In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Helmond over de verlening van een terrasvergunning aan een ijssalon. De verzoeker, woonachtig in de nabijheid van de ijssalon, heeft bezwaar gemaakt tegen de terrasvergunning, omdat hij stelt dat deze leidt tot onaanvaardbare overlast. De burgemeester had eerder op 21 november 2013 de terrasvergunning verleend, maar de verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker al eerder overlast ondervond van de ijssalon, die niet gerelateerd was aan de terrasvergunning, maar aan de exploitatie van de ijssalon zelf. De rechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de impact van de terrasvergunning op het woon- en leefklimaat van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft ernstige twijfels over de houdbaarheid van het standpunt van de burgemeester dat de terrasvergunning geen negatieve invloed zou hebben op de leefomgeving van de verzoeker.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om de terrasvergunning te schorsen, omdat het belang van de verzoeker bij het voorkomen van overlast zwaarder weegt dan het belang van de ijssalon om gebruik te maken van de vergunning. De schorsing geldt totdat er een uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker en het griffierecht.