan. [naam 10] en ik hebben dat gedaan. We hebben toen dat spul met een hamer en een plank in de vorm geslagen die het nu heeft. Toen heeft [naam 10] het met een apparaat weer geseald.
Ik herken deze persoon als iemand die ik wel eens heb gezien bij [naam 10] (noot verbalisanten: foto 1, verdachte [medeverdachte 2]). [51]
De mobiele telefoons met telefoonnummers [telefoonnummer 15] en [telefoonnummer 16] zijn op 9 mei 2012 onder [medeverdachte 3] in beslag genomen. De telefoons zijn uitgelezen en bevatten onder meer de volgende sms-berichten .
18 april 2012 om 23.00 uur: zie [naam 7] rond 23.00 uur ([medeverdachte 3] naar [betrokkene 7])
18 april 2012 om 23.07 uur: bel je morgen wij zijn nog ff aan het werk ([medeverdachte 3] naar [betrokkene 7])
18 april 2012 om 23.19 uur: ja bel maar gewoon als je tijd hebt doe maar je werk ben nog lang wakker morgen ga ik naar thuis rijden en weet niet precies of de telefoon in het buitenland goed doet anders ga ik weer een ander nummer aanmaken grotjes ([betrokkene 7] naar [medeverdachte 3])
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 17 en 18 april 2012 verschillende gesprekken met elkaar voeren over “[naam 12]” en “verkleinen” en “anders past dat niet”, waarbij ook verdachte wordt genoemd. Vervolgens wordt op 9 mei 2012 in de woning van [medeverdachte 3] bijna 1,5 kilo cocaïne aangetroffen en een Oostenrijker, die bij de politie verklaart dat de cocaïne in een andere vorm geslagen moest worden omdat het ergens niet in paste. Verder blijkt uit de sms-berichten tussen [medeverdachte 3] en [betrokkene 7] dat zij op 18 april 2012 contact met elkaar hadden. Daarbij wordt ook gesproken over “[naam 7]”, oftewel [medeverdachte 1].
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 17 en 18 april 2012 in versluierde taal telefoongesprekken hebben gevoerd die betrekking hadden op een drugstransactie. Uit het telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 17 april 2012 leidt de rechtbank af dat ook verdachte hierbij betrokken was. Verdachte wordt twee keer in dit gesprek genoemd. [medeverdachte 2] spreekt over “[naam 8]” (de voornaam van verdachte) die gebeld moet worden, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat hij dat al heeft gedaan, dat het allemaal al geregeld is en dat hij het zo kan ophalen. Even later spreekt [medeverdachte 1] over “[naam 11]” (zo wordt verdachte door [medeverdachte 1] genoemd), dat hij niks kon doen omdat hij op [naam 11] moest wachten. Daarbij wordt gesproken over het verkleinen. Ook in het gesprek van 20 april tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt gezegd dat [naam 11] iets moest regelen.
Verdachte werd op 9 mei 2012 aangehouden in de woning van zijn vriendin aan [adres 1] in [gemeente]. Verdachte werd in de slaapkamer op de eerste verdieping van de woning aangetroffen. In de slaapkamer werd op het nachtkastje aan de linkerzijde van het bed een zwartkleurig tasje aangetroffen. Verdachte gaf aan dat het betreffende tasje van hem was. In het tasje zaten drie gripzakjes met in totaal ongeveer 35 gram cocaïne. [52]
Diezelfde dag is de woning van verdachte aan [adres 5] in [gemeente] doorzocht. In de woning werd in de kledingkast onder een stapel spijkerbroeken een witte envelop met daarin een bedrag van € 6.000,- aangetroffen in coupures van € 50 euro (95 x), € 20,- (31 x), € 10,- (8 x) en € 500,- (1 x).
Ook de woning van [medeverdachte 2] is op 9 mei 2012 doorzocht. In de woning werd een notitieblok “Things to do today” in beslag genomen met daarin aantekeningen.
Pagina 3 van het notitieblok bevat een berekening van de inkoop en verkoop van vermoedelijk cocaïne, gelet op de beschrijving van popcorn en versnijdingsmiddel. Ook komen de namen [naam 3] (de rechtbank leest: [medeverdachte 2]), [naam 1] (de rechtbank leest: [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] wordt door afnemers waaronder [betrokkene 2] en[betrokkene 8] [naam 1] genoemd en in de telefoon van [medeverdachte 5] staat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] onder de naam [naam 1]. [53] ), [naam 14] en [naam 15] voor in de berekeningen. Te zien is dat de popcorn is afgenomen bij [naam 2] (de rechtbank leest: [betrokkene 5]).
