ECLI:NL:RBOBR:2014:3107

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
01/997017-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in paardenvleesexport en valsheid in geschrift met betrekking tot paardenpaspoorten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hier aangeduid als [verdachte], die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van vervalste paardenpaspoorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 januari 2011 en 7 augustus 2012 opzettelijk meerdere paardenpaspoorten en medische inlegvellen heeft vervalst, met als doel deze te gebruiken voor de slacht van paarden die niet geschikt waren voor humane consumptie. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bewijsmiddelen die zijn gepresenteerd tijdens de zitting, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbalen van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedragingen van de vennoten van de rechtspersoon toerekenbaar zijn aan de rechtspersoon zelf, aangezien deze handelingen plaatsvonden in de normale bedrijfsvoering van de vennootschap. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de gedragingen niet passen binnen de normale bedrijfsvoering, verworpen. De rechtbank heeft ook het verweer van de verdediging dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat de omstandigheden van de medeverdachte niet gelijk te stellen zijn aan die van de verdachte.

De rechtbank heeft een geldboete van € 60.000 opgelegd en de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de impact op de integriteit van de vleesketen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervalsen van documenten en het in de handel brengen van vlees dat niet geschikt was voor menselijke consumptie, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997017-12
Datum uitspraak: 16 juni 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

gevestigd te [plaats 1],[adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2011 tot en met 7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze en/of
Sint-Michielsgestel, althans in Nederland, opzettelijk 8, althans een of meer
paardenpaspoort(en) en/of medisch inlegvel(len) - (telkens) zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens)
valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft vervalst of
heeft laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd met de
waarheid:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]"(DOC 104 pg
1199 proces-verbaal) op een of meerdere plaats(en) te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer[nummer 1] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]"(DOC 106 pg 1202
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de
Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]"(DOC 101 pg 1195
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]"(DOC 107 pg 1203
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]"(DOC 105 pg 1200
proces-verbaal) te voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dit paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]"(DOC 99 pg 1188
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 4] en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]"(DOC 100 pg 1192
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 5] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]"(DOC 102 pg 1196
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 6] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of van een
stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie zonder toestemming en/of medeweten van deze
federatie;
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 augustus 2012
in de gemeente Bernheze en/of Sint-Michielsgestel, althans in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
paardenpaspoort(en), te weten:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]"(DOC 104 pg
1199 proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]"(DOC 106 pg 1202
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]"(DOC 101 pg 1195
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]"(DOC 107 pg 1203
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]"(DOC 105 pg 1200
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]"(DOC 99 pg 1188
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]"(DOC 100 pg 1192
proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]"(DOC 102 pg 1196
proces-verbaal),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat verdachte (telkens) (een)
paard(en) ter slachting (voor humane consumptie) heeft aangeboden bij
slachterij [medeverdachte] (telkens) vergezeld gaande van bovengenoemd(e) vals(e)
en/of vervalst(e) paardenpaspoort(en) en bestaande die valsheid of vervalsing
telkens hierin dat:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]"(DOC 104 pg
1199 proces-verbaal) op een of meerdere plaats(en) was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer[nummer 1] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]"(DOC 106 pg 1202
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die
vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de
Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]"(DOC 101 pg 1195
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]"(DOC 107 pg 1203
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]"(DOC 105 pg 1200
proces-verbaal) was voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]"(DOC 99 pg 1188
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 4] en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]"(DOC 100 pg 1192
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 5] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze
vereniging en/of
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]"(DOC 102 pg 1196
proces-verbaal) op een of meerdere plaatsen was voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 6] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie zonder toestemming en/of medeweten van deze federatie;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten dan wel kennelijke omissies voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd respectievelijk aangevuld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Namens verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging omdat, zoals hieronder is vermeld, aan medeverdachte [medeverdachte] een buitengerechtelijke afdoening is aangeboden, terwijl deze medeverdachte door zijn nauwe samenwerking met de vennoten van [verdachte] op de hoogte was van de valsheden en het gebruik van de vervalste paardenpaspoorten.
