ECLI:NL:RBOBR:2014:2889

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
SHE 14/1422
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van terrasvergunning wegens overlast door ijssalon

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Helmond over de verlening van een terrasvergunning aan een ijssalon. De verzoeker, woonachtig in de nabijheid van de ijssalon, heeft bezwaar gemaakt tegen de terrasvergunning, omdat hij stelt dat deze leidt tot onaanvaardbare overlast. De burgemeester had eerder op 21 november 2013 de terrasvergunning verleend, maar de verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker al eerder overlast ondervond van de ijssalon, die niet gerelateerd was aan de terrasvergunning, maar aan de exploitatie van de ijssalon zelf. De rechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de impact van de terrasvergunning op het woon- en leefklimaat van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft ernstige twijfels over de houdbaarheid van het standpunt van de burgemeester dat de terrasvergunning geen negatieve invloed zou hebben op de leefomgeving van de verzoeker.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om de terrasvergunning te schorsen, omdat het belang van de verzoeker bij het voorkomen van overlast zwaarder weegt dan het belang van de ijssalon om gebruik te maken van de vergunning. De schorsing geldt totdat er een uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/1422

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2014 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. J.J.T. van Stiphout),
en

de burgemeester van de gemeente Helmond, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Helmus).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf](ijssalon), te [vestigingsplaats]
(gemachtigde: [persoon 1]).

