ECLI:NL:RBOBR:2014:2886

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
C/01/269590 / HA ZA 13-753
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisneming van algemene voorwaarden bij dienstverlening en de vereisten voor elektronische toegankelijkheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Quantaris B.V. en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betrof een vordering van Quantaris tot betaling van openstaande bedragen in het kader van een overeenkomst voor de levering van hardware en software, alsook onderhoud. De rechtbank diende te beoordelen of de algemene voorwaarden van Quantaris op een juiste wijze waren medegedeeld en of deze voorwaarden rechtsgeldig waren. De rechtbank oordeelde dat de FENIT-voorwaarden, die door Quantaris werden ingeroepen, niet op de juiste wijze toegankelijk waren gemaakt voor [gedaagde]. Dit leidde tot de conclusie dat de ontbinding van de overeenkomst door Quantaris niet rechtsgeldig was, omdat er geen sprake was van een opeisbare vordering op het moment van ontbinding. De rechtbank droeg Quantaris op te bewijzen dat de voorwaarden op de afgesproken datum gemakkelijk toegankelijk waren via de website. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering, waarbij partijen de mogelijkheid kregen om getuigen te horen of bewijsstukken te overleggen. De uitspraak benadrukt het belang van de toegankelijkheid van algemene voorwaarden in overeenkomsten en de verplichtingen van partijen in het kader van de Dienstenrichtlijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/269590 / HA ZA 13-753
Vonnis van 14 mei 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUANTARIS B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.P.M.G. van den Boom te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Rosmalen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.C.B.C. Geerts te Rosmalen.
Partijen zullen hierna Quantaris en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 december 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten ter zake de levering van hardware en software (hierna: het systeem) en onderhoud, zoals neergelegd in de door Quantaris als productie 1 in het geding gebrachte opdrachtbevestiging van 31 mei 2010.
2.2.
In de overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
‘LEVERINGS- EN BETALINGSVOORWAARDEN
(…)
BetalingFacturatie Qu-Bis Anywhere : vooruit per 1e van de maand
Facturatie Afino Management Support : vooruit per 1e van de maand
Facturatie Modellenservice : vooruit per jaar
Hardware :100% na oplevering
Diensten :100% na afname
Betalingstermijn 100 werkdagen
Quantaris B.V.gebruikt bij al haar transacties deFENIT-voorwaarden.DeFENIT-voorwaardenkunt u downloaden vanhttp://www.quantaris.nl.
2.3.
Artikel 10.1 van de FENIT-voorwaarden 2003 houdt onder meer het volgende in:
‘De totale aansprakelijkheid van leverancier wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is beperkt tot vergoeding van directe schade tot maximaal het bedrag van de voor die overeenkomst bedongen prijs (excl. BTW). Indien de overeenkomst hoofdzakelijk een duurovereenkomst is met een looptijd van meer dan één jaar, wordt de door de overeenkomst bedongen prijs gesteld op het totaal van vergoedingen (excl. BTW) bedongen voor één jaar.’
2.4.
Na inwerkingstelling van het systeem hebben zich problemen voorgedaan met het functioneren daarvan. Er was sprake van trage werking en uitval van het systeem. Quantaris heeft tevergeefs getracht deze problemen te verhelpen.
2.5.
[gedaagde] heeft door Quantaris aan haar uit hoofde van de overeenkomst in rekening gebrachte bedragen voldaan tot een totaal van € 20.073,26.
2.6.
[gedaagde] heeft de maandtermijnen over de periode van 1 juli 2010 tot 1 juli 2012 evenals een aantal andere door Quantaris in rekening gebrachte bedragen niet voldaan. Medio 2012 heeft [gedaagde] toegezegd dat zij de maandfacturen vanaf 1 juli 2012 zou betalen, in afwachting van een regeling over de facturen van eerdere datum. Quantaris heeft daarop geen maandfacturen aan [gedaagde] toegezonden. [gedaagde] heeft als voorschot op de maandtermijnen over de periode vanaf 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012 op 26 november 2012 een bedrag van € 8.700,00 voldaan. Uiteindelijk heeft [gedaagde] pas op 3 december 2012 facturen over de periode van 1 juli 2010 tot en met januari 2013 van Quantaris ontvangen.