De rechtbank vat het verweer van de raadsman op als een handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel door verdachte en de vennoten ter terechtzitting te dagvaarden en de medeverdachte [medeverdachte] niet. Door schending van het gelijkheidsbeginsel dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, zo heeft de raadsman betoogd.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Dat [medeverdachte] niet is gedagvaard houdt niet in dat verdachte ten onrechte is gedagvaard. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de bewering van verdachte, welke juistheid voor de rechtbank bij gebreke aan onderbouwing niet is komen vast te staan, zal ook verdachte moeten onderkennen dat het (zelf) actief vervalsen en bezigen van vervalste paardenpaspoorten in strafrechtelijke zin niet op gelijke voet kan worden geplaatst met de enkele wetenschap dat anderen zich daarmee bezig houden en in het gebruik daarvan vervolgens bewilligen, althans dit niet tegengaan. Daargelaten of aan de overige voorwaarden is voldaan voor het vrij uitzonderlijke geval dat op grond van het gelijkheidsbeginsel de officier niet in de vervolging ontvankelijk is, gaat het verweer reeds niet op bij gebreke van de vereiste mate van gelijkheid van de verweten feiten dan wel de verwijtbaarheid ervan. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in de vervolging kan worden ontvangen.
Er zijn tot slot geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bespreking van de feiten en bewijsoverwegingen.

Inleiding. [1]
Na overdracht van een startproces-verbaal op 24 juli 2012 is het onderzoek Binnendieze gestart dat zich richtte op onder meer:
  • het opzettelijk vervalsen van paardenpaspoorten;
  • het slachten en laten slachten van paarden voor de humane consumptie die niet geschikt zijn voor humane consumptie;
  • het in de humane handel brengen van vlees dat daarvoor niet geschikt is.
Tijdens een overleg bij het Productschap Vee en Vlees (hierna PVE) is het signaal geuit dat met name bij slachtplaats[medeverdachte] in[plaats 2] grote aantallen paarden werden geslacht en dat het PVE diverse onregelmatigheden had vastgesteld in de administratieve verwerking hiervan. [3]
Het was [verbalisant 1], informatierechercheur van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit bekend geworden dat vanaf medio maart 2012 door verdachte wekelijks paarden ter slachting werden aangeboden bij voormelde slachtplaats. [4]
Het na de slacht verkregen vlees werd door verdachte aan [bedrijf 1] in Italië verkocht. [5]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 2 juni 2014 meegedeeld dat de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] buitengerechtelijk is afgedaan door middel van een transactie maar dat aan [medeverdachte] een ander verwijt is gemaakt dan aan verdachte, namelijk het overtreden van de toen geldende Regeling Vleeskeuring.
Aan de vennootschap [verdachte] en de beide vennoten wordt ten laste gelegd
-kortgezegd- het plegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van vervalste paardenpaspoorten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van de in het schriftelijke requisitoir vermelde bewijsmiddelen de beide feiten integraal wettig en overtuigend bewezen geacht.
De officier van justitie heeft uitvoerig aandacht besteed aan de vraag naar het daderschap van de rechtspersoon en heeft op na te melden gronden geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten aan de vennootschap kunnen worden toegerekend:
- Het gaat om handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een
dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde werkzaam was/is ten behoeve van de
rechtspersoon, te weten de beide vennoten, te weten de [verdachte], alsmede enkele personeelsleden zoals chauffeurs.
- De gedragingen passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, het
gaat immers om handelingen met betrekking tot de handel in paarden;
- De gedragingen zijn de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem
uitgeoefende bedrijf, er werd immers geld mee verdiend;
- De rechtspersoon vermocht erover beschikken of de gedragingen al dan niet
zouden plaatsvinden en zodanig vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke
gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van zorg die in
redelijkheid van de rechtspersoon gevergd kan worden met het oog op voorkoming van de gedragingen. Immers, [verdachte] kon in beginsel
beschikken over wat er met de paarden gebeurde. [verdachte] was
eigenaar van de paarden. Dat betekent dus ook dat de rechtspersoon invloed had
op de paspoorten en VKI-formulieren die bij de paarden hoorden, de aankoop
van de paarden, het transport van de paarden en het aanleveren van de paarden bij het slachthuis. [verdachte] kon over alle genoemde gedragingen
beschikken dan wel rustte op haar de zorgplicht om in redelijkheid al datgene te
doen wat van haar gevergd kon worden om deze gedragingen op de juiste wijze te doen plaatsvinden met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat de gedragingen van de natuurlijke personen niet kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon omdat de gedragingen niet passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Het handelen in paarden ten behoeve van de slacht is geen reguliere activiteit van de rechtspersoon en de rechtspersoon heeft ook niets aan de gedragingen van de natuurlijke personen gehad.
