ECLI:NL:RBOBR:2014:3109

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
01/997014-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in paardenvleesexport met vervalste paardenpaspoorten en medisch inlegvel

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vennootschap en haar vennoten, waaronder de verdachte, die beschuldigd werden van valsheid in geschrift en het gebruik maken van vervalste paardenpaspoorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennootschap tussen 1 januari 2011 en 7 augustus 2012 opzettelijk paardenpaspoorten en medisch inlegvellen heeft vervalst om paarden te kunnen slachten voor humane consumptie, terwijl deze in werkelijkheid niet geschikt waren voor consumptie. De verdachte, als feitelijk leidinggever, heeft actief bijgedragen aan deze praktijken door valse documenten te gebruiken en te zorgen voor de slacht van niet-geregistreerde paarden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen, evenals het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997014-12
Datum uitspraak: 16 juni 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [1975],
ingeschreven te [woonplaats 1], [adres 1],
verblijvende te [woonplaats 2], [adres 2].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[verdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 1 januari 2011 tot en met 7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze
en/of Sint-Michielsgestel, althans in Nederland, opzettelijk 8, althans een
of meer paardenpaspoort(en) en/of medisch inlegvel(len) - (telkens) zijnde
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft
vervalst of heeft laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd
met de waarheid:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]"(DOC 104
pg 1199 proces-verbaal) op een of meerdere plaats(en) te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 1] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]"(DOC 106 pg 1202
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de
Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]"(DOC 101 pg 1195
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]"(DOC 107 pg 1203
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]"(DOC 105 pg 1200
proces-verbaal) te voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]"(DOC 99 pg 1188
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer[nummer 4] en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]"(DOC 100 pg 1192
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 5] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]"(DOC 102 pg 1196
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 6] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of van een
stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie zonder toestemming en/of medeweten van deze
federatie;
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens)
feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
dat [verdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2011
tot en met 7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze en/of Sint-Michielsgestel,
althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of
vervalst(e) paardenpaspoort(en), te weten:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]"(DOC 104 pg
1199 proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]"(DOC 106 pg 1202
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]"(DOC 101 pg 1195
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]"(DOC 107 pg 1203
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]"(DOC 105 pg 1200
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]"(DOC 99 pg 1188
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]"(DOC 100 pg 1192
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]"(DOC 102 pg 1196
proces-verbaal),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat [verdachte]
(telkens) (een) paard(en) ter slachting (voor humane consumptie) heeft
aangeboden bij slachterij[medeverdachte] (telkens) vergezeld gaande van
bovengenoemd(e) vals(e) en/of vervalst(e) paardenpaspoort(en) en bestaande die
valsheid of vervalsing telkens hierin dat:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]"(DOC 104 pg
1199 proces-verbaal) op een of meerdere plaats(en) was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 1] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]"(DOC 106 pg 1202
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de
Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]"(DOC 101 pg 1195
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]"(DOC 107 pg 1203
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]"(DOC 105 pg 1200
proces-verbaal) was voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dit paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]"(DOC 99 pg 1188
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer[nummer 4] en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]"(DOC 100 pg 1192
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 5] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]"(DOC 102 pg 1196
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 6] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie zonder toestemming en/of medeweten van deze federatie;
zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens)
feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Namens verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging omdat, zoals hieronder is vermeld, aan medeverdachte[medeverdachte] een buitengerechtelijke afdoening is aangeboden, terwijl deze medeverdachte door zijn nauwe samenwerking met verdachte als vennoot van [verdachte] op de hoogte was van de valsheden en het gebruik van de vervalste paardenpaspoorten.