2.7.
Bij brief van 20 september 2012 heeft Quantaris aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 52.726,00 en heeft zij de overeenkomst buitengerechtelijke ontbonden, waarbij zij heeft aangegeven dat zij bereid is een termijn van twee maanden in acht te nemen zodat de overeenkomst op 15 november 2012 zou eindigen en [gedaagde] tot dan de tijd zou hebben een andere leverancier te vinden.
2.8.
Bij brief van 21 november 2012 heeft Quantaris aanspraak gemaakt op betaling binnen 14 dagen na de datum van de brief van een bedrag van € 83.695,53, bij gebreke waarvan zij het onderhoud van het systeem zou opschorten.
2.9.
Op vordering van [gedaagde] is Quantaris bij vonnis in kort geding van 4 december 2012 veroordeeld om tot en met 11 januari 2013 de door haar aan [gedaagde] geleverde kantoorautomatisering en software werkend te houden en op de gebruikelijke wijze te ondersteunen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Quantaris vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 48.606,42, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert samengevat - ontbonden verklaring dan wel ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst met veroordeling van Quantaris tot betaling van bedragen van € 8.700,00, € 20.073,26 en € 169.514,62, vermeerderd met rente en kosten.
3.5.
Quantaris voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Namens Quantaris is ter comparitie opgemerkt dat er geen reconventionele vordering is omdat er in reconventie niet voldoende specifiek maar alleen in zijn algemeenheid wordt verwezen naar de conventie. De grondslag van de vordering in reconventie blijkt echter voldoende uit hetgeen [gedaagde] in conventie heeft gesteld. Reeds hierom wordt dit verweer verder gepasseerd.
4.2.
Quantaris heeft de overeenkomst per brief van 20 september 2012 ontbonden. Haar vordering in conventie ziet echter op nakoming van de overeenkomst door [gedaagde], bestaande in betaling van contractstermijnen van € 1.450,00 per maand vanaf 1 juli 2010 tot en met januari 2013, te verminderen met een bedrag van € 8.700,00 die [gedaagde] voor de termijnen vanaf 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012 heeft betaald, en betaling van bedragen voor geleverde modelabonnementen, software, diensten en apparatuur, een en ander zoals vermeld op het door Quantaris als productie 4 in het geding gebrachte overzicht. Zowel hieruit als uit de stelling van Quantaris dat de overeenkomst op 11 januari 2013 een einde heeft genomen omdat haar dienstverlening aan [gedaagde] toen is geëindigd, concludeert de rechtbank dat Quantaris er vanuit gaat dat de overeenkomst niet is geëindigd door de ontbinding daarvan - waarvan [gedaagde] heeft gesteld dat die niet rechtsgeldig is - bij brief van 20 september 2012 maar dat deze is geëindigd op 11 januari 2013.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie gesteld dat zij in verband met de door haar gestelde tekortkoming van Quantaris overgaat tot algehele ontbinding van de overeenkomst.
In aanmerking nemende dat partijen na mei 2012 met elkaar in overleg zijn getreden om tot een afwikkeling te komen, zoals [gedaagde] onweersproken heeft gesteld, dat Quantaris haar dienstverlening aan [gedaagde] per 11 januari 2013 heeft beëindigd en dat [gedaagde] geen aanspraak meer heeft gemaakt op nakoming van de overeenkomst door Quantaris maar zij per die datum haar automatisering door een andere leverancier heeft laten verzorgen, moet het er voor worden gehouden dat partijen stilzwijgend de beëindiging van de overeenkomst zijn overeengekomen. De overeenkomst is daardoor op 11 januari 2013 geëindigd. Ontbinding van de overeenkomst op 27 november 2013 door [gedaagde] dan wel bij later vonnis, is in verband daarmee niet meer aan de orde.
