ECLI:NL:RBOBR:2014:2879

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
01/845088-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steken met een mes in de buikstreek, vrijspraak van poging tot moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en poging tot doodslag. De verdachte heeft op 9 februari 2014 in Elshout, gemeente Heusden, zijn echtgenote met een mes gestoken tijdens een ruzie over hun relatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de echtgenote meermalen in de buikstreek en rug heeft gestoken, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, wat noodzakelijk is voor een veroordeling voor poging tot moord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord, maar heeft de poging tot doodslag wel bewezen verklaard, omdat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot de dood van het slachtoffer zou kunnen leiden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een straatverbod voor een specifieke locatie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen van in totaal € 1705,17, bestaande uit immateriële en materiële schade. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het delict en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845088-14
Datum uitspraak: 02 juni 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 april 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 mei 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 februari 2014 te Elshout, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in de buik(streek) en/of zij en/of rug, althans het (boven) lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 289/287/45 WvSr)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 februari 2014 te Elshout, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal in de buik(streek) en/of zij en/of rug, althans het (boven) lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302/45 WvSr)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de ten laste gelegde poging tot moord en geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit zowel ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot moord als de ten laste gelegde poging tot doodslag. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
In haar aangifte heeft [slachtoffer], ten tijde van het incident de echtgenote van verdachte, het volgende verklaard.
Op 9 februari 2014 is zij naar de woning van verdachte, gelegen aan [adres 1] in Elshout, gegaan om zaken aangaande het beëindigen van hun relatie te bespreken. Op het moment dat aangeefster de woning van verdachte omstreeks 16.15 uur wilde verlaten zag zij dat verdachte een mes in zijn hand had en hiermee een stekende beweging maakte en zei: “jij gaat niet bij mij weg”. Aangeefster heeft in een reflex met haar linkerhand het lemmet vastgepakt. Het lemmet kwam tussen haar duim en wijsvinger terecht. Hierdoor is een snee in de handpalm van aangeefster ontstaan. Verdachte wist aangeefster nog wel met het mes ter hoogte van haar milt net onder de ribbenkast te steken. Aangeefster heeft vervolgens verdachte weg kunnen duwen en is door de voordeur naar buiten gerend. Op het moment dat aangeefster naar buiten rende heeft verdachte haar nog gestoken aan haar rechterzijde ter hoogte van haar nieren. [2]
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster het mes omschreven als een mes dat altijd in de keukenkast lag. [3]
Diezelfde dag om 16.34 uur heeft iemand de voicemail van getuige [getuige] ingesproken met de bewoordingen: “Ik heb haar neergestoken, jammer genoeg is ze ontkomen. Je zal vast niks meer van me horen want ik zal wel vast zitten dadelijk.” Getuige wist zeker dat dit de stem van verdachte was. [4]
Dit voicemailbericht heeft [verbalisant 1] samen met getuige voornoemd afgeluisterd. Verbalisant herkende de stem als zijnde die van [verdachte]. [5]
Tijdens het overbrengen van verdachte naar het cellencomplex hoorde de verbalisant verdachte zeggen dat hij na het incident een nieuwe trui had aangetrokken en het t-shirt in de wasmachine had gestopt. [6]
In de woning van verdachte, gelegen aan [adres 1] te Elshout (gemeente Heusden), wordt op 10 februari 2014 een vleesmes in de gootsteen aangetroffen. Tevens worden er diverse bloedsporen op de muur aangetroffen, komende van een bloedbron nabij de voordeur. In de wasmachine wordt een t-shirt aangetroffen dat ogenschijnlijk bloedspatten aan de voorzijde en achterzijde bevatte. [7]
Blijkens medische informatie van aangeefster had zij een steekwond in haar linker bovenbuik van 3 cm, een snijwond rechtsachter op haar rug van 1 cm en een snijwond aan haar linker handpalm van 7 cm. [8]
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van aangeefster, de getuigenverklaring van [getuige], het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitluisteren van het voicemailbericht, het proces-verbaal sporenonderzoek en de medische informatie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster meerdere malen met een keukenmes in haar buikstreek en/of zij en/of rug heeft gestoken.
De verdediging heeft aangevoerd dat de hand van verdachte was gebroken en dat hij dus niet kan hebben gestoken. De rechtbank zal dit verweer passeren. Uit het dossier komt inderdaad naar voren gekomen dat verdachte zijn hand op 20 januari 2014 heeft gebroken. Naar het oordeel van de rechtbank sluit dit echter niet uit dat verdachte aangeefster met een mes heeft gestoken.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de wond op de rug van aangeefster niet door een mes hoeft te zijn veroorzaakt maar dat het ook een schaafwond kan zijn. Ook dit verweer zal de rechtbank passeren aangezien uit de medische informatie blijkt dat het gaat om een snijwond en aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte nogmaals met het mes werd gestoken nadat zij zich had omgedraaid.
Voorbedachte raad:
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met voorbedachte raad heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte rade” moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit (slachtoffer) te steken en dat verdachte gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat bij verdachte voorafgaand aan het steken sprake is geweest van een dergelijk moment van kalm overleg en van bedaard nadenken. De enkele suggestie van aangeefster dat het mes al in de woonkamer zou hebben gelegen, aangezien verdachte de gehele tijd tijdens haar aanwezigheid in de woonkamer heeft verbleven, acht de rechtbank onvoldoende om te concluderen tot bewijs van voorbedachte raad. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat aangeefster in haar aangifte heeft verklaard, dat zij ook nog op de bovenverdieping van de woning is geweest om papieren te pakken, voordat zij de woning verliet.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat sprake is geweest van voorbedachte raad van verdachte. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot moord dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank stelt vast dat verdachte aangeefster meermalen met een keukenmes heeft gestoken op plekken waar zich vitale lichaamsdelen bevinden. Immers heeft aangeefster onder meer een steekwond bekomen in haar buikstreek en rug.