De rechtbank vat het verweer van de raadsman op als een handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel door de vennootschap en de[verdachte] ter terechtzitting te dagvaarden en de medeverdachte[medeverdachte] niet. Door schending van het gelijkheidsbeginsel dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, zo heeft de raadsman betoogd.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Dat[medeverdachte] niet is gedagvaard houdt niet in dat verdachte ten onrechte is gedagvaard. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de bewering van verdachte, welke juistheid voor de rechtbank bij gebreke aan onderbouwing niet is komen vast te staan, zal ook verdachte moeten onderkennen dat het (zelf) actief vervalsen en bezigen van vervalste paardenpaspoorten in strafrechtelijke zin niet op gelijke voet kan worden geplaatst met de enkele wetenschap dat anderen zich daarmee bezig houden en in het gebruik daarvan vervolgens bewilligen, althans dit niet tegengaan. Daargelaten of aan de overige voorwaarden is voldaan voor het vrij uitzonderlijke geval dat op grond van het gelijkheidsbeginsel de officier niet in de vervolging ontvankelijk is, gaat het verweer reeds niet op bij gebreke van de vereiste mate van gelijkheid van de verweten feiten dan wel de verwijtbaarheid ervan. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in de vervolging kan worden ontvangen.
Er zijn tot slot geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bespreking van de feiten en bewijsoverwegingen.

Inleiding. [1]
Na overdracht van een startproces-verbaal op 24 juli 2012 is het onderzoek Binnendieze gestart dat zich richtte op onder meer:
  • het opzettelijk vervalsen van paardenpaspoorten;
  • het slachten en laten slachten van paarden voor de humane consumptie die niet geschikt zijn voor humane consumptie;
  • het in de humane handel brengen van vlees dat daarvoor niet geschikt is.
Tijdens een overleg bij het Productschap Vee en Vlees (hierna PVE) is het signaal geuit dat met name bij slachtplaats[medeverdachte] Vlees in Den Dungen grote aantallen paarden werden geslacht en dat het PVE diverse onregelmatigheden had vastgesteld in de administratieve verwerking hiervan. [3]
Het was [verbalisant], informatierechercheur van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit bekend geworden dat vanaf medio maart 2012 door de vennootschap wekelijks paarden ter slachting werden aangeboden bij voormelde slachtplaats. [4]
Het na de slacht verkregen vlees werd door verdachte aan[bedrijf] in Italië verkocht. [5]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 2 juni 2014 meegedeeld dat de zaak tegen medeverdachte[medeverdachte] buitengerechtelijk is afgedaan door middel van een transactie maar dat aan[medeverdachte] een ander verwijt is gemaakt dan aan de vennootschap en de vennoten, namelijk het overtreden van de toen geldende Regeling Vleeskeuring.
Aan de vennootschap [verdachte] en de beide vennoten wordt ten laste gelegd
-kortgezegd- het plegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van vervalste paardenpaspoorten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van de in het schriftelijke requisitoir vermelde bewijsmiddelen beide feiten integraal wettig en overtuigend bewezen geacht.
De officier van justitie heeft aandacht besteed aan de vraag of verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare feiten gepleegd door de vennootschap en heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte als vennoot zeggenschap had over datgene wat er binnen de vennootschap gebeurde, dat gebleken is dat verdachte met zijn broer voor de vervalste medische inlegvellen zorgde, dat de broers met elkaar dan wel met anderen over het vervalsen van paspoorten spraken zodat geconcludeerd kan worden dat verdachte over de bevoegdheid beschikte om een einde te maken aan de gedragingen en redelijkerwijs gehouden was om hier een einde aan te maken maar desondanks deze maatregelen achterwege heeft gelaten. Volgens de officier van justitie heeft verdachte willens en wetens meegewerkt aan het vervalsen van de paspoorten en de medische inlegvellen en het gebruik ervan.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd waarom de vennootschap niet als dader gezien kan worden (verwezen is naar het Drijfmestarrest) en daarom ook verdachte niet als feitelijk leidinggever. Daarnaast is betoogd dat de rol die verdachte bij de feiten heeft gespeeld te gering is om hem als feitelijk leidinggever te beschouwen zodat vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft met betrekking tot het paardenpaspoort behorende bij de paarden [naam 2] en [naam 8] zoals in feit 1 ten laste gelegd aangevoerd dat uit de regelgeving niet is af te leiden dat het invoegen van een vals inlegvel het hele paspoort vals maakt, zodat van het onderdeel “vals paspoort” hier dient te worden vrijgesproken. Nu feit 2 slechts ziet op het valse paspoort dient ook vrijspraak te volgen voor feit 2 wat betreft de paarden [naam 2] en [naam 8].