De raadsman heeft met betrekking tot het paardenpaspoort behorende bij de paarden [naam 2] en [naam 8] zoals in feit 1 ten laste gelegd aangevoerd dat uit de regelgeving niet is af te leiden dat het invoegen van een vals inlegvel het hele paspoort vals maakt, zodat van het onderdeel “vals paspoort” hier dient te worden vrijgesproken. Nu feit 2 slechts ziet op het valse paspoort dient ook vrijspraak te volgen voor feit 2 wat betreft de paarden [naam 2] en [naam 8].
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde wat betreft de paardenpaspoorten behorende bij de paarden [naam 7] en [naam 9] is vrijspraak bepleit voor het onderdeel “inlegvel” omdat deze telkens niet is aangetroffen. Nu de tenlastelegging in feit 2 wat betreft het paard [naam 7] enkel het valse inlegvel is ten laste gelegd dient vrijspraak te volgen omdat het vals zijn van het inlegvel niet kan worden aangetoond.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde wat betreft het paardenpaspoort behorende bij het paard [naam 10] is vrijspraak bepleit omdat het transpondernummer wel te traceren is.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat nu [medeverdachte] wist van de onechtheid en valsheid van de stukken niet aan de vennoten van verdachte kan worden verweten dat zij de papieren aan [medeverdachte] hebben aangeboden als ware deze echt en onvervalst, zodat vrijspraak dient te volgen. Daarbij heeft de raadsman nog opgemerkt dat de tenlastelegging niet ziet op het traject na [medeverdachte].
Bespreking van het verweer over feit 2 en deelvrijspraken in feit 2.
Het verwijt dat aan de vennootschap wordt gemaakt is kort gezegd dat verdachte bij slachterij [medeverdachte] paarden ter slachting heeft aangeboden, vergezeld gaande van vervalste paardenpaspoorten.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer en overweegt dat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de betrokken keuringsarts(en) die de paarden en de paardenpaspoorten kregen aangeboden niet op de hoogte was/waren van de valsheden, gepleegd door de vennoten. Daaraan doet niet af dat, zo dit al is komen vast te staan, [medeverdachte] wetenschap had van de vervalsingen en het gebruik daarvan door verdachten. Het zijn de vennoten geweest die de paarden met paspoorten bij de slachterij ter slachting aanboden aan de dierenartsen ten behoeve van de – in de toepasselijke regelgeving voorgeschreven – keuring voorafgaand aan de slachting. Bij deze keuring wordt immers vastgesteld of de ter slachting aangeboden dieren geschikt zijn voor humane consumptie.
Omdat is komen vast te staan dat de paardenpaspoorten horende bij de paarden [naam 8], [naam 9] en [naam 10] nog niet aan de betrokken keuringsarts waren aangeboden ten tijde van de doorzoeking op 7 augustus 2012 maar zich op dat moment in een vrachtwagen bevonden, geparkeerd op het terrein van de slachterij, dient vrijspraak te volgen van feit 2 op deze onderdelen omdat het gebruik maken er volgens de tenlastelegging in bestaat dat de paarden ter slachting zijn aangeboden vergezeld gaande van de bijbehorende (vervalste) paspoorten. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat de paarden [naam 8] en [naam 10] zich op het bewuste moment zelfs nog in de verzamelstal in [plaats 3] bevonden.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank de bewijsmiddelen in een aparte bewijsmiddelenbijlage opnemen dat gehecht wordt aan dit vonnis en dat hiervan deel uit maakt.
Over de afzonderlijke paardenpaspoorten overweegt de rechtbank als volgt.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 1] (zaak 1):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige die was voorzien van transpondernummer [nummer 1]. Om ervoor te zorgen dat deze paardachtige geslacht kon worden voor menselijke consumptie hebben de vennoten voor dit niet geregistreerde dier een barcodesticker aangebracht met het aangehaalde transpondernummer, een valse stempel van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland (hierna KWPN) in het paspoort gezet als ware dit paard daar geregistreerd en hebben zij een los medisch inlegvel bijgevoegd als ware dit losse vel op 19 oktober 2009 uitgegeven door de KWPN om aan te tonen dat het paard geschikt was voor de slacht voor menselijke consumptie. De rechtbank acht het sub 1 ten laste gelegde onder het eerste gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij [medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het eerste gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 2] (zaak 2):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige die was voorzien van transponder [nummer 7] en over een origineel paardenpaspoort NHS voor het paard met dat transpondernummer maar dat het hen ontbrak aan informatie over de medische behandelingen zodat niet duidelijk was of het paard geschikt was voor de slacht voor menselijke consumptie. De vennoten hebben een vals medisch inlegval toegevoegd om te doen voorkomen dat het paard geslacht kon worden voor menselijke consumptie.
