ECLI:NL:RBOBR:2014:3407

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
SHE 14/665
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toestemming voor vrijwilligerswerk in op te richten stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo. Eiseres had verzocht om toestemming om vrijwilligerswerk te verrichten in een door haar op te richten stichting. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.

De rechtbank overweegt dat de weigering van verweerder om toestemming te verlenen geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen zelfstandig rechtsgevolg creëert. Eiseres blijft namelijk bevoegd om een stichting op te richten en werkzaamheden te verrichten, ongeacht de afwijzing van het verzoek. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank voorziet zelf in de zaak.

De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiseres heeft ontvangen, aangezien de brief van 12 juni 2013 geen besluit is. De rechtbank benadrukt dat het voor eiseres raadzaam is om in overleg te treden met verweerder over de mogelijkheden van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering. De rechtbank bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 45,00 aan eiseres moet vergoeden en veroordeelt verweerder in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 974,00. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/665

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. L.A.M. van Vlerken),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo; verweerder,
(gemachtigde: mr. D. Slegers).

Procesverloop

Bij brief van 12 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om vrijwilligerswerk te mogen verrichten in een mede door haar op te richten stichting afgewezen.
Bij besluit van 13 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Bij besluit van 2 februari 2011 is aan eiseres met ingang van 20 december 2010 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend. Aan eiseres is onder voorwaarden toestemming verleend om tot 1 juli 2011 haar werkzaamheden als zelfstandige voort te zetten in een omvang van maximaal 20 uur per week. Op 26 maart 2011 heeft eiseres verzocht om in een op te richten stichting vrijwilligerswerk te mogen verrichten. De beoogde stichting heeft een ideële doelstelling en richt zich op het geven van trainingen en educatie op het gebied van algemeen welzijn, lichamelijke en geestelijke gezondheid en preventieve en curatieve fitness en alle verdere handelingen die in ruimste zin daarmee verband houden of dat bevorderen. Op 12 juni 2013 heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen.
2.
Het bestreden besluit gaat over de ongegrondverklaring van de bezwaren tegen de weigering van verweerder om toestemming te verlenen om met behoud van uitkering vrijwilligerswerk voor de op te richten stichting te verrichten.
3.
De vraag of tegen de weigering van 12 juni 2013 bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat is van openbare orde, omdat de toegang tot de bestuursrechter niet ter vrije beoordeling staat van partijen.
4.
De rechtbank is van oordeel dat de schriftelijke mededeling waarin eiseres toestemming wordt geweigerd om in de door haar op te richten stichting vrijwilligerswerk te verrichten, geen besluit is omdat het geen zelfstandig rechtsgevolg in het leven roept. Ook na deze mededeling van verweerder is eiseres immers nog altijd bevoegd een stichting op te richten. Evenmin is er een rechtsgevolg in het leven geroepen dat eraan in de weg staat dat eiseres de door haar beoogde werkzaamheden zal gaan verrichten. De brief van 12 juni 2013 is in dat licht bezien niet meer dan een weergave van hoe verweerder de door eiseres voorgestelde activiteiten zal bezien in het licht van de bijstandsverlening.
5.
Deze brief is daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft dit niet onderkend en heeft eiseres ten onrechte in haar bezwaar tegen de brief van 12 juni 2013 ontvangen. Dat verweerder het verzoek van eiseres mede heeft opgevat als een verzoek om ontheffing van de arbeidsverplichtingen kan daaraan niet afdoen nu eiseres geen verzoek van die strekking heeft ingediend. Het verzoek van eiseres ziet onmiskenbaar slechts op het verkrijgen van toestemming van vrijwilligerswerk in de op te richten stichting.
6.
Ter voorlichting van partijen en voor dit geding ten overvloede overweegt de rechtbank dat het eiseres weliswaar vrij staat om een stichting op te richten en daarin werkzaamheden te verrichten, maar dat de rechtbank het raadzaam acht dat partijen, alvorens eiseres daadwerkelijk daartoe overgaat, met elkaar in overleg treden over de inrichting van de re-integratie van eiseres en de (on)mogelijkheden om de door eiseres voorgestane werkzaamheden met behoud van uitkering te kunnen verrichten.
7.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Nu juridisch gezien geen andere beslissing mogelijk is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien, het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
9.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit,
  • verklaart het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit,
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 45,00 vergoedt,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, rechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.