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde wat betreft de paardenpaspoorten behorende bij de paarden [naam 7] en [naam 9] is vrijspraak bepleit voor het onderdeel “inlegvel” omdat deze telkens niet is aangetroffen. Nu de tenlastelegging in feit 2 wat betreft het paard [naam 7] enkel “het valse inlegvel” is ten laste gelegd dient vrijspraak te volgen omdat het valselijk zijn van het inlegvel niet kan worden aangetoond.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde wat betreft het paardenpaspoort behorende bij het paard [naam 10] is vrijspraak bepleit omdat het transpondernummer wel te traceren is.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat nu[medeverdachte] wist van de onechtheid en valsheid van de stukken niet aan verdachte en zijn broer als vennoten kan worden verweten dat zij de papieren aan[medeverdachte] hebben aangeboden als ware deze echt en onvervalst, zodat vrijspraak dient te volgen. Daarbij heeft de raadsman nog opgemerkt dat de tenlastelegging niet ziet op het traject na[medeverdachte].
Bespreking van het verweer over feit 2 en deelvrijspraken in feit 2.
Het verwijt dat aan de vennootschap en aan verdachte als feitelijk leidinggever wordt gemaakt is kort gezegd dat de vennootschap bij slachterij[medeverdachte] paarden ter slachting heeft aangeboden, vergezeld gaande van vervalste paardenpaspoorten.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer en overweegt dat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de betrokken keuringsarts(en) die de paarden en de paardenpaspoorten kregen aangeboden niet op de hoogte was/waren van de valsheden, gepleegd door de vennoten. Daaraan doet niet af dat, zo dit al is komen vast te staan,[medeverdachte] wetenschap had van de vervalsingen en het gebruik daarvan door verdachten. Het zijn de vennoten geweest die de paarden met paspoorten bij de slachterij ter slachting aanboden aan de dierenartsen ten behoeve van de – in de toepasselijke regelgeving voorgeschreven – keuring voorafgaand aan de slachting. Bij deze keuring wordt immers vastgesteld of de ter slachting aangeboden dieren geschikt zijn voor humane consumptie.
Omdat is komen vast te staan dat de paardenpaspoorten horende bij de paarden [naam 8], [naam 9] en [naam 10] nog niet aan de betrokken keuringsarts waren aangeboden ten tijde van de doorzoeking op 7 augustus 2012 maar zich op dat moment in een vrachtwagen bevonden, geparkeerd op het terrein van de slachterij, dient vrijspraak te volgen van feit 2 op deze onderdelen omdat het gebruik maken er volgens de tenlastelegging in bestaat dat de paarden ter slachting zijn aangeboden vergezeld gaande van de bijbehorende (vervalste) paspoorten. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat de paarden [naam 8] en [naam 10] zich op het bewuste moment zelfs nog in de verzamelstal in[plaats] bevonden.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank de bewijsmiddelen in een aparte bewijsmiddelenbijlage opnemen dat gehecht wordt aan dit vonnis en dat daarvan deel uit maakt.