4.3.
Nu de overeenkomst op 11 januari 2013 is geëindigd, is [gedaagde] gehouden haar betalingsverplichtingen tot aan die datum te voldoen.
4.3.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de maandtermijnen over de periode vanaf 1 juli 2010 tot 1 juli 2012 en over januari 2013 niet heeft betaald. [gedaagde] heeft tot haar verweer met betrekking tot de termijn van januari 2013 onder meer aangevoerd dat Quantaris het systeem slechts tot 11 januari 2013 heeft ondersteund zodat zij ten onrechte aanspraak maakt op de volledige contractstermijn over die maand. Nu Quantaris dit heeft erkend, is een bedrag van € 918,00 dat ziet op de maandtermijn van januari 2013 vanaf de elfde dag van die maand, in elk geval niet toewijsbaar zodat ter zake januari 2013 resteert te voldoen een bedrag van € 532,00. De maandtermijnen over de periode vanaf 1 juli 2010 tot 1 juli 2012 ten bedrage van in totaal € 34.800,00 dient [gedaagde] eveneens te voldoen.
4.3.2.
[gedaagde] heeft ter zake de gevorderde bedragen van € 1.043,75 en € 1.350,06 tot haar verweer aangevoerd dat die te maken hebben met herstelwerkzaamheden en in verband daarmee niet verschuldigd zijn. [belanghebbende], directeur van Quantaris (hierna: [belanghebbende]) heeft ter comparitie verklaard dat deze bedragen zien op kosten die zijn gemaakt om tot een oplossing te komen en dat hij zich kan voorstellen dat [gedaagde] die niet wil betalen. Enige nadere onderbouwing van de vordering op dit onderdeel heeft Quantaris niet gegeven. Nu Quantaris onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] deze bedragen uit hoofde van de overeenkomst verschuldigd is, komt de vordering ter zake niet voor toewijzing in aanmerking.
4.3.3.
Voor wat betreft de op voormeld overzicht van Quantaris genoemde bedragen van € 294,53, € 1.313,58 (die ook onderdeel uitmaken van het bedrag van € 2.621,52 zoals genoemd in de factuur van Quantaris van 3 december 2012, productie 34 van [gedaagde]),
€ 1.197,90 en € 10,14, komt het verweer van [gedaagde] er op neer dat deze bedragen niet eerder aan haar gefactureerd waren en dat zij die bedragen evenmin verschuldigd is. Quantaris heeft haar vordering op dit punt niet nader onderbouwd en het door [gedaagde] gestelde niet althans niet voldoende gemotiveerd weersproken, zodat ook deze bedragen niet toewijsbaar zijn.
4.3.4.
In totaal is [gedaagde] gelet op het vorenstaande in totaal verschuldigd een bedrag van € 35.332,00 exclusief btw, zijnde € 42.045,08 inclusief btw.
4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen, komen de reconventionele vorderingen tot ontbonden verklaring dan wel ontbinding van de overeenkomst en tot ongedaanmaking van betalingen die op grond van de overeenkomst zijn gedaan, niet voor toewijzing in aanmerking.
4.5.
[gedaagde] heeft in reconventie vergoeding gevorderd van schade ontstaan als gevolg van het tekortschieten van Quantaris in de nakoming van haar verplichtingen.
4.5.1.
Volgens [gedaagde] heeft Quantaris niet zoals overeengekomen het systeem op 18 juni 2010 deugdelijk opgeleverd, heeft het systeem nooit naar behoren gefunctioneerd, aangezien het regelmatig uitviel en vertragingen vertoonde, en bleef Quantaris in gebreke met het toezenden facturen. [gedaagde] heeft gesteld dat Quantaris zowel door de termijnoverschrijding als na ingebrekestelling en door ten onrechte tot ontbinding over te gaan, in verzuim is komen te verkeren.