Pagina 4 bevat een beschrijving van de aankoop van popcorn voor ongeveer € 6.000,-. Ook blijkt dat er kennelijk voor € 12.078,- uitstaat en voor € 9.900,- is ontvangen. Totaal
€ 27.978,- en € 61.083,-.
Pagina 5 bevat een berekening van de in- en verkoop van vermoedelijk cocaïne, gelet op de verrekening van versnijdingsmiddel. Bij inkoop staan de namen [naam 16] en [naam 2]. Verder komen de namen [naam 3], [naam 17] (de rechtbank leest: verdachte) en [naam 1] voor in deze beschrijving.
Pagina 6 bevat een berekening van de inkoop en verkoop van vermoedelijk cocaïne, gelet op het feit dat er gesproken wordt over de aanschaf en verrekening van inositol. Dit betreft een versnijdingsmiddel dat gebruikt wordt om cocaïne te versnijden. Ook komen de namen [naam 17], [naam 1] en [naam 3] voor en er wordt gesproken over popcorn.
Pagina 7 bevat een berekening van de inkoop en verkoop van cocaïne. Er wordt Supermix als onkosten opgevoerd. Met Supermix wordt een versnijdingsmiddel voor cocaïne bedoeld in het drugscircuit. Ook komen de namen [naam 3], [naam 1] en [naam 17] voor in deze berekening.
Pagina 8 bevat een aantal bedragen tot € 30.000,-.
Pagina 10 bevat een berekening van in- en verkoop. Ook hier met de namen [naam 1], [naam 17] en [naam 14] en te zien is dat de treinkosten voor [naam 2] zijn afgetrokken van de winst.
Pagina 11 bevat een berekening van in- en verkoop van vermoedelijk cocaïne (popcorn). Ook hier de namen [naam 1], [naam 3] en [naam 17].
De verbalisanten maken uit de berekeningen op dat er gewerkt werd met een gezamenlijke inleg van geld. Deze werd POT genoemd. Na elke berekening bleef er een bepaald bedrag over. Op de laatste berekening is te zien dat door [naam 1] bedragen van € 7.000,-, € 6.000,- en
€ 10.000,- zijn ontvangen. [54]
Verdachte heeft in deze periode met [medeverdachte 1], van wie vaststaat dat hij zich in de bewezenverklaarde periode bezighield met de handel in cocaïne, en ook met andere personen telefoongesprekken gevoerd waarin in versluierde taal werd gesproken. Verdachte heeft niet willen verklaren waar die afgeluisterde telefoongesprekken over gingen. De rechtbank concludeert op basis van de inhoud van die gesprekken en de overige bewijsmiddelen dat het versluierd taalgebruik in de afgeluisterde telefoongesprekken betrekking heeft op de handel in cocaïne.
Een aantal van deze gesprekken kan rechtstreeks in verband worden gebracht met concrete drugstransacties, zoals de gesprekken over popcorn die in verband kunnen worden gebracht met de op popcorn gelijkende cocaïne die is aangetroffen op het [adres 3] in [gemeente] en de gesprekken over de Oostenrijker en het verkleinen die in verband kunnen worden gebracht met de aangetroffen Oostenrijker en de cocaïne die verkleind moest worden op [adres 4][gemeente].
Ook is er een notitieblok aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2], met daarin zeer gedetailleerde aantekeningen en berekeningen die zeer waarschijnlijk betrekking hebben op de handel in cocaïne. In deze aantekeningen wordt de naam [naam 17] meermalen genoemd en de rechtbank gaat ervan uit dat hiermee verdachte bedoeld wordt. Ook dit vormt naar het oordeel van de rechtbank een zeer sterke aanwijzing dat verdachte zich in die periode bezighield met de handel in cocaïne.
Verder is er een groot geldbedrag aangetroffen in de woning van verdachte. Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van dit bedrag. Gelet op de grote hoeveelheid en de samenstelling van het aangetroffen geldbedrag, namelijk een bedrag van € 6.000,-, vrijwel volledig in kleine coupures, is de rechtbank van oordeel dat dit handelsgeld betreft dat verdachte in de maanden vóór 9 mei 2012 heeft verdiend.
De grote hoeveelheid bij verdachte aangetroffen cocaïne wijst naar het oordeel van de rechtbank ook op een handelsvoorraad en niet op een portie voor eigen gebruik en wat vrienden, zoals verdachte heeft verklaard.
.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 mei 2012, tezamen en in vereniging met anderen, heeft gehandeld in cocaïne.
Feit 2.