Over de afzonderlijke paardenpaspoorten overweegt de rechtbank als volgt.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 1] (zaak 1):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige die was voorzien van transpondernummer [nummer 7]. Om ervoor te zorgen dat deze paardachtige geslacht kon worden voor menselijke consumptie hebben de vennoten voor dit niet geregistreerde dier een barcodesticker aangebracht met het aangehaalde transpondernummer, een valse stempel van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland (hierna KWPN) in het paspoort gezet als ware dit paard daar geregistreerd en hebben zij een los medisch inlegvel bijgevoegd als ware dit losse vel op 19 oktober 2009 uitgegeven door de KWPN om aan te tonen dat het paard geschikt was voor de slacht voor menselijke consumptie. De rechtbank acht het sub 1 ten laste gelegde onder het eerste gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het eerste gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 2] (zaak 2):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige die was voorzien van transponder [nummer 8] en over een origineel paardenpaspoort NHS voor het paard met dat transpondernummer maar dat het hen ontbrak aan informatie over de medische behandelingen zodat niet duidelijk was of het paard geschikt was voor de slacht voor menselijke consumptie. De vennoten hebben een vals medisch inlegval toegevoegd om te doen voorkomen dat het paard geslacht kon worden voor menselijke consumptie.
Van het verwijt dat valselijk een stempel KWPN is ingezet in het paspoort spreekt de rechtbank verdachte vrij omdat die stempel niet in het paspoort is gezet maar op het losse vel. Voor het overige acht de rechtbank het sub 1 ten laste gelegde onder het tweede gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het tweede gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
In reactie op het verweer dat het invoegen van een vals inlegvel het hele paspoort nog niet vals maakt overweegt de rechtbank als volgt. Indien een los medisch inlegvel bij een paardenpaspoort wordt aangeboden, dan dient dit medische inleg in overeenstemming te zijn met de waarheid. Wanneer verdachte ervoor kiest om het paardenpaspoort te voorzien van een vals medisch inlegvel, wordt daarmee een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. In die zin wordt het paspoort, dat in combinatie met het inlegvel een of meerdere bewijsfunctie(s) heeft, daardoor vervalst. Dat de regelgeving de invoeging van een dergelijk vel al dan niet vereist doet daaraan niet af.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 3] (zaak 3):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat het label met nummer [nummer 2] horende bij paard [naam 4] op 9 juli 2012 is uitgeprint vanuit de computer in gebruik bij de vennoten en vervolgens is geplakt in het paardenpaspoort van het paard [naam 3] en dat voor het aanbieden van het paard [naam 4] ter slachting aan de keuringsarts door verdachte een vals paspoort, namelijk dat van [naam 3] voorzien van het nummer van [naam 4], is gebruikt.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het derde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het derde gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 5] (zaak 4):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige die was voorzien van transponder [nummer 3], onder welk nummer in Frankrijk een paard stond geregistreerd onder de naam [naam 6].
Deze paardachtige beschikte niet over een geldig paardenpaspoort, dan wel beschikte deze paardachtige over een paardenpaspoort waarin was opgenomen dat deze niet bestemd was voor de slacht voor menselijke consumptie.
De vennootschap had wel de beschikking over een origineel paardenpaspoort voor het paard [naam 5].
De barcodestickers met vermelding [nummer 3] zijn door de vennoten zelf gefabriceerd en deze zijn aangebracht in het originele paardenpaspoort dat behoort bij de paardachtige [naam 5] op de pagina’s Certificat D’origine, Certificat D’inscription.
Dit paardenpaspoort is valselijk opgemaakt en gebruikt om een paardachtige met transponder [nummer 3] die niet geslacht mocht worden voor menselijke consumptie, aan te bieden ter slachting voor menselijke consumptie.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het vierde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het vierde gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 7] (zaak 4):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige die was voorzien van transponder 250259802518911 en die in Frankrijk stond geregistreerd onder de naam [naam 7].
Bij dit paardenpaspoort is een vals los vel traitement médicamenteux (behorende bij paardenpaspoorten waarin dit ontbreekt) opgemaakt en ingevoegd om te doen voorkomen dat dit los vel bij dit paardenpaspoort is uitgegeven en dat op 15.... 2012 de bestemming peut-être destiné à l‘abbatage pour la consommation humaine is vastgelegd op dit traitement médicamenteux. Anders dan door de raadsman is betoogd bevindt zich het losse medische inlegvel wel in het procesdossier: document 105a p. 1201.