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het steken met een keukenmes in met name de buikstreek komt te overlijden aanmerkelijk. Dodelijk letsel valt bij een dergelijke steekbeweging te verwachten.
De gedragingen van de verdachte waren dan ook geëigend om de dood van het slachtoffer [slachtoffer] te kunnen laten intreden en kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood, dat het – behoudens contra-indicaties, waarvan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en deze heeft aanvaard. Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden en is het opzet van verdachte in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 09 februari 2014 te Elshout, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer] met een mes meermalen, in de buikstreek en/of zij en/of rug, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dient aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf een contactverbod met [slachtoffer] en een straatverbod voor de [adres 2] te Waspik te worden gekoppeld.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een aan verdachte op te leggen straf.
De raadsman ziet, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, geen aanleiding om aan verdachte een contactverbod en straatverbod op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn echtgenote. Zijn toenmalige echtgenote was ten tijde van het bewezenverklaarde feit bij hem in de woning aanwezig om het een en ander omtrent hun relatie en de op handen zijnde echtscheiding te bespreken. Op het moment dat zij nietsvermoedend de woning wilde verlaten heeft verdachte haar plotseling meermalen met een mes gestoken, waarbij hij haar onder meer in haar buikstreek heeft geraakt.
Dat het slachtoffer niet dodelijk is geraakt of ernstiger gewond is geraakt is niet aan verdachte te danken. Dat het incident grote impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Hierin staat dat zij bang is voor het moment dat verdachte vrij zal komen. Ze weet niet wat verdachte dan zal doen en vraagt zich af of hij beseft wat hij haar en de familie heeft aangedaan. Ze probeert er zo min mogelijk aan te denken, anders zou ze geen leven meer hebben.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie niet eerder ter zake strafbare feiten is veroordeeld.
Verdachte heeft slechts beperkt meegewerkt aan het door de officier van justitie bevolen psychologisch onderzoek omtrent zijn persoon door klinisch psycholoog/psychotherapeut drs. S.J.J. Steketee. Deze constateert bij verdachte trekken van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis, maar stelt dat geen definitieve uitspraak kan worden gedaan over het al dan niet aanwezig zijn van een stoornis. De rechtbank wordt geadviseerd verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan het opstellen van een adviesrapportage door de reclassering, zodat de reclassering zich heeft onthouden van het geven van een advies.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer alsmede een straatverbod worden gekoppeld, gezien de bij het slachtoffer levende vrees dat verdachte na zijn detentie wederom de confrontatie met haar zal opzoeken.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

De vordering
[slachtoffer] vordert vergoeding van de navolgende, door haar gemaakte kosten:
  • kleding € 26,37
  • eigen risico CZ € 360,=
  • daggeld ziekenhuisopname € 84,=
  • reiskosten ouders € 42,67
  • reiskosten naar Slachtofferhulp en Juvans
Totaal € 547,84
Daarnaast vordert zij een immateriële schadevergoeding van € 1.200,=.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van €1705,17. De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partij voor wat betreft de post 3x retour thuisadres-Jeroen Bosch ziekenhuis ad
€ 42,67 niet-ontvankelijk te verklaren aangezien dit reiskosten van de ouders van de benadeelde partij en derhalve strikt genomen niet haar eigen kosten betreffen. De officier van justitie heeft verzocht het bedrag van € 1705,17 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum delict met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsman is met de officier van justitie van oordeel dat de benadeelde partij voor wat betreft de post reiskosten ad € 42,67 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 1200,= en materiële schadevergoeding ter hoogte van
€ 505,17 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, te weten de post 3x retour thuisadres-Jeroen Bosch ziekenhuis ad € 42,67, nu dit geen eigen schade van de benadeelde partij betreft.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is:
- met betrekking tot welke het feit is begaan; en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde;
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
poging tot doodslag
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer].
-dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op de [adres 2] te Waspik.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: vleesmes, merk Sabatier.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: kartelmes, mitella en t-shirt aan verdachte.
T.a.v. primair:
Maatregel van schadevergoeding van € 1705,17 subsidiair 27 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1705,17 (zegge: eenduizendzevenhonderdenvijf euro en zeventien eurocent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 1200,= immateriële schade en € 505,17 materiële schade (post kleding, eigen risico CZ, daggeldvergoeding, reiskosten: 1x retour thuisadres-Slachtofferhulp Nederland den Bosch, 1x retour thuisadres- Juvans Drunen, 1 x retour thuisadres Juvans-Vlijmen).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 1705,17 (zegge: eenduizendzevenhonderdenvijf euro en zeventien eurocent), te weten € 1200,= immateriële schade en € 505,17 materiële schade (post kleding, eigen risico CZ, daggeldvergoeding, reiskosten 1x retour thuisadres- Slachtofferhulp, 1 x retour thuisadres- Juvans Drunen, 1 x retour thuisadres Juvans Vlijmen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten de post 3x retour thuisadres-Jeroen Bosch ziekenhuis ad € 42,67 niet-ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. P.J.H. Van Dellen en mr. W.J.M. Fleskens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 2 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, genummerd PL21XO-2014013032.
2.Verklaring van [slachtoffer] aangeefster, Proces-verbaal pag. 34
3.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], p. 46
4.Verklaring van [getuige], Proces-verbaal pag. 54.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], proces-verbaal pag. 60
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], proces-verbaal pag. 56
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaal pag. 66
8.Medische informatie betreffende aangeefster d.d. 9 februari 2013, proces-verbaal pag. 44