Van het verwijt dat valselijk een stempel KWPN is ingezet in het paspoort spreekt de rechtbank verdachte vrij omdat die stempel niet in het paspoort is gezet maar op het losse vel. Voor het overige acht de rechtbank het sub 1 ten laste gelegde onder het tweede gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij [medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het tweede gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
In reactie op het verweer dat het invoegen van een vals inlegvel het hele paspoort nog niet vals maakt overweegt de rechtbank als volgt. Indien een los medisch inlegvel bij een paardenpaspoort wordt aangeboden, dan dient dit medische inleg in overeenstemming te zijn met de waarheid. Wanneer verdachte ervoor kiest om het paardenpaspoort te voorzien van een vals medisch inlegvel, wordt daarmee een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. In die zin wordt het paspoort, dat in combinatie met het inlegvel een of meerdere bewijsfunctie(s) heeft, daardoor vervalst. Dat de regelgeving de invoeging van een dergelijk vel al dan niet vereist doet daaraan niet af.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 3] (zaak 3):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat het label met nummer [nummer 2] horende bij paard [naam 4] op 9 juli 2012 is uitgeprint vanuit de computer in gebruik bij de vennoten en vervolgens is geplakt in het paardenpaspoort van het paard [naam 3] en dat voor het aanbieden van het paard [naam 4] ter slachting aan de keuringsarts door verdachte een vals paspoort, namelijk dat van [naam 3] voorzien van het nummer van [naam 4], is gebruikt.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het derde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij [medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het derde gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 5] (zaak 4):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige die was voorzien van transponder [nummer 3], onder welk nummer in Frankrijk een paard stond geregistreerd onder de naam [naam 6].
Deze paardachtige beschikte niet over een geldig paardenpaspoort, dan wel beschikte deze paardachtige over een paardenpaspoort waarin was opgenomen dat deze niet bestemd was voor de slacht voor menselijke consumptie.
Verdachte had wel de beschikking over een origineel paardenpaspoort voor het paard [naam 5].
De barcodestickers met vermelding [nummer 3] zijn door de vennoten zelf gefabriceerd en deze zijn aangebracht in het originele paardenpaspoort dat behoort bij de paardachtige [naam 5] op de pagina’s Certificat D’origine, Certificat D’inscription.
Dit paardenpaspoort is valselijk opgemaakt en gebruikt om een paardachtige met transponder [nummer 3] die niet geslacht mocht worden voor menselijke consumptie, aan te bieden ter slachting voor menselijke consumptie.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het vierde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het vervalste paspoort aangeboden bij slachterij [medeverdachte] aan de keuringsarts ten behoeve van de slacht zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het vierde gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 7] (zaak 4):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige die was voorzien van transponder [nummer 8] en die in Frankrijk stond geregistreerd onder de naam [naam 7].
Bij dit paardenpaspoort is een vals los vel traitement médicamenteux (behorende bij paardenpaspoorten waarin dit ontbreekt) opgemaakt en ingevoegd om te doen voorkomen dat dit los vel bij dit paardenpaspoort is uitgegeven en dat op 15.... 2012 de bestemming peut-être destiné à l‘abbatage pour la consommation humaine is vastgelegd op dit traitement médicamenteux. Anders dan door de raadsman is betoogd bevindt zich het losse medische inlegvel wel in het procesdossier: document 105a p. 1201.
Dit paardenpaspoort en valselijk opgemaakt traitement médicamenteux zijn gebruikt om een paardachtige met transponder [nummer 8] die niet geslacht had mogen worden voor menselijke consumptie, aan te bieden ter slachting voor menselijke consumptie.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het vijfde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het paard is tezamen met het aldus vervalste paspoort aangeboden bij slachterij[medeverdachte] aan de keuringsarts zodat de rechtbank ook het sub 2 ten laste gelegde onder het vijfde gedachtenstreepje wettig en overtuigend bewezen acht.