Dit paardenpaspoort en valselijk opgemaakt traitement médicamenteux zijn gebruikt om een paardachtige met transponder 250259802518911 die niet geslacht had mogen worden voor menselijke consumptie, aan te bieden ter slachting voor menselijke consumptie.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het vijfde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het aldus vervalste paspoort aangeboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het vijfde gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
In reactie op het verweer dat het invoegen van een vals inlegvel het hele paspoort nog niet vals maakt overweegt de rechtbank als volgt. Indien een los medisch inlegvel bij een paardenpaspoort wordt aangeboden, dan dient dit medische inleg in overeenstemming te zijn met de waarheid. Wanneer verdachte ervoor kiest om het paardenpaspoort te voorzien van een vals medisch inlegvel, wordt daarmee een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. In die zin wordt het paspoort, dat in combinatie met het inlegvel een of meerdere bewijsfunctie(s) heeft, daardoor vervalst. Dat de regelgeving de invoeging van een dergelijk vel al dan niet vereist doet daaraan niet af.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 8] (zaak 4):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige voorzien van transponder[nummer 4] waarvan niet duidelijk was of deze paardachtige geslacht mocht worden voor menselijke consumptie. Het paard was niet geregistreerd bij de Nederlandse en Belgische betrokken productschappen. De vennoten hebben het label met nummer[nummer 4] uitgeprint en geplakt in het paardenpaspoort van het paard, een valse stempel van de KWPN geplaatst op het paspoort als ware het paard bij die vereniging geregistreerd en het paardenpaspoort voorzien van een los medisch inlegvel met een stempelafdruk van de KWPN als ware dit op 18 september 2009 door die vereniging afgegeven.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 1, het zesde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 9] (zaak 5):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige met transponder [nummer 5] waarvan niet duidelijk was of deze paardachtige geslacht mocht worden voor menselijke consumptie. De vennoten hebben een barcodesticker met het transpondernummer aangebracht op het FEI-paspoort met daarbij een valse stempelafdruk van de KWPN en het paspoort voorzien van een los medisch inlegvel als ware dit vel op 18 augustus 2009 afgegeven door die vereniging. De rechtbank overweegt daarbij nog dat de KWPN, volgens getuige [getuige] van KWPN, niet de bevoegde instantie is als het gaat om FEI-paspoorten.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het zevende gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 10] (zaak 5):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat de vennootschap beschikte over een paardachtige met transponder 528224000982300 en over een paardenpaspoort voor het paard [naam 10]. Van de eerstbedoelde paardachtige was niet bekend of deze geslacht mocht worden voor menselijke consumptie. De vennoten hebben valse stempelafdrukken gezet van de KNHS (Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie) om te doen voorkomen dat de paardachtige stond geregistreerd bij de KNHS.
In de tenlastelegging staat niet opgenomen dat het transpondernummer 528224000982300 was vermeld in het paspoort terwijl dit een niet-geregistreerde paardachtige. Daarentegen is in de tenlastelegging opgenomen dat het nummer [nummer 6] in het paspoort is vermeld terwijl dit een niet-geregistreerde paardachtige zou zijn. Nu het transpondernummer [nummer 6] evenwel hoort bij een geregistreerd paard, wordt de vennootschap en dus ook verdachte, als feitelijk leidinggever, wat betreft dit onderdeel vrijgesproken.
