ECLI:NL:RBOBR:2014:3158

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
01/845963-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging en mishandeling in Eindhoven

Op 17 juni 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die als chauffeur van een zwarte taxi klanten heeft bedreigd en een van hen heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 december 2013 te Eindhoven de aangever, [slachtoffer 1], heeft bedreigd met de woorden dat hij hen zou neersteken, en hem vervolgens met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor de aangever letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2014. Tijdens de zittingen op 14 maart en 3 juni 2014 is de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en is de rechtbank bevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte is vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder oplichting en diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de bedreiging en mishandeling heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor recidive.

De rechtbank heeft tevens de teruggave gelast van het in beslag genomen geldbedrag aan de rechthebbende, nu het belang van de strafvordering zich daar niet meer tegen verzet. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van de feiten waarop de vordering betrekking had, is vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845963-13
Datum uitspraak: 17 juni 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2014 en 3 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2013 te Eindhoven [slachtoffer 1] en/of een
of meer andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 1] en/of een of meer andere personen dreigend de woorden
toegevoegd dat hij/zij weg moesten gaan omdat hij hem/hen anders zou
neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(daarbij) een mes heeft getoond en/of vast heeft gehad;
hij op of omstreeks 01 december 2013 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) in/tegen het gezicht heeft
geslagen / gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met
30 november 2013 te Eindhoven opzettelijk een gsm, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten in (tijdelijke) bruikleen, onder zich had, wederrechtelijk
zich heeft toegeëigend;
hij op een tijdstop in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en
met 30 november 2013 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [slachtoffer 2]), (met kracht) in/tegen het gezicht heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 17 juli 2013 te Eindhoven met het oogmerk om zich en/of
(een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3]
(geboren [2000]) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (190
euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als verkoper / eigenaar van
een gsm telefoon, waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad
.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feiten 3, 4 en 5.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde en overweegt daaromtrent als volgt.
Aangever heeft verklaard dat hij op 29 november 2013 omstreeks 23:30 uur bij het Van Abbemuseum te Eindhoven werd aangesproken door een Marokkaanse man die hem vroeg of hij de telefoon van aangever mocht lenen om naar huis te bellen. Toen de man aan het bellen was, viel de telefoon uit omdat de batterij leeg was. Daarop werd de man kwaad en aangever voelde een harde knal in zijn gezicht. Toen aangever zijn ogen weer opendeed zag hij de man nergens meer. Aangever geeft vervolgens aan de politie het signalement van de dader op. Op camerabeelden op 29 november 2013 te 23:23:46 uur, gemaakt aan de achterzijde van het stadhuis te Eindhoven, is een man te zien die sterke overeenkomsten vertoont met de persoon zoals door aangever omschreven. Als aan aangever een selectie foto’s wordt getoond, waaronder een foto van de bedoelde persoon, verklaart aangever dat hij bij het zien van foto 3 en foto 8 (foto van verdachte) een gevoel van herkenning had maar hij kon niet zeggen of een van deze personen het was. Verdachte, die bij de politie geen verklaring heeft willen afleggen, heeft ter terechtzitting ontkend dat hij degene was die zich de telefoon heeft toegeëigend en aangever heeft mishandeld.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt geenszins uit te sluiten dat het een ander dan verdachte is geweest die aangever heeft mishandeld en zijn telefoon afhandig heeft gemaakt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen hem onder feit 3 en 4 is ten laste gelegd.
Onder feit 5 is aan verdachte ten laste gelegd -kort gezegd- dat hij het slachtoffer/aangever, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken. Immers aangever zelf en een getuige hebben verklaard dat toen aangever het geld aan het tellen was, de dader het geld uit de handen van aangever griste en dat aangever daarop zei dat hij het geld terug wilde, hetgeen niet gebeurde. Daarmee is sprake van het wegnemen van het geldbedrag met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, maar dat feit is niet ten laste gelegd. Voor het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten het zich voordoen als verkoper/eigenaar van een gsm, is onvoldoende bewijs voorhanden.

Bewijs feiten 1 en 2.

