ECLI:NL:RBOBR:2014:3470

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
01/860119-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel en valsheid in geschrift met betrekking tot identiteitsdocumenten

Op 3 juli 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar paspoort had afgegeven aan een medeverdachte, wetende dat hiermee een illegale vreemdeling Nederland zou binnenkomen. De verdachte had eerder een verklaring van vermissing van haar paspoort afgegeven, met als reden diefstal, terwijl ze op de hoogte was van de illegale activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mensensmokkel en valsheid in geschrift, zoals vastgelegd in de artikelen 197a en 225 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 19 juni 2014, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust had bijgedragen aan grensoverschrijdende criminaliteit en het vertrouwen in de juistheid van identiteitsdocumenten had geschaad. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en haar inspanningen om haar leven op orde te krijgen. De rechtbank besloot tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist, omdat de verdachte inmiddels spijt had betuigd en haar leven had verbeterd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860119-14
Datum uitspraak: 03 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 mei 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 7 september
2011 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) ander(en), te weten:
[betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of
[betrokkene 3] en/of
[betrokkene 4],
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen,
in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over
de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of haar /haar/hun daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s),
haar, verdachtes, identiteitsbewijs beschikbaar gesteld aan [medeverdachte 1] teneinde
dat identiteitsbewijs te laten gebruiken voor de toegang of doorreis van
[betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of
[betrokkene 3] en/of
[betrokkene 4],
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht;
zij op of omstreeks 20 september 2011 te 's-Hertogenbosch een verklaring van
vermissing reisdocument - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft
verdachte valselijk aangegeven dat zij haar identiteitsbewijs (paspoort) uit
een auto was gestolen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding [1] .
Verdachte en [medeverdachte 2] zijn de (volwassen) dochters van [medeverdachte 3]. Voornoemde zus van verdachte, [medeverdachte 2], is gehuwd met [medeverdachte 1]. Eén van de minderjarige kinderen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is genaamd [medeverdachte 4].
Voornoemde zwager van verdachte, [medeverdachte 1], is door [medeverdachte 5] benaderd om tegen betaling Afghaanse familieleden naar Nederland te halen. [2] [medeverdachte 1] is vervolgens met de paspoorten van zijn echtgenote [medeverdachte 2], zijn schoonmoeder [medeverdachte 3], zijn zoon [medeverdachte 4] en zijn schoonzus, verdachte, naar Turkije gegaan. Op 28 augustus 2011 heeft [medeverdachte 1] de Afghaanse familieleden van [medeverdachte 5] aldaar getroffen. [3]
[medeverdachte 1] heeft vervolgens vanuit Turkije met familieleden van [medeverdachte 5], zijnde [betrokkene 1], [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 4], met gebruikmaking van de hiervoor genoemde paspoorten, de reis naar Nederland aangevangen. [4]
Op 7 september 2011 is bij de grensovergang Ipsala, tussen Turkije en Griekenland, [medeverdachte 1] met de vier Afghaanse personen aangehouden. De door de personen gebruikte paspoorten op naam van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en verdachte, zijn hierbij in beslag genomen. [betrokkene 2] maakte hierbij gebruik van het paspoort van verdachte. [5]
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat zij ten tijde van het afgeven van haar paspoort op de hoogte was van de bedoelingen van [medeverdachte 1], ze heeft tevens verklaard dat ze hier een financiële vergoeding voor zou ontvangen. [6]
Op 20 september 2011 is door verdachte een verklaring van vermissing reisdocument afgegeven bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch, waarbij is aangeven dat het paspoort is gestolen uit de auto in Duitsland. [7]
Door verdachte is ter zitting verklaard dat zij ten tijde van afgifte van de verklaring van vermissing reisdocument bij de gemeente ’s-Hertogenbosch op 20 september 2011 op de hoogte was van het feit dat haar paspoort in Turkije in beslag was genomen omdat haar paspoort bij een ander in gebruik was. [8]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Referte met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Zoals hiervoor is aangegeven heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij op de hoogte was van de bedoelingen van [medeverdachte 1] en dat zij voor een vergoeding haar paspoort aan [medeverdachte 1] heeft afgegeven. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat ze op 20 september 2011 bij de gemeente ’s-Hertogenbosch, ondanks het feit dat ze op dat moment wist dat [medeverdachte 1] met anderen in Turkije was opgepakt en dat daarbij haar paspoort in beslag was genomen, een verklaring van vermissing van haar reisdocument heeft opgesteld waarbij zij heeft aangevinkt dat haar paspoort uit een auto is weggenomen, aangevuld met de pleegplaats Duitsland. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mensensmokkel en valsheid in geschrifte.
Wat betreft de personen die op 7 september 2011 bij de grensovergang Ipsala zijn aangehouden het volgende.