Daderschap van de rechtspersoon en feitelijk leidinggeven
Over het vraagstuk van het daderschap van de rechtspersoon overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens de wetsgeschiedenis kan een rechtspersoon ingevolge artikel 51 Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Of een (verboden) gedraging redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de rechtspersoon, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval en de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt is dat de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Zoals de officier van justitie en ook de raadsman hebben verwoord is hiervan sprake indien zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
[verdachte] is op 1 januari 2002 opgericht en de vennoten zijn gelijkelijk bevoegd. Volgens het uittreksel Kamer van Koophandel betreffen de activiteiten “africhtstal en handelstal in paarden”. [6]
In de inleiding heeft de rechtbank vastgesteld dat vanaf medio maart 2012 door verdachte wekelijks paarden ter slachting werden aangeboden bij voormelde slachtplaats. Verder staat vast dat [verdachte] in de periode vanaf augustus 2011 een groot aantal paarden [7] liet slachten bij slachterij[medeverdachte], en dat het slachten van paarden de overige handelsactiviteiten in toenemende mate overtrof [8] .
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat het de beide vennoten, de[verdachte], zelf waren die de paarden tezamen met de door henzelf vervalste paardenpaspoorten aanboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts met het doel de paarden te laten slachten voor menselijke consumptie. Kortom, het zijn de vennoten zelf die de aan verdachte verweten gedragingen telkens hebben verricht. Deze gedragingen zijn verdachte dienstig geweest en deze pasten in de normale bedrijfsvoering. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze gedragingen zijn toe te rekenen aan de rechtspersoon. De omstandigheid dat de registratie van de bedrijfsactiviteiten in het Handelsregister geen melding maakt van het slachten van paarden doet er niet aan af dat het slachten van paarden ten tijde van de verweten gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering zoals die feitelijk plaatsvond.
Het zijn aldus de beide vennoten, de[verdachte], zelf geweest die de paarden tezamen met de door henzelf vervalste paardenpaspoorten aanboden aan de keuringsarts met het doel de paarden te laten slachten voor menselijke consumptie en zij hebben de aan vennootschap verweten gedragingen telkens verricht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt.
Uit de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat de rol van verdachte ten opzichte van zijn medeverdachte broer[naam 11] niet zodanig beperkt of ondergeschikt was dat ten aanzien van verdachte niet gesproken kan worden van het feitelijk leiding geven aan de verboden gedraging. In dit verband kan (onder meer) gewezen worden op de rol van verdachte rondom de in het dossier beschreven gang van zaken rondom het aangetroffen (valse) medische inlegvel van het paard [naam 12], de inwisselbare rollen die verdachte met zijn medeverdachte broer[naam 11] – aldus de diverse als getuigen gehoorde keuringsdierenartsen - speelde bij de aanbieding van de paarden ter keuring alsmede de telefoontapgesprekken, waaruit van een actieve bemoeienis van de verdachte blijkt om het onderzoek te frustreren.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
1.
[verdachte] op tijdstippen in de periode van 1 juli 2012 tot en met 7 augustus 2012 in Nederland, opzettelijk paardenpaspoorten en medisch inlegvellen - telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens
valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft vervalst of
heeft laten vervalsen, door telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]” te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 7] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van die
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]" te voorzien van:
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]" te voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dit paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer[nummer 4] en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van deze
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 5] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van deze
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]" op meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie zonder toestemming en medeweten van deze
federatie;
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feiten telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
in de periode van 1 juli 2012 tot en met 7 augustus 2012
in de gemeente Sint-Michielsgestel,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste paardenpaspoorten, te weten:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]",
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat verdachte een
paard ter slachting (voor humane consumptie) heeft aangeboden bij
slachterij[medeverdachte] vergezeld gaande van bovengenoemd vervalst paardenpaspoort en bestaande die vervalsing telkens hierin dat:
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]” te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 7] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van die
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]" te voorzien van:
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]" te voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dit paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
de humane consumptie,
zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feiten telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de in verzekering doorgebrachte dag.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat in geval van enige bewezenverklaring de rol die verdachte heeft gespeeld bij de feiten dermate veel kleiner is geweest dan de rol die zijn broer heeft gespeeld dat daarmee in de strafmaat rekening dient te worden gehouden. Aangevoerd is voorts dat verdachte schade heeft geleden als gevolg van het rigoureuze euthanaseren van alle paarden op de actiedag en alle media-aandacht. De raadsman heeft tot slot gewezen op het blanco strafblad van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever van de vennootschap schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van valse geschriften door paarden waarvan niet duidelijk was dat zij geschikt waren voor menselijke consumptie te laten slachten en de karkassen te verkopen aan een Italiaanse handelaar in o.a. paardenvlees.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van valse geschriften door paarden waarvan niet duidelijk was dat zij geschikt waren voor menselijke consumptie te laten slachten en de karkassen te verkopen aan een Italiaanse handelaar in o.a. paardenvlees.