Bij dagvaarding heeft Quantaris gesteld dat het systeem optimaal functioneerde maar dat er een probleem was met de datalijn als gevolg waarvan het systeem niet voldoende stabiel functioneerde. Volgens Quantaris had [gedaagde] tegen haar advies in gekozen voor een Ziggo-verbinding en waren er met deze verbinding problemen dan wel was deze verbinding niet geschikt voor het doel waarvan [gedaagde] deze diende te gebruiken, namelijk dataverkeer.
4.5.2.
Uit de producties 5 van Quantaris en 27 van [gedaagde], uit het feit dat Quantaris vanaf 1 juni 2011 is gestopt met het verzenden van facturen en uit hetgeen door [belanghebbende] ter comparitie is verklaard, volgt echter dat de problemen die [gedaagde] ondervond niet althans niet alleen samenhingen met de gebruikte verbinding. Uit voornoemde producties blijkt dat voor Quantaris in november 2010 niet geheel duidelijk was wat de oorzaak van de problemen was. In december 2011 heeft zij aan [gedaagde] medegedeeld dat zij zich niet volledig aansprakelijk acht voor de problemen, hetgeen impliceert dat zij zich in elk geval wel gedeeltelijk daarvoor aansprakelijk acht.
Onweersproken is dat Quantaris op eigen voorstel vanaf 1 juni 2011 er van heeft afgezien om aan [gedaagde] facturen toe te zenden. Volgens Quantaris deed zij dit om te weten te komen wat er de oorzaak van was dat het systeem niet optimaal functioneerde.
[belanghebbende] heeft verklaard dat hij geen ervaring had met de Ziggo-verbinding en die niet heeft afgeraden en dat Quantaris veranderingen aan het systeem heeft aangebracht waardoor dit steeds beter werd maar dat de problemen niet helemaal werden verholpen. Tussen partijen staat vast dat op 30 juni 2011 een KPN-lijn is aangelegd om te testen of daarop een goede verbinding kon worden aangelegd. [belanghebbende] heeft aanvankelijk verklaard dat er toen geen problemen meer waren maar in reactie op productie 31 van [gedaagde], zijnde een lijst met problemen die een medewerking van [gedaagde] ondervond nadat de KPN-lijn in gebruik was genomen, heeft [belanghebbende] verklaard dat het merendeel van die problemen softwareproblemen leken te zijn, hetgeen op een fout van Quantaris zou duiden.
Op grond van het voorgaande moet worden vastgesteld dat Quantaris geen deugdelijk werkend systeem heeft geleverd aan [gedaagde] en dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot het opleveren van een goed functionerend systeem.
4.5.3.
Quantaris heeft gesteld dat zij de overeenkomst op 20 september 2012 heeft ontbonden omdat [gedaagde] niet aan haar betalingsverplichtingen zou hebben voldaan. [gedaagde] heeft betwist dat Quantaris hiertoe gerechtigd was aangezien zij haar verplichtingen tegenover [gedaagde] niet was nagekomen en aan haar geen facturen had toegezonden. Uit hetgeen hiervoor onder 4.5.2 is overwogen volgt dat Quantaris van aanvang aan niet aan haar verplichtingen tegenover [gedaagde] heeft voldaan. Voorts volgt uit de leverings- en betalingsvoorwaarden die tussen partijen van toepassing zijn (zie hiervoor onder 2.2), dat de vordering van Quantaris pas opeisbaar zou worden na facturatie aan [gedaagde]. Tussen partijen staat vast dat Quantaris voor de bedragen die op 20 september 2012 onbetaald waren gebleven pas op 3 december 2012 facturen heeft toegezonden aan [gedaagde]. Op 20 september 2012 was er derhalve nog geen sprake van een opeisbare vordering van Quantaris op [gedaagde]. Quantaris kon onder genoemde omstandigheden de overeenkomstig niet rechtsgeldig ontbinden.
Quantaris heeft nog gesteld dat [gedaagde] bij brief van 3 oktober 2012 (productie 6 van [gedaagde]) met die ontbinding heeft ingestemd maar in de inhoud van die brief kan een instemming met de ontbinding niet worden gelezen.