In reactie op het verweer dat het invoegen van een vals inlegvel het hele paspoort nog niet vals maakt overweegt de rechtbank als volgt. Indien een los medisch inlegvel bij een paardenpaspoort wordt aangeboden, dan dient dit medische inleg in overeenstemming te zijn met de waarheid. Wanneer verdachte ervoor kiest om het paardenpaspoort te voorzien van een vals medisch inlegvel, wordt daarmee een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. In die zin wordt het paspoort, dat in combinatie met het inlegvel een of meerdere bewijsfunctie(s) heeft, daardoor vervalst. Dat de regelgeving de invoeging van een dergelijk vel al dan niet vereist doet daaraan niet af.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 8] (zaak 4):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige voorzien van transponder [nummer 4] waarvan niet duidelijk was of deze paardachtige geslacht mocht worden voor menselijke consumptie. Het paard was niet geregistreerd bij de Nederlandse en Belgische betrokken productschappen. De vennoten hebben het label met nummer [nummer 4] uitgeprint en geplakt in het paardenpaspoort van het paard, een valse stempel van de KWPN geplaatst op het paspoort als ware het paard bij die vereniging geregistreerd en het paardenpaspoort voorzien van een los medisch inlegvel met een stempelafdruk van de KWPN als ware dit op 18 september 2009 door die vereniging afgegeven.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 1, het zesde gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 9] (zaak 5):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige met transponder [nummer 5] waarvan niet duidelijk was of deze paardachtige geslacht mocht worden voor menselijke consumptie. De vennoten hebben een barcodesticker met het transpondernummer aangebracht op het FEI-paspoort met daarbij een valse stempelafdruk van de KWPN en het paspoort voorzien van een los medisch inlegvel als ware dit vel op 18 augustus 2009 afgegeven door die vereniging. De rechtbank overweegt daarbij nog dat de KWPN, volgens getuige [getuige] van KWPN, niet de bevoegde instantie is als het gaat om FEI-paspoorten.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder het zevende gedachtenstreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
- paardenpaspoort behorende bij paard [naam 10] (zaak 5):
De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte beschikte over een paardachtige met transponder [nummer 9] en over een paardenpaspoort voor het paard [naam 10]. Van de eerstbedoelde paardachtige was niet bekend of deze geslacht mocht worden voor menselijke consumptie. De vennoten hebben valse stempelafdrukken gezet van de KNHS (Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie) om te doen voorkomen dat de paardachtige stond geregistreerd bij de KNHS.
In de tenlastelegging staat niet opgenomen dat het transpondernummer [nummer 9] was vermeld in het paspoort terwijl dit een niet-geregistreerde paardachtige. Daarentegen is in de tenlastelegging opgenomen dat het nummer [nummer 6] in het paspoort is vermeld terwijl dit een niet-geregistreerde paardachtige zou zijn. Nu het transpondernummer [nummer 6] evenwel hoort bij een geregistreerd paard, wordt verdachte wat betreft dit eerste onderdeel vrijgesproken.
Daderschap van de rechtspersoon
Over het vraagstuk van het daderschap van de rechtspersoon overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens de wetsgeschiedenis kan een rechtspersoon ingevolge artikel 51 Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Of een (verboden) gedraging redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de rechtspersoon, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval en de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt is dat de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Zoals de officier van justitie en ook de raadsman hebben verwoord is hiervan sprake indien zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
[verdachte] is op 1 januari 2002 opgericht en de vennoten zijn gelijkelijk bevoegd. Volgens het uittreksel Kamer van Koophandel betreffen de activiteiten “africhtstal en handelstal in paarden”. [6]
In de inleiding heeft de rechtbank vastgesteld dat vanaf medio maart 2012 door verdachte wekelijks paarden ter slachting werden aangeboden bij voormelde slachtplaats. Verder staat vast dat [verdachte] in de periode vanaf augustus 2011 een groot aantal paarden [7] liet slachten bij slachterij [medeverdachte], en dat het slachten van paarden de overige handelsactiviteiten in toenemende mate overtrof [8] .
