In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo. Eiseres had verzocht om toestemming om vrijwilligerswerk te verrichten in een door haar op te richten stichting. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank overweegt dat de weigering van verweerder om toestemming te verlenen geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen zelfstandig rechtsgevolg creëert. Eiseres blijft namelijk bevoegd om een stichting op te richten en werkzaamheden te verrichten, ongeacht de afwijzing van het verzoek. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank voorziet zelf in de zaak.
De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiseres heeft ontvangen, aangezien de brief van 12 juni 2013 geen besluit is. De rechtbank benadrukt dat het voor eiseres raadzaam is om in overleg te treden met verweerder over de mogelijkheden van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering. De rechtbank bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 45,00 aan eiseres moet vergoeden en veroordeelt verweerder in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 974,00. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.