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de ijssalon een terrasvergunning verleend.
Bij besluit van 6 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen hangende die beroepsprocedure.
Bij brieven van 23 april 2014 en 13 mei 2014 heeft verzoeker nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014. Verzoeker is verschenen, bijgestaan zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de ijssalon is verschenen [persoon 1], vennoot van de ijssalon.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende, door partijen niet betwiste, feiten.
1.1
Verzoeker woont op het adres [adres 1] (gemeente Helmond).
De ijssalon is gevestigd aan de [adres 2]. Vóór de komst van de ijssalon, was er op dit adres detailhandel gevestigd. Tussen het pand van de ijssalon en het pand van verzoeker bevindt zich een doorgang.
1.2
Bij besluit van 12 juli 2012 heeft verweerder aan de ijssalon een exploitatievergunning verleend. Aan deze vergunning is onder meer als voorschrift verbonden dat omwonenden geen hinder en/of overlast (onder andere geluid) mogen ondervinden afkomstig uit de inrichting.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de exploitatievergunning. Hij heeft hierbij gesteld dat hij overlast ervaart van de ijssalon. Verweerder heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor de exploitatievergunning in rechte onaantastbaar is geworden.
Op 3 juli 2013 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de ijssalon en verweerder, op verzoek van verzoeker. Verzoeker is niet verschenen bij dit overleg. Tijdens dit overleg is de overlast besproken die verzoeker stelt te ondervinden van de ijssalon. In het verslag van dit overleg is onder meer het volgende vermeld:
“De door [verzoeker] overgelegde foto’s van de overlastsituatie zijn bekeken en besproken. Op de foto’s is te zien dat de fietsen in de doorgang naar de parkeerplaats gestald worden en hiermee deze doorgang versperren.
Om dit te ondervangen zijn er recent een drietal fietsenstallingen geplaatst. Het effect hiervan is dat de fietsen aan de zijde van de ijssalon gestald worden, waardoor de doorgang beter open blijft. In zeer drukke tijden kan er echter nog steeds kortstondig overlast van gestalde fietsen ontstaan.
(…)
Verder is met de [ijssalon] afgesproken dat zij hun klanten erop aanspreken om niet op het muurtje voor het huis van [verzoeker] te gaan zitten. (…)”
1.3
Bij brief van 17 juli 2013 heeft de ijssalon een terrasvergunning aangevraagd. De ijssalon heeft daarbij aangegeven dat het gewenste terras een afmeting van 9,5 meter bij 3,5 meter heeft en dat er drie à vier parasols van drie à vier m2 en een menubord van 0,60 meter bij 1,20 meter worden geplaatst.
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder de door de ijssalon gevraagde terrasvergunning verleend voor de periode van 1 november 2013 tot 1 november 2018. In dit besluit is onder meer het volgende vermeld:
“Mijn besluit om aan uw verzoek tegemoet te komen is gebaseerd op artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008. Het afgiftebeleid is nader uitgewerkt in het Terrassenplan 2011. In het derde en vierde lid van artikel 2.3.1.2 staat een aantal weigeringsgronden opgesomd waaraan uw aanvraag is getoetst. De weigeringsgronden zijn hier niet aan de orde en de aanvraag is in overeenstemming met het Terrassenplan 2011. Eventuele ongewenste (neven)effecten van het te plaatsen terras (waaronder overlast) worden ondervangen door het verbinden van voorschriften aan de vergunning. (…)”
In de bijlage bij het primaire besluit zijn de aan de vergunning verbonden voorschriften opgenomen. Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“ (…)
INRICHTINGS- EN SITUATIEVEREISTEN
4.
Het is niet toegestaan om de tafels en stoelen op een ander trottoir of andere weggedeelten dan aangegeven op de bijgevoegde tekeningnummer 2013.130706 omvang maten, te plaatsen.
5.
Attributen, zoals buisjes, haken of scheerlijnen mogen niet nagelvast in de bestrating worden aangebracht. Bij beschadiging van de bestrating zal de gemeente de reparatiekosten op de vergunninghouder verhalen. Indien het terras niet is geplaatst, mogen er geen parasols aanwezig zijn. Terrasverwarming mag aanwezig zijn, echter deze moet wel voldoen aan technische vereisten en worden aangelegd door een erkend installateur.
6.
Rustige en natuurlijke kleurinstellingen van parasols zijn toegestaan. Reclame op parasols is niet toegestaan. Ten aanzien van reclame en logo’s verwijzen wij u naar het Terrassenplan 2011.
VEILIGHEID
7.
Een ongehinderde doorgang voor voetgangers en het laad- & losverkeer dient te worden gewaarborgd. De breedte van de doorgang is afhankelijk van de situatie ter plaatse, maar bedraagt minimaal 1.50 meter.
8.
Er moet minimaal een vrije doorgang voor hulpdiensten (brandweer, ambulance, politie) zijn, te weten minimaal 3.50 meter.
9.
De vergunninghouder draagt zorg voor de reiniging van de openbare ruimte waarop zijn terras is geplaatst en de directe omgeving. De reiniging dient te geschieden vóórdat de straten door de gemeente (machinaal) worden gereinigd. Indien dit niet gebeurt, zullen de extra reinigingskosten worden verhaald op de vergunninghouder.
10.
Het terras mag niet worden geplaatst of worden verplaatst vóór 08.00 uur. Het terras dient gesloten te zijn om 01.30 uur. Voor opslag van meubilair hoeft geen aparte vergunning te worden aangevraagd voor zover:
- geen opslag tegen bomen, lichtmasten en andere gemeentelijke doelen;
- geen opslag direct tegen de gevel van uw pand;
- meubilair moet worden samengebonden.
ALGEMEEN
11.
Aanwijzingen en bevelen, gegeven door of namens het afdelingshoofd van de politie, de directeur dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer en de commandant brandweer dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.
12.
Door het gebruik maken c.q. door het doen of laten gebruik maken van deze terrasvergunning wordt u geacht de hierin gestelde voorwaarden en elke aansprakelijkheid, welke voor u hieruit voortvloeit te aanvaarden.
13.
Bij wijziging van situatie of vergunninghouder moet een nieuwe terrasvergunning worden aangevraagd. De looptijd van deze vergunning zal niet worden gewijzigd.”
1.5
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt bij verweerder.
2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie Helmond (bezwaarschriftencommissie) van 28 januari 2014. Volgens verweerder is de overlast die verzoeker stelt te ondervinden niet gerelateerd aan het gebruik van het terras, maar aan de ijssalon zelf. Deze klachten spelen volgens verweerder daarom geen rol bij de verlening van de terrasvergunning.
3.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij de rechtbank, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.