De gebezigde bewijsmiddelen zijn:
  • een dossier van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, met registratienummer PL2208-2013167125 Z, afgesloten d.d. 18 februari 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 150. (hierna te noemen: eindpv).
  • een proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant, Afdeling Eindhoven Tongelre, met nummer PL2208-2013166496-21, afgesloten d.d. 23 maart 2014.
Voor zover in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd -kort gezegd- dat verdachte niet de persoon is geweest die de bedreigingen heeft geuit en aangever heeft mishandeld.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging en mishandeling.
De rechtbank baseert zich daarbij op de volgende onderdelen van het dossier.
-De aangifte van [slachtoffer 1], gedaan op 1 december 2013, waarin deze verklaart dat hij op 1 december 2013 omstreeks 04:00 uur na het stappen met vrienden naar huis wilde gaan. Op de Stratumsedijk in Eindhoven werden zij aangesproken door een man die vroeg of zij een rit naar huis moesten hebben. Zij zijn akkoord gegaan. De man wilde een aanbetaling voor de rit. Aangever heeft de man 35 euro vooruit betaald, dit was onderweg naar zijn auto. Nadat de man het geld had aangepakt, wilde hij ineens niet meer dat aangever en zijn vrienden met hem meeliepen. Zij moesten wachten zodat hij hen op kon halen. Aangever en zijn vrienden waren het daarmee niet eens en hebben dit ook tegen hem gezegd. De man werd agressief en begon te schreeuwen. De man is toen weggelopen. Aangever en zijn vrienden zijn achter de man aangegaan. De man begon te rennen waarop zij ook zijn gaan rennen. Op een gegeven moment stopte de man met rennen en zei dat aangever weg moest gaan anders zou hij hem neersteken. De anderen waren inmiddels ook ter plaatse. De man sloeg toen opzettelijk en met kracht met gebalde vuist tegen de rechterzijde van het gezicht van aangever. Dat deed pijn en aangever heeft er nog last van. Aangever heeft zich bedreigd gevoeld. Aangever heeft last van zijn kaak. Aangever omschrijft de man onder meer als volgt: getint uiterlijk, leeftijd ongeveer 40 jaar, zwart achterover gekamd haar met krulletjes, lengte tot in de nek, gekleed in een zwarte jas. [2]
-De verklaring van [getuige 1], die heeft verklaard dat hij met [getuige 2], [getuige 3], [slachtoffer 1] en [getuige 4] op stap was geweest in Eindhoven. Rond 04:00 uur was het sluitingstijd. Zij werden aangesproken door een man die zei dat hij een zwarte taxi was en dat hij hen wel weg wilde brengen. Hij vertelde dat de auto op ongeveer 5 minuten lopen stond. Tijdens het lopen vroeg de man om een aanbetaling. Getuige en zijn vrienden hebben toen 35 euro gegeven. Op enig moment hoorde getuige de man zeggen dat hij alleen naar zijn auto toe wilde omdat hij niet gepakt wilde worden. Getuige en zijn vrienden hebben de man toen verteld dat er minimaal één van hen mee zou lopen en dat hij anders het geld terug moest geven. Getuige hoorde dat de man vervolgens heel agressief werd en zag dat de man dreigend op hen af kwam. Op enig moment zag getuige dat de man wegrende. Getuige is vervolgens met [slachtoffer 1] en [getuige 2] achter de man aan gerend. Tijdens het rennen hoorde getuige de man roepen: “als jullie achter mij aan blijven rennen dan steek ik jullie neer” of woorden van gelijke strekking. Getuige omschrijft de man als volgt: Turks/Marokkaans uiterlijk, ongeveer 40 jaar, ongeveer 180/190 cm, achterover gekamd donker haar met in zijn nek langere krullen, spijkerbroek. [3]
-De verklaring van [getuige 3], die heeft verklaard dat zij op 1 december 2013 op stap was geweest met [getuige 2], [getuige 1], [slachtoffer 1] en [getuige 4] en dat zij werden aangesproken door een man die vertelde dat hij een zwarte taxi was en dat hij hen weg wilde brengen. Hij wilde een voorschot hebben. Er werd afgesproken dat er € 35,- vooraf zou worden betaald en de rest later. Getuige zag dat de man wegrende en dat [getuige 1], [slachtoffer 1] en [getuige 2] achter de man zijn aangerend. Aan het einde van de straat stopte de man met rennen en draaide zich om. Getuige hoorde dat hij zei: “Als jullie achter mij aan blijven rennen dan steek ik jullie neer.” of woorden van gelijke strekking. Getuige kon de man goed horen. De man is toen verder gerend en [getuige 1], [slachtoffer 1] en [getuige 2] zijn er achteraan gerend. [slachtoffer 1] zei dat de man hem had geslagen. Zij zag dat de kaak van [slachtoffer 1] rood was. Getuige omschrijft de man als volgt: Turks/Marokkaans uiterlijk, ongeveer 35/40 jaar, ongeveer 165 à 170 cm, zwart haar, bovenop kalend maar vooral achter in de nek langere krullen, spitse neus, zwart lederen jas net over de heupen, spijkerbroek. [4]
