op 29 december 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een woning aan [adres 6] een computer
(notebook) van het merk Apple en een computer (Notebook) van het merk Sony
en een I-pad van het merk Apple en een horloge en een (dames)tas
en sieraden en parfum en sigaretten en een reisdocument en een hoeveelheid geld (ongeveer 600 euro), heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 8], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren, met aftrek conform het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf veel te hoog is. Deze straf zou fors gematigd moeten worden gelet op de verzochte vrijspraken
en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich – kortgezegd - schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een gewapende overval op een winkel, waarbij pepperspray is gebruikt, een woninginbraak en het bezitten van een wapen van categorie III, munitie van categorie III en een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Het ongecontroleerde bezit van een wapen verhoogt het risico op een geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens.
Voorts is de woning bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten 1 en 6 gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit als onder 1 bewezenverklaard werd veroordeeld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee:
- dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. A. Laurijssen-Timmers, kinder- en jeugdpsycholoog NIP van 22 april 2014 blijkt, dat bij verdachte sprake is van een zeer lage begaafdheid, welke een rol lijkt te hebben gespeeld bij het bewezenverklaarde;
- de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank verdachte vrijspreekt van een groot aantal aan hem ten laste gelegde feiten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] dient volledig te worden toegewezen, te weten een bedrag van € 2.796,05, met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor hetzelfde bedrag en het toekennen van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard gelet op de gevorderde vrijspraak. Subsidiair merkt de raadsman op dat de benadeelde partij in haar vordering verwijst naar de uitspraak van de rechtbank, maar dat deze uitspraak vervolgens niet is bijgevoegd.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7].
Het standpunt van de officier van justitie.
Nu de officier van justitie de rechtbank verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard gelet op de gevorderde vrijspraak. Subsidiair merkt de raadsman op dat de overall terug had kunnen worden gegeven aan aangever.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11].
Het standpunt van de officier van justitie.
Nu de officier van justitie de rechtbank verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard gelet op de gevorderde vrijspraak.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 310, 311, 312
Wet wapens en munitie art. 26, 55.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2, feit 3, feit 4, feit 7 primair, feit 7 subsidiair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2, 3, 4, 7 primair en 7 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
T.a.v. feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 5, feit 6:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten
draagt.
T.a.v. feit 4:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 7], in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. feit 7 primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 11], in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten: EUR 215,- .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. H.M. Hettinga, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 26 juni 2014.
Mr. Boer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.