Door deze handelwijze is de integriteit van de vleesketen welbewust in gevaar gebracht.
Verdachte heeft daarbij uitsluitend gehandeld uit geldelijk gewin. Verdachte was zich er goed van bewust dat bij het (toenmalige) overvloedig aanbod van gebruikspaarden een paard dat - om wat voor reden ook - niet geschikt is voor menselijke consumptie, nauwelijks marktwaarde heeft, maar daarentegen veeleer een kostenpost vertegenwoordigt, (de kosten van destructie) indien de bezitter er toch van af wil. Het “omkatten” van die door verdachte opgekochte paarden door de papieren te vervalsen had dus enkel tot doel om de verkoopopbrengst voor verdachte te verhogen.
Verdachte heeft het vertrouwen van de consument in de veiligheid van de kwaliteit van vlees geschonden door op een vrij eenvoudige wijze geld te verdienen. Dat verdachte er in slaagde geruime tijd controlerende instanties om de tuin te leiden is geen reden om verdachte de feiten minder aan te rekenen, integendeel: verdachte heeft aldus langere tijd misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de samenleving stelt in de betrouwbaarheid en integriteit van partijen zoals verdachte als toeleverancier van voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen.
Dat verdachte ogenschijnlijk een kleinere rol had in het vervalsen van documenten dan zijn broer, is voor de rechtbank geen reden om aan verdachte een geringere straf op te leggen dan aan zijn broer. De broer van verdachte is fulltime werkzaam voor de vennootschap en verdachte niet, maar beide broers zijn op gelijke voet verantwoordelijk voor de vennootschap en verdachte had niet alleen wetenschap van de verboden gedragingen maar droeg daaraan ook zelf actief bij. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn broer wel had gewaarschuwd, maar aan die protesten heeft hij geen vervolg gegeven toen hem bleek dat zijn broer zich van zijn waarschuwingen kennelijk niets aantrok, bijvoorbeeld door het samenwerkingsverband met zijn broer te beëindigen. Vast moet worden gesteld dat verdachte tot op het allerlaatst actief betrokken is gebleven bij de verboden gedragingen, zoals blijkend uit de gang van zaken rondom het onder verdachte aangetroffen valse medisch inlegvel van het paard [naam 12].
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenis straf echter voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte ter zake strafbare feiten soortgelijk aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten niet eerder is veroordeeld en de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bij het formuleren van haar eis tot uitgangspunt heeft genomen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 51, 57, 225.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon,
terwijl de schuldige hieraan feitelijk leiding heeft gegeven;
T.a.v. feit 2:
opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift, als bedoeld in artikel
225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en
onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl de
schuldige hieraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2
jaren.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 16 juni 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, genummerd 89170.
2.Het startproces-verbaal AMB-01, p. 480 ev.
3.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 68994, AMB-03, p. 504.
4.Het proces-verbaal AMB-04, p. 608.
5.Verklaring van medeverdachte[medeverdachte], p. 176.
6.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 75.
7.Een aantal van 3147 wordt genoemd in het proces-verbaal op p. 33.
8.Aldus [verdachte] ter terechtzitting.