-De verklaring van [getuige 4] dat hij op 1 december 2013 met [slachtoffer 1], [getuige 2], [getuige 1] en [getuige 3] in Eindhoven was. Er een man aan kwam die hen een goedkope rit aanbood. Getuige hoorde de man zeggen dat de auto ergens achter in de wijk stond. Zij zijn alle vijf met de man meegelopen. Getuige zag dat iedereen de man 5 euro betaalde en vervolgens zijn ze verder gelopen achter de man aan. Getuige hoorde de man met luide stem schreeuwen: ”Ik sla jullie in elkaar en ik steek jullie neer”. Getuige zag dat de man wegrende en dat [getuige 1], [slachtoffer 1] en [getuige 2] achter de man aan renden. Toen [getuige 3] de politie gebeld had zag getuige dat [getuige 1] naar getuige en [getuige 3] toe kwam lopen. Getuige hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij op zijn kaak geslagen was en dat het pijn deed. Getuige omschrijft de man onder meer als volgt. Lang zwart achterover gekamd haar tot in zijn nek, aan het uiteinde van de haren krulletjes, een opvallend grote neus, hij droeg een lederen jas tot aan zijn heup, blauwe spijkerbroek. De man had Turks of Marokkaans accent. [5]
-De verklaring van [getuige 2] dat hij hoorde dat de man naar hen riep: ”Ik steek jullie neer”. Getuige zag dat de man op enig moment omdraaide en dat er fysiek contact is geweest tussen [slachtoffer 1] en de man. Getuige zag dat [slachtoffer 1] een dikke wang had, rood van kleur, en hoorde van hem dat hij was geslagen door de man. Getuige omschrijft de man als volgt. Turks/Marokkaans uiterlijk, ongeveer 40 jaar, achterover gekamd haar met donkere krullen tot in zijn nek, donkere jas tot de heupen of iets er over. [6]
-Het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] inhoudende, dat zij naar aanleiding van een melding op zondag 1 december 2013 omstreeks 04:45 uur dat er een beroving had plaatsgevonden op de[straatnaam 1] te Eindhoven en dat de benadeelde achter de dader aan rende, ter plaatse gingen aan de [straatnaam 2] alwaar het slachtoffer zich inmiddels samen met zijn vrienden bevond. De dader was men uit het oog verloren. De vrienden/getuigen gaven het signalement op: Man, lang achterover gekamd haar, zwart lederen jack, Marokkaans/Turks uiterlijk, mes. De getuigen waren met het mes bedreigd. Het slachtoffer had een klap in zijn gezicht gekregen van de dader. Het slachtoffer/de getuigen deelden mede dat zij de dader 25 of 35 euro hadden gegeven.
[verdachte] (verdachte) werd op 1 december 2013 om 06:48 uur in de woning [adres 2] te Eindhoven aangetroffen. Het pand betreft een woon-hotel. De manager liet verbalisanten binnen. Zij deelde mede dat [verdachte] rond 05:00 uur was thuisgekomen Door verbalisanten werd een zwart lederen jas aangetroffen. In een spijkerbroek die op de grond lag werd 25 euro (4x5/2x2 en 1x1 euro) aangetroffen. [7]
-De verklaring van [getuige 5], inhoudende dat zij werkzaam is als manager van het woonhotel aan de [adres 2] te Eindhoven en dat zij daar een kamer heeft op de eerste verdieping. Op 1 december 2013 omstreeks 05:00 uur hoorde zij dat de voordeur openging en dat [verdachte] naar zijn kamer liep. Zij weet dat [verdachte] elke nacht op straat rondzwerft en verslaafd is aan drugs. Hij heeft haar meerdere malen verteld dat hij mensen op straat overvalt om aan drugs te komen. [8]
-De processen-verbaal van sequentiële fotobewijsconfrontaties met [getuige 4] (op 13 januari 2014) [9] en met[getuige 2](op 15 januari 2014) [10] .
De foto van [verdachte] is vervaardigd op 3 december 2013. Er werd een selectie van 12 foto’s samen gesteld waaronder genoemde foto.
Resultaat:
De getuige [getuige 4] verklaarde over de foto van verdachte dat die het meest op de dader leek.
Getuige [getuige 2] herkende de foto van de verdachte als zijnde de foto van de dader.
Het samenstel van de voornoemde beschreven feiten en omstandigheden brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat verdachte de bedreigingen heeft geuit en de mishandeling heeft gepleegd. De ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte toestemming heeft verleend tot het doorzoeken van zijn woning maar dat verdachte geen toestemming heeft verleend voor het meenemen van het geldbedrag van 25 euro, en voorts dat niet gebleken is dat het geldbedrag afkomstig was van misdrijf zodat de inbeslagneming van het geldbedrag als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
