ECLI:NL:RBOBR:2014:3113

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2014
Publicatiedatum
16 juni 2014
Zaaknummer
01/845019-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere vermogensdelicten, waaronder inbraak en opzetheling, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling

Op 16 juni 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, waaronder inbraak uit kluisjes in een zwembad, opzetheling en winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in januari en februari 2014 in de gemeente Bergeijk en Valkenswaard goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de kluisjes door middel van braak en een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en behandeling voor psychische klachten. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij, die recht heeft op immateriële en materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder voor soortgelijke feiten een veroordeling gekregen en heeft de huidige feiten gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een lagere straf had geëist, afgewezen en een zwaardere straf opgelegd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van de feiten niet voldoende tot uitdrukking bracht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer dagvaarding: 01/845019-14
Parketnummer vordering: 01/092446-13
Datum uitspraak: 16 juni 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 april 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 juni 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2014 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit meerdere kluisjes, althans uit een kluisje in het zwembad van de Kempervennen heeft weggenomen een Iphone en/of een portemonnee en/of sigaretten en/of een sleutel en/of een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
hij op of omstreeks 05 januari 2014 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een kluisje in het zwembad van de Kempervennen heeft weggenomen twee gsms en/of een rijbewijs en/of een sleutelbos en/of een blouse en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft /hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming ;
hij in of omstreeks de periode 1 december 2013 tot en met 6 januari 2014 te Valkenswaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen een spuitbus, lijm, vier (led)lampen, een bandenspan en diverse pakken batterijen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dan wel redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op of omstreeks 05 januari 2014 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een kluisje van het zwembad van de Kempervennen heeft weggenomen een portemonnee en/of één of meer creditcard(s) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een sleutelbos en/of één of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te Valkenswaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid gebak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Action, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een JBL Pulse, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mediamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/092446-13 is aangebracht bij vordering van de officier van justitie. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch d.d. 19 augustus 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

De verdediging heeft gedeeltelijke vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4. De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal van de goederen die verdachte na het openbreken van de kluisjes in een ander kluisje of in een kledinghokje heeft achtergelaten, zoals kleding en sleutels, niet bewezen kan worden, nu het oogmerk van verdachte niet was gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van die goederen.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouwe, van oordeel dat verdachte ook deze goederen uit de kluisjes heeft weggenomen met de bedoeling zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft zich, zonder toestemming en tegen de wil van de rechthebbenden, de feitelijke heerschappij over deze goederen verschaft. De omstandigheid dat verdachte deze goederen korte tijd later in de buurt van de kluisjes heeft achtergelaten, kennelijk omdat deze goederen bij nader inzien voor hem niet van waarde waren, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 januari 2014 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit meerdere kluisjes in het zwembad van de Kempervennen heeft weggenomen een Iphone en een portemonnee en sigaretten en een sleutel en een hoeveelheid kleding, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en een valse sleutel;
op 05 januari 2014 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een kluisje in het zwembad van de Kempervennen heeft weggenomen twee gsm’s en een rijbewijs en een sleutelbos en een blouse en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
in de periode 1 december 2013 tot en met 6 januari 2014 te Valkenswaard een spuitbus, lijm, vier (led)lampen, een bandenspan en diverse pakken batterijen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
op 05 januari 2014 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kluisje van het zwembad van de Kempervennen heeft weggenomen een portemonnee en creditcards en een pinpas en een rijbewijs en een sleutelbos en kledingstukken, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
op 13 februari 2014 te Valkenswaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid gebak, toebehorende aan Action;
op 17 februari 2014 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een JBL Pulse, toebehorende aan Mediamarkt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6 het volgende gevorderd.
Gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van
1 april 2014.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van euro 32,68, te vermeerderen met de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het anders of meer gevorderde.
Tenuitvoerlegging van de 2 weken gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd in de zaak met parketnummer 01/092446-13 door de politierechter te ’s-Hertogenbosch op 19 augustus 2013.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zestal vermogensdelicten.
Verdachte heeft drie kluisjes opengebroken bij een zwembad in een vakantiepark. Verdachte heeft met de gepleegde diefstallen geen enkel respect getoond voor andermans bezittingen en was slechts uit op financieel gewin. Dergelijke diefstallen leveren, naast het ongemak en de ergernis, een aanzienlijke schadepost op voor de betrokken gezinnen, terwijl dit soort feiten tevens bijdraagt aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft diverse goederen voorhanden gehad terwijl hij wist dat die goederen van diefstal afkomstig waren. Verdachte heeft daardoor bijgedragen aan de diefstal van deze goederen. Daar komt bij dat heling zorgt voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
Voorts heeft verdachte twee winkeldiefstallen gepleegd.
Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten gehandeld uit puur winstbejag en hij heeft zich niets aangetrokken van de belangen van zijn slachtoffers.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor vermogensdelicten werd veroordeeld en dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte zich bereid heeft verklaard deel te nemen aan een gedragsinterventie, te weten de cursus sociale vaardigheden, dat verdachte bereid is om zich te laten behandelen voor zijn psychische klachten binnen de GGZE en dat verdachte bereid is om aansluitend aan zijn detentie een periode te verblijven binnen de 24-uurs voorziening [voorziening].
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder
1
bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht derhalve de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/092446-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311, 416.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels.
T.a.v. feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
T.a.v. feit 3:
opzetheling.
T.a.v. feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
T.a.v. feit 5:
diefstal.
T.a.v. feit 6:
diefstal.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- dat de veroordeelde zich (uiterlijk) binnen twee dagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
-dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een training cognitieve vaardigheden, aangeboden door Novadic-Kentron voornoemd of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
-dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de GGZE op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
-dat veroordeelde aansluitend aan zijn detentie gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal verblijven in de 24-uurs woonvoorziening [voorziening], althans een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de directeur van die instelling zullen worden gegeven,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 182,68 subsidiair 3 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 182,68 (zegge: honderdtweeëntachtig euro en achtenzestig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 150,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 32,68 materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 182,68 (zegge: honderdtweeëntachtig euro en achtenzestig eurocenten), te weten EUR 150,- immateriële schadevergoeding en EUR 32,68 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 19 augustus 2013, gewezen onder parketnummer 01/092446-13, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.C. Kuijs, voorzitter,
mr. P.J.H. Van Dellen en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 16 juni 2014.