4.5.4.
Nu Quantaris niet op de overeengekomen datum en evenmin na in gebreke te zijn gesteld een deugdelijk werkend systeem heeft geleverd, terwijl zij bovendien aan [gedaagde] middels ontbinding van de overeenkomst te kennen heeft gegeven deze niet te zullen nakomen, is zij in verzuim komen te verkeren. Zij is in verband daarmee jegens [gedaagde] schadeplichtig geworden.
4.6.
De door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding bestaat in stagnatieschade, kosten van externe deskundigen, kosten van het leveren en implementeren van een vervangend systeem, niet werkbare uren, overuren en kosten van cursusuren.
4.6.1.
[gedaagde] heeft onder meer stagnatieschade als gevolg van uitval en vertraging van het systeem gevorderd en heeft deze schade berekend door het aantal uren dat medewerkers in verband met die omstandigheden niet zouden hebben gewerkt te vermenigvuldigen met het uurloon van die medewerkers. Dat de schade die [gedaagde] zou hebben geleden als gevolg van het feit dat zij door uitval en vertraging van het systeem enige tijd niet zouden hebben kunnen werken, bestaat in het loon van die medewerkers over die tijd, zoals door Quantaris betwist, spreekt niet voor zich en is door [gedaagde] niet onderbouwd. [gedaagde] heeft wel gesteld dat er sprake is van productieverlies maar zij heeft dat op geen enkele wijze gespecificeerd en onderbouwd. Zij heeft daarentegen onder verwijzing naar punt 43 van de dagvaarding gesteld dat de conclusie van Quantaris dat het aantal aktes duidelijk minder is geworden, onjuist is. De gestelde stagnatieschade komt in verband daarmee niet voor toewijzing in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de met automatiseringsproblemen verband houdende uren die volgens [gedaagde] haar[medewerkster] zou hebben gemaakt en de tijd die is gemoeid met een cursus die medewerkers van [gedaagde] hebben gevolgd in verband met de implementatie van het nieuwe systeem. Tegenover de gevorderde externe kosten voor het leveren en implementeren van een vervangend automatiseringssysteemkosten heeft Quantaris gesteld dat tegenover die kosten staat dat [gedaagde] geen kosten heeft ter zake de overeenkomst met Quantaris. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Dit brengt mee dat andere kosten dan de kosten die in de facturen van ICT concept (productie 38 van [gedaagde]) zijn opgenomen voor implementatie en omzetting IT-infrastructuur niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.6.2.
De overige schadeposten bestaande in kosten van implementatie en omzetting IT-infrastructuur (€ 15.243,58), van de externe deskundige Oosterhuis (€ 1.632,00), van overuren (€ 18.082,50), van de externe adviseur Tops (1.025,00) en van Managed IT voor de conversie van data (594,00) zijn door Quantaris niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.6.3.
Quantaris heeft voor wat betreft haar gehoudenheid tot betaling van schadevergoeding een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 10.1 van de FENIT-voorwaarden 2003, stellende dat [gedaagde] maximaal gerechtigd zou zijn tot een schadevergoeding van € 17.400,00 exclusief btw. [gedaagde] heeft daartegenover betwist dat de FENIT-voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. Volgens [gedaagde] kan uit de vermelding van het woord ‘gebruikt’ in de opdrachtbevestiging (zie hiervoor onder 2.1) niet worden afgeleid dat sprake is van het toepasselijk verklaren van deze voorwaarden.
De rechtbank is echter van oordeel dat uit de mededeling in de opdrachtbevestiging dat Quantaris bij al haar transacties de FENIT-voorwaarden voorwaarden gebruikt, welke mededeling ook al voorkwam in de offerte van Quantaris aan [gedaagde] van 6 mei 2010, volgt dat Quantaris overeenkomsten sluit onder toepasselijkheid van deze voorwaarden. Op grond van de inhoud van deze vermelding had dat ook voor [gedaagde] duidelijk moeten zijn. Nu [gedaagde] met de opdrachtbevestiging akkoord is gegaan moeten de FENIT-voorwaarden worden geacht onderdeel uit te maken van de overeenkomst tussen partijen.