Door het openbaar ministerie in Nederland is een rechtshulpverzoek naar Turkije uitgegaan met het verzoek aan te geven of onder meer [betrokkene 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] Turkije zijn in- en/of uitgereisd. [9] Door de Turkse autoriteiten is op 8 maart 2012 aangegeven dat een viertal personen in het bijzijn van [medeverdachte 1] op 7 september 2011 zijn aangehouden bij de grensovergang Ipsala, terwijl deze personen in het bezit waren van zowel een Nederlands als een Afghaans paspoort. De Nederlandse paspoorten stonden op de naam van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en verdachte. De Afghaanse paspoorten stonden op naam van [betrokkene 1], [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 4], daarbij is aangegeven dat [betrokkene 2] gebruik maakte van het paspoort van verdachte [10] . Aangezien [betrokkene 2] volgens de gegevens van de Turkse autoriteiten in 1964 te Kabul (Afghanistan) is geboren, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het rechtshulpverzoek uit Nederland niet anders kan worden geconcludeerd dat hiermee de op het in Nederland bekende Afghaanse paspoort vermelde [betrokkene 2] bedoeld wordt. Dit Afghaanse paspoort dat ook toebehoort aan bedoelde persoon is na een eerdere poging om door tussenkomst van [medeverdachte 1] naar Nederland te komen, onderzocht op echtheid en bleek voorzien van een vals visum. [11]
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat gelet op hetgeen in de inleiding naar voren is gebracht, met behulp van het paspoort van verdachte de doorreis van [betrokkene 2] vanuit Turkije naar Nederland een aanvang heeft genomen. Het delict mensensmokkel is reeds voltooid op het moment dat de illegale doorreis een aanvang heeft genomen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 1 september 2011 tot en met 7 september 2011 te 's-Hertogenbosch en Turkije, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten: [betrokkene 2],
behulpzaam is geweest bij doorreis door een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
immers heeft verdachte, haar, verdachtes, identiteitsbewijs beschikbaar gesteld aan [medeverdachte 1] teneinde dat identiteitsbewijs te laten gebruiken voor doorreis van [betrokkene 2],
terwijl verdachte en haar mededader wisten dat die doorreis wederrechtelijk was.
op 20 september 2011 te 's-Hertogenbosch een verklaring van vermissing reisdocument - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk aangegeven dat zij haar identiteitsbewijs (paspoort) uit een auto was gestolen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en haar geringe aandeel in de mensensmokkel primair van mening dat kan worden volstaan met een waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke taakstraf, subsidiair zou gedacht kunnen worden aan een onvoorwaardelijke taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zelf haar paspoort afgegeven aan [medeverdachte 1] met de wetenschap dat daarmee een illegale vreemdeling Nederland zou binnenkomen. Wetende dat de geplande mensensmokkel met behulp van haar paspoort inmiddels was gestrand bij de Turkse grensovergang, heeft zij bij de gemeente een verklaring van vermissing van haar paspoort afgegeven met als reden diefstal van haar paspoort. Zij heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 197a en 225 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht strekt primair tot bescherming van het overheidsbeleid bij bestrijding van illegaal verblijf in Nederland. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij bewust heeft bijgedragen aan grensoverschrijdende criminaliteit en illegaal verblijf van mensen op Nederlands grondgebied, terwijl zij daartoe niet gerechtigd zijn. Artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht strekt primair tot bescherming van het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen. Door haar handelen heeft verdachte het vertrouwen dat de maatschappij stelt in de juistheid van een opgave vermissing en/of aangifte van diefstal van identiteitsbewijzen geschaad. Hoewel in dit geval haar paspoort door de Turkse autoriteiten is onderschept, dragen valsheden in geschrift als hier aan de orde ertoe bij dat ‘echte’ geldige identiteitsbewijzen in een illegaal circuit in omloop komen, doordat op basis van een valse aangifte/verklaring van vermissing ‘nieuwe’ geldige documenten worden verstrekt. Een dergelijke vorm van overtreding van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, zeker in combinatie met deze wijze van overtreden van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht dient, als uitgangspunt, te worden bestraft met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De wijze van uitvoering en verdere details van de strafzaak hebben daarbij een strafverzwarend of strafmatigend gevolg.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank de omstandigheid in aanmerking dat zij bij het plegen van de feiten heeft gehandeld uit puur winstbejag.
In strafmatigende zin geldt het volgende. In deze zaak wordt verdachte weliswaar aangeduid als medepleger, doch er is slechts sprake van een geringe bijdrage van verdachte aan de uitvoering, waarbij het initiatief niet bij verdachte lag. Ook de bekennende proceshouding weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee. De strafzaak is voorts al ruim twee jaar oud, terwijl de verdediging en/of de (complexiteit van de) strafzaak zelf daartoe geen aanleiding heeft/hebben gegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard spijt te hebben van haar handelen. Deze verklaring komt op de rechtbank oprecht over. Ten slotte blijkt dat verdachte, een alleenstaande moeder, zelf haar leven intussen op orde heeft gebracht, inclusief haar financiële situatie. Dit laatste door middel van het treffen van een verantwoorde schuldsanering. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat op dit moment een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen redelijk strafdoel meer dient. De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 197a, 225.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van mensensmokkel.
T.a.v. feit 2:
valsheid in geschrift.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2
jaren
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 3 juli 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Onderzoek [naam], Proces-verbaalnummer 60-478213.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 5] (blz. 19/20).
3.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] op 8 september 2011 bij de hoofdofficier van justitie te Turkije (blz. 115/116).
4.Zie voetnoot 3, alsmede brief van ministerie van binnenlandse zaken van Turkije d.d. 8 maart 2012 (blz. 109).
5.Brief van ministerie van binnenlandse zaken van Turkije d.d. 8 maart 2012 (blz. 109).
6.Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 19 juni 2014.
7.Verklaring van vermissing reisdocument gemeente ’s-Hertogenbosch d.d. 20 september 2011 (blz. 162).
8.Zie voetnoot 6.
9.Rechtshulpverzoek van 11 januari 2012 (blz. 93).
10.Brief van ministerie van binnenlandse zaken van Turkije d.d. 8 maart 2012 (blz. 109).
11.Zie voetnoot 9 alsmede het proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2011 (blz. 70).