Verdachte erkent op 9 mei 2012 op zijn toenmalige woonadres, [adres 5] te[gemeente], en in de woning van zijn vriendin aan [adres 1] te[gemeente] een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid MDMA aanwezig te hebben gehad. [55] De politie heeft van de doorzoeking van de beide woningen verslag gedaan van de in beslag genomen, veiliggestelde en bemonsterde hoeveelheden verdovende middelen. [56] Monsters van de in beslag genomen verdovende middelen zijn naar het Nederlands Forensisch Instituut verstuurd en daar onderzocht, waarbij is vastgesteld dat het cocaïne en MDMA betreft. [57]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 mei 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 9 mei 2012 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 17 pillen/tabletten van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 en feit 2 gevorderd:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan
5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen;
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen, niet teruggegeven voorwerpen, te weten een kluis, een geldbedrag van € 6.000,- en drie mobiele telefoons.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte concludeert dat een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest reeds een te zware straf is voor hetgeen bewezen kan worden verklaard. De raadsman stelt dat het in beslag genomen geldbedrag aan verdachte dient te worden teruggegeven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier maanden in harddrugs gehandeld. Daarnaast heeft hij handelshoeveelheden harddrugs voorhanden gehad. Verdachte heeft puur uit winstbejag gehandeld, terwijl bekend is dat harddrugs grote schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen, waaronder het bij verdachte aangetroffen bedrag van € 6000,-, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn die aan verdachte toebehoorden en die door middel van de strafbare feiten zijn verkregen of met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid. De rechtbank betrekt daarbij dat de handel in cocaïne in het algemeen gepaard gaat met de aanwezigheid van grote bedragen contant geld. Bovendien bestaat het aangetroffen bedrag grotendeels uit de in de cocaïne handel veel gebruikte coupures van 50 en 20 euro en heeft verdachte geen aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 47, 57.
Opiumwet art. 2, 10, 13a.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Beslag.

Verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten de voorwerpen onder nummer 2 (geldbedrag van € 6.000,00), nummer 4 (kluis), nummers 13, 14 en 15 (mobiele telefoons), zoals vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen van 8 mei 2014. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten de voorwerpen onder nummers 3, 5 en 11 (verdovende middelen), zoals vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen van 8 mei 2014. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. S.J. W. Hermans en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 7 juli 2014.

Voetnoten

1.Bron I, p. 84 t/m 86, 88.
2.Bron I, p. 9 en 10.
3.Bron I, p. 598.
4.Bron I, p. 600.
5.Bron I, p. 610 en 631.
6.Bron I, p. 603.
7.Bron I, p. 678.
8.Bron I, p. 1276, 1279, 1312, 1313.
9.Bron I, p. 1233, bron II, p. 35 en 74.
10.Bron I, p. 767.
11.Bron I, p. 770.
12.Bron III, p. 33 en 86 en bron II, p. 771.
13.Bron I, p. 768, 769.
14.Bron I, p. 762, 763.
15.Bron V.
16.Bron IV.
17.Bron I, p. 1244, 1245.
18.Bron III, p. 95.
19.Bron III, p. 97.
20.Bron I, p.290
21.Bron I, p. 1350.
22.Bron I, p. 629.
23.Bron I, p. 815.
24.Bron I, p. 663.
25.Bron I, p. 666.
26.Bron I, p. 667.
27.Bron I, p. 629.
28.Bron I, p.889
29.Bron I, p. 819.
30.Bron I, p. 825.
31.Bron II, p. 333.
32.Bron I, p. 831.
33.Bron I, p. 833.
34.Bron I, p. 835.
35.Bron I, p. 864 en 629.en 1379
36.Bron I, p. 865 en bron II, p. 235.
37.Bron I, p. 874 en 875.
38.Bron I, p. 644
39.Bron II, p. 253 en 261, Bron I p,1351.
40.Bron II, p. 261
41.Bron I, p. 876.
42.Bron I, p. 877.
43.Bron I, p. 878.
44.Bron I, p. 879.
45.Bron I, p. 880.
46.Bron I, p. 866.
47.Bron I, p. 883.
48.Bron I, p. 1237.
49.Bron I, p. 1120, 1233 en bron II, p. 80.
50.Bron I, p. 1203
51.Bron I, p. 1459 en 1460.
52.Bron I, p. 211, 1102 en 1231, bron II, p. 73 en 74.
53.Bron I, p. 1279 en 1265, bron II, p.212
54.Bron I, p. 1124-1136.
55.Bron V.
56.Bron I, p. 200, 201, 205 t/m 207, 211 en bron II, p. 49, 50 en 51.
57.Bron II, p. 73, 74.