4.6.4.
[gedaagde] heeft zich met een beroep op het bepaalde in artikel 6:230c, aanhef en onder 3 BW op de vernietigbaarheid van deze voorwaarden beroepen. Volgens [gedaagde] waren de FENIT-voorwaarden op 31 mei 2010 niet gemakkelijke toegankelijk op de in de opdrachtbevestiging genoemden site http://www.quantaris.nl
.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:233 aanhef en onder b BW is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:234, eerste lid onder d, BW zoals dat luidde toen partijen de overeenkomst sloten op of omstreeks 31 mei 2010, heeft de gebruiker aan de wederpartij de in artikel 6:233 onder b BW bedoelde mogelijkheid geboden, indien hij de algemene voorwaarden overeenkomstig de in artikel 6:230c BW voorziene wijze heeft verstrekt. Dit houdt in dat de algemene voorwaarden voor [gedaagde] als afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijke dienden te zijn op een door Quantaris als dienstverrichter meegedeeld adres. Quantaris heeft gesteld dat de voorwaarden op 31 mei 2010 toegankelijk waren op het in de overeenkomst genoemde adres http://www.quantaris.nl in die zin dat zich op deze website een ‘knop’ bevond waarachter zich de algemene voorwaarden bevonden. Ter onderbouwing daarvan heeft zij de producties 18 tot en met 20 in het geding gebracht, zijnde zogeheten ‘screendumps’ van haar website op de data 19 februari 2009, 24 mei 2010 en 24 juli 2010. Uit die producties blijkt echter dat het om ‘screendumps’ gaat van een andere site dan in de overeenkomst genoemd, te weten de site http://www.quantaris.com. Met deze producties wordt de stelling van Quantaris derhalve onvoldoende onderbouwd. Quantaris heeft uitdrukkelijk te bewijzen aangeboden dat de FENIT-voorwaarden zoals door haar als productie 2 in het geding gebracht, op 31 mei 2010 gemakkelijk toegankelijk waren via de site http://www.quantaris.nl. Gegeven dit bewijsaanbod zal haar bewijs op dit punt worden opgedragen.
4.6.5.
Ter comparitie is namens en [gedaagde] nog gesteld dat zij de algemene voorwaarden waarop Quantaris een beroep doet, in oktober 2012 en op 29 oktober 2013 niet op de site van Quantaris heeft aangetroffen zodat Quantaris een beroep doet op algemene voorwaarden die feitelijk niet beschikbaar zijn. Volgens [gedaagde] hadden de voorwaarden gemakkelijk te downloaden moeten zijn en ter beschikking moeten blijven.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:230e BW moeten de algemene voorwaarden tijdig voor het sluiten van de schriftelijke overeenkomst worden medegedeeld of beschikbaar gesteld. Noch uit de wet, noch uit de Dienstenrichtlijn (2006/123/EG, PbEU L 376) volgt dat de voorwaarden die op de in artikel 6:230c BW voorzien wijze worden verstrekt, gemakkelijk te downloaden moeten zijn en ter beschikking moeten blijven na het sluiten van de overeenkomst. Bovendien is in de overeenkomst vermeld dat de algemene voorwaarden van http://www.quantaris.nl te downloaden waren en gesteld noch gebleken is dat de algemene voorwaarden van Quantaris op of omstreeks 31 mei 2010 niet gemakkelijk te downloaden waren. Aan het door [gedaagde] gestelde op dit punt zal daarom verder worden voorbij gegaan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt Quantaris op te bewijzen dat de FENIT-voorwaarden 2003 zoals door haar als productie 2 in het geding gebracht, op 31 mei 2010 gemakkelijk toegankelijk waren via de site http://www.quantaris.nl,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 mei 2014voor uitlating door Quantaris of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Quantaris, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Quantaris, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de rechter die dit vonnis wijst in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2014.