De rechtbank verwerpt het verweer. Verdachte heeft verbalisanten vrijwillig binnengelaten en heeft hen toestemming gegeven voor het doorzoeken van zijn woning. Een doorzoeking heeft tot doel om daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang aldus beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 1 december 2013 te Eindhoven [slachtoffer 1] en andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en andere personen dreigend de woorden toegevoegd dat zij weg moesten gaan omdat hij hen anders zou neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
op 1 december 2013 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering.
Met betrekking tot de feiten 1, 2 en 5 eiste de officier van justitie:
-gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
-teruggave aan aangever van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 25,-.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft de verdediging verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, gelet op het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De verdachte heeft een groep jonge vrienden op listige wijze geld afhandig gemaakt en toen zij dat geld van hem terug eisten, hen gedreigd neer te steken en één van hen geslagen. Hij heeft daarmee de uitgaansavond van deze jongeren verziekt en bij hen gevoelens van onveiligheid opgeroepen. Dergelijk gedrag veroorzaakt bovendien onrust in de samenleving.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat, zo blijkt uit het 23 pagina’s tellend uittreksel Justitiële Documentatiedienst, verdachte reeds vele malen eerder voor uiteenlopende feiten is veroordeeld.
Getracht is verdachte door een gedragsdeskundige te laten onderzoeken. Verdachte heeft echter welbewust niet willen meewerken aan dat onderzoek, nadat hij eerder had gezegd dat wel te zullen doen. Daarom heeft de rechtbank een beperkt beeld verkregen van de persoon van verdachte en van de omstandigheden waarin hij ten tijde van het bewezenverklaarde verkeerde. De rechtbank kan derhalve slechts in beperkte mate rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van feit 5 zal vrijspreken, en de rechtbank de op te leggen straf passend oordeelt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat ten aanzien van feit 3 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt primair de vordering af te wijzen en subsidiair de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag aan rechthebbende(n) nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dat inbeslaggenomen geldbedrag.

Voorlopige hechtenis.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van 3 juni 2014 verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Gelet op de bewezenverklaring, de opgelegde straf en het gevaar voor recidive van verdachte, oordeelt de rechtbank dat de ernstige bezwaren en de gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd ook thans nog aanwezig zijn. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 63, 285, 300.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 3, feit 4, feit 5:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft
begaan.
Verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

T.a.v. feit 2:

mishandeling

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Teruggave van het in beslaggenomen geldbedrag (4 briefjes van 5, 2x2 euro, 1x1 euro), goednr. 734624, aan de rechthebbende, te weten: [slachtoffer 1].
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de
opgelegde vrijheidsstraf
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. M. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 17 juni 2014.
Mr. M. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2208-2013167125 Z.
2.Processen-verbaal van aangifte en verhoor van [slachtoffer 1], p. 53-55 van het eindpv
3.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 56-57 van het eindpv
4.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 58-60 van het eindpv
5.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 63-65 van het eindpv
6.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 66-67 van het eindpv
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45-48 van het eindpv
8.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 61-62 van het eindpv
9.Proces-verbaal fotobewijsconfrontatie, p. 77-79 van het eindpv
10.Proces-verbaal fotobewijsconfrontatie, p. 80-82 van het eindpv