Verzoeker heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat hij zeer veel extra overlast van het terras ondervindt en sprake is geweest van een aantal gewelddadige incidenten. Verzoeker heeft ook gesteld dat hij niet kan wachten op de afhandeling van het beroepschrift, omdat de nadelige gevolgen die hij elke dag ondervindt niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt en het ijsseizoen dan voorbij is. De voorzieningenrechter acht het belang van verzoeker bij het treffen van de gevraagde voorziening onder de gegeven omstandigheden voldoende spoedeisend.
5.
Het belang van verzoeker bij het treffen van de gevraagde voorziening dient in het kader van deze voorlopige voorzieningprocedure te worden afgewogen tegen het belang van verweerder en de ijssalon. Het belang van verzoeker is erin gelegen dat hij geen ontoelaatbare overlast ondervindt van het terras, terwijl het belang van de ijssalon erin is gelegen gebruik te blijven maken van de verleende terrasvergunning. Deze afweging vereist een meer inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit op basis van een voorlopige rechtmatigheidstoets. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank op geen enkele wijze in de bodemprocedure.
6.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij grote overlast ondervindt van de ijssalon en ernstig bevreesd is dat deze overlast zal toenemen door de verlening van een terrasvergunning. Deze overlast bestaat volgens verzoeker met name uit het overal parkeren van fietsen, waaronder tegen het pand van verzoeker, en het zitten van bezoekers van de ijssalon op het muurtje van het pand van verzoeker. Ook heeft verzoeker gesteld overlast te ervaren van het parkeren van auto’s voor zijn pand op de plaats waar een wit kruis op de grond staat, waardoor verzoeker niet met zijn auto van zijn uitrit kan rijden. Verder heeft verzoeker gewezen op spelende en schreeuwende kinderen en op een aantal ernstige incidenten waaronder de mishandeling van verzoeker door omwonenden.
7.
Verweerder heeft aangevoerd dat de overlast die verzoeker stelt te ervaren niet kan worden gerelateerd aan de terrasvergunning, maar aan de exploitatie van de ijssalon zelf. Volgens verweerder is de overlast niet toegenomen door de verlening van de terrasvergunning.
8.
De ijssalon heeft aangevoerd dat zij de terrasvergunning heeft aangevraagd om de uitstraling van de onderneming te verfraaien, om klanten extra service te bieden door de mogelijkheid om hun ijsjes op het terras te nuttigen en om wellicht meer klanten te trekken. Zij heeft er belang bij om gebruik te kunnen blijven maken van de terrasvergunning, omdat het ijsseizoen in volle gang is.
9.
Ingevolge artikel 2.3.1.2, derde lid, aanhef en onder c, van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 kan een terrasvergunning worden geweigerd in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Bij de beoordeling of een terrasvergunning al dan niet wordt verleend, komt verweerder een zekere beoordelingsruimte toe. De rechter kan dit oordeel van verweerder slechts terughoudend toetsen.
De voorzieningenrechter heeft, gezien de thans beschikbare feiten en omstandigheden, ernstige twijfels over de houdbaarheid van verweerders standpunt dat het woon- en leefklimaat van verzoeker niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de verlening van de terrasvergunning. Niet in geschil is dat verzoeker reeds overlast ondervond die sterk is gerelateerd aan de exploitatie van de ijssalon en dat deze overlast reeds bij alle partijen bekend was voordat verweerder de terrasvergunning aan de ijssalon heeft verleend. Gelet hierop heeft verweerder niet ervan kunnen uitgaan dat de terrasvergunning het woon- en leefklimaat van verzoeker niet op ontoelaatbare wijze nadelig zou beïnvloeden, maar had hij hiernaar onderzoek moeten doen. Verweerder heeft in de aanvraagfase, noch in de bezwaarfase dat onderzoek verricht. Dat, zoals verweerder stelt, de door verzoeker gestelde overlast niet gerelateerd is aan het terras maar aan de exploitatie van de ijssalon, laat onverlet dat verweerder in deze verleningsprocedure zelfstandig onderzoek had moeten verrichten naar de vraag of het woon- en leefklimaat van verzoeker door de verlening van de terrasvergunning niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daar komt bij dat voorshands moet worden geoordeeld dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overlast door de verlening van de terrasvergunning is toegenomen.
De voorzieningenrechter deelt niet het standpunt van verweerder dat eventuele overlast door het verlenen van de terrasvergunning wordt ondervangen door de aan de vergunning verbonden voorschriften, omdat deze voorschriften geen betrekking hebben op de door verzoeker gestelde en bij verweerder bekende vormen van overlast en verweerder bovendien geen onderzoek heeft verricht naar de effectiviteit van die voorschriften bij het voorkomen van eventuele overlast van de terrasvergunning.
10.
Hoewel de voorzieningenrechter het belang van de ijssalon om gebruik te kunnen blijven maken van de terrasvergunning onderkent, zal de voorzieningenrechter juist ook gelet op de hiervoor weergegeven twijfel over de houdbaarheid van verweerders standpunt, het belang van verzoeker bij schorsing van de terrasvergunning zwaarder laten wegen dan het belang van de ijssalon en verweerder bij het voortzetten van het gebruik van de terrasvergunning.
11.
De voorzieningenrechter treft een voorlopige voorziening, inhoudende de schorsing van het bestreden besluit. In de omstandigheid dat de ijssalon daarmee nog steeds beschikt over de terrasvergunning die immers is verleend bij het primaire besluit, ziet de voorzieningenrechter aanleiding ook het primaire besluit te schorsen. De voorzieningenrechter bepaalt dat de schorsing voortduurt tot de uitspraak in de beroepsprocedure. Tegelijkertijd is het ook zo dat met het treffen van een voorlopige voorziening niet kan worden bereikt dat de overlast geheel verdwijnt, aangezien deze overlast al bestond voor de verlening van de terrasvergunning. Ook kan een voorlopige voorziening niet bewerkstelligen dat de verhoudingen tussen verzoeker en de ijssalon, die gezien de ligging van de respectievelijke panden met elkaar te maken zullen blijven hebben, normaliseren. De voorzieningenrechter geeft partijen dan ook uitdrukkelijk in overweging om hangende de beroepsprocedure nogmaals te bezien of het mogelijk is om tot een gezamenlijke oplossing van de over en weer spelende problemen te komen. Onder de gegeven omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om thans ook uitspraak te doen in de hoofdzaak.
12.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 165,- vergoedt.
13.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,-).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit van 6 maart 2014 en het primaire besluit van 21 november 2013 totdat uitspraak op het beroep is gedaan;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski-Kelders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.