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat het de beide vennoten, de [verdachte], zelf waren die de paarden tezamen met de door henzelf vervalste paardenpaspoorten aanboden bij slachterij [medeverdachte] aan de keuringsarts met het doel de paarden te laten slachten voor menselijke consumptie. Kortom, het zijn de vennoten zelf die de aan verdachte verweten gedragingen telkens hebben verricht. Deze gedragingen zijn verdachte dienstig geweest en deze pasten in de normale bedrijfsvoering. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze gedragingen zijn toe te rekenen aan de rechtspersoon. De omstandigheid dat de registratie van de bedrijfsactiviteiten in het Handelsregister geen melding maakt van het slachten van paarden doet er niet aan af dat het slachten van paarden ten tijde van de verweten gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering zoals die feitelijk plaatsvond.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2012 tot en met 7 augustus 2012 in Nederland, opzettelijk paardenpaspoorten en medisch inlegvellen - telkens zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens
valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft vervalst of
heeft laten vervalsen, door telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]” te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 1] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van die
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]" te voorzien van:
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]" te voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dit paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
de humane consumptie;
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 8]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 4] en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van deze
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 9]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 5] terwijl dit in
werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren)
niet geregistreerd transpondernummer betrof en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van deze
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
*het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 10]" op meerdere plaatsen te voorzien van:
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie zonder toestemming en medeweten van deze
federatie;
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
in de periode van 1 juli 2012 tot en met 7 augustus 2012
in de gemeente Sint-Michielsgestel,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste paardenpaspoorten, te weten:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]" en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]",
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat verdachte een
paard ter slachting (voor humane consumptie) heeft aangeboden bij
slachterij [medeverdachte] vergezeld gaande van bovengenoemd vervalst paardenpaspoort en bestaande die vervalsing telkens hierin dat:
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 1]” te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 1] terwijl dit in
werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet
geregistreerd transpondernummer betrof en
-
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed
Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en medeweten van die
vereniging en
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 2]" te voorzien van:
-
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden
voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in
werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 3]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 2] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 4]";
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 5]" te voorzien van:
-
- een barcode met transpondernummer [nummer 3] terwijl dit in
werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard
genaamd "[naam 6]";
* het paardenpaspoort behorende bij het paard "[naam 7]" te voorzien van:
-
- een (Frans) medisch inlegvel (Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt
dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane
consumptie, terwijl dit paard in werkelijkheid niet bestemd was voor
de humane consumptie;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een geldboete van € 75.000,- en verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de ernst van de feiten genuanceerd door aandacht te vragen voor de ruimte, in de zin van weinig effectieve controle door of namens overheidsinstanties, die de vennootschap en haar vennoten bij het aanbieden van de slachtpaarden hebben gekregen. Namens verdachte is verder verzocht om matiging van de strafeis omdat verdachte schade heeft geleden als gevolg van het rigoureuze euthanaseren van alle paarden op de actiedag en alle media-aandacht. De raadsman heeft tevens gewezen op het blanco strafblad van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de omstandigheden van verdachte waarin verdachte verkeert waaronder haar draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van valse geschriften door paarden waarvan niet duidelijk was dat zij geschikt waren voor menselijke consumptie te laten slachten en de karkassen te verkopen aan een Italiaanse handelaar in o.a. paardenvlees.
Door deze handelwijze is de integriteit van de vleesketen welbewust in gevaar gebracht.
Verdachte heeft daarbij uitsluitend gehandeld uit geldelijk gewin. Verdachte was zich er goed van bewust dat bij het (toenmalige) overvloedig aanbod van gebruikspaarden een paard dat - om wat voor reden ook - niet geschikt is voor menselijke consumptie, nauwelijks marktwaarde heeft, maar daarentegen veeleer een kostenpost vertegenwoordigt, (de kosten van destructie) indien de bezitter er toch van af wil. Het “omkatten” van die door verdachte opgekochte paarden door de papieren te vervalsen had dus enkel tot doel om de verkoopopbrengst voor verdachte te verhogen.
Verdachte heeft het vertrouwen van de consument in de veiligheid van de kwaliteit van vlees geschonden door op een vrij eenvoudige wijze geld te verdienen. Dat verdachte er in slaagde geruime tijd controlerende instanties om de tuin te leiden is geen reden om verdachte de feiten minder aan te rekenen, integendeel: verdachte heeft aldus langere tijd misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de samenleving stelt in de betrouwbaarheid en integriteit van partijen zoals verdachte als toeleverancier van voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte ter zake strafbare feiten soortgelijk aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten niet eerder is veroordeeld en de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bij het formuleren van haar eis tot uitgangspunt heeft genomen. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de officier van justitie inmiddels een vordering ter ontneming van wederrechtelijk voordeel aanhangig heeft gemaakt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 36b, 36d, 51, 57, 225.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
T.a.v. feit 2:
opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een
geldboetevan
€ 60.000,00.

Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

95 + 329 + 73
stuks paardenpaspoort, 4 stuks microchip met injectiespuit en barcodestickers, een doos met medische inlegvellen en 2 stempels.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 16 juni 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, genummerd 89170.
2.Het startproces-verbaal AMB-01, p. 480 ev.
3.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 68994, AMB-03, p. 504.
4.Het proces-verbaal AMB-04, p. 608.
5.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte], p. 176.
6.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 75.
7.Een aantal van 3147 wordt genoemd in het proces-verbaal op p. 33.
8.Aldus [verdachte] ter terechtzitting.