ECLI:NL:RBOBR:2014:2865

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
26 mei 2014
Zaaknummer
01/845982-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling met een voertuig, en schade aan flitspalen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging met zware mishandeling en het opzettelijk beschadigen van eigendommen. De verdachte heeft op 2 december 2013 in Veldhoven met een voertuig van achteren tegen het voertuig van een slachtoffer aangereden, met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, waardoor de verdachte van dit feit werd vrijgesproken. Echter, de bedreiging met zware mishandeling werd wel bewezen, evenals de schade aan het voertuig van het slachtoffer.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van flitspalen en het inrijden op een politievoertuig met de intentie om de daarin zittende opsporingsambtenaren van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de politieambtenaren niet konden ontwijken, wat leidde tot de bewezenverklaring van deze feiten. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beschouwd, wat resulteerde in de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van maximaal één jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen bijkomende straffen konden worden opgelegd, zoals een ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor immateriële schade, maar andere vorderingen werden niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845982-13
Parketnummer vordering: 01/001117-13
Datum uitspraak: 27 mei 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1958],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2014 en 13 mei 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 mei 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 december 2013 te Veldhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet, met een voertuig (Dodge pick-up) van achteren tegen het
voertuig van voornoemde [slachtoffer 1] aangereden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 december 2013 te Veldhoven
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk
dreigend met een voertuig (Dodge pick-up) van achteren tegen het voertuig van
voornoemde [slachtoffer 1] aangereden;
en/of
hij op of omstreeks 02 december 2013 te Veldhoven
opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 07 december 2013 te Eindhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden opsoringsambtenaren van
politie) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een voertuig (Dodge pick-up) met een geschatte
snelheid van 60 tot 70 kilometer per uur frontaal is ingereden op het voertuig
waarin voornoemde opsporingsambtenaren zaten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 december 2013 te Eindhoven
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden opsporingsambtenaren van
politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met
een voertuig (Dodge pick-up) met een geschatte snelheid van 60 tot 70
kilometer per uur frontaal ingereden op het voertuig waarin de
opsporingsambtenaren zaten;
3.
hij op of omstreeks 07 december 2013 te Eindhoven
opzettelijk en wederrechtelijk vijf, althans een of meer flitspalen, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/001117-13 is aangebracht bij vordering van 2 april 2014. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 7 mei 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
Van voorwaardelijk opzet als ondergrens voor opzettelijk handelen is, kort gezegd, sprake wanneer iemand willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg zal intreden.
Hoewel het al rijdende tegen de achterkant van een voertuig aanrijden onder omstandigheden een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan opleveren, duidt de aard van de aan het voertuig van de aangever [slachtoffer 1] geconstateerde schade naar het oordeel van de rechtbank niet op een zodanige aanrijding dat daardoor in dit geval een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan. De rechtbank heeft daarbij eveneens in aanmerking genomen de rijsnelheid en dat het verschil in snelheid tussen de beide rijdende voertuigen relatief gering was.
Overwegingen met betrekking tot feit 1 subsidiair, kortgezegd de bedreiging van [slachtoffer 1].
Volgens de verdediging hebben verdachte en [slachtoffer 1] een zodanig verschillende versie gegeven van het feitelijke gebeuren, dat -mede gelet op ondersteunend bewijs hiervoor- niet zonder twijfel kan worden vastgesteld, dat verdachte opzettelijk dreigend zou hebben gehandeld.
De rechtbank verwerpt het verweer. Op grond van de verklaring van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in samenhang bezien met de verklaring van aangever [slachtoffer 1] concludeert de rechtbank dat het rijgedrag van verdachte in zijn zware en grote Chevrolet Avalange naar de uiterlijke verschijningsvormen bij aangever [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon doen ontstaan dat aan hem zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Uit deze verklaringen komt het beeld naar voren van agressief rijgedrag van verdachte, waaraan [slachtoffer 1] geprobeerd heeft te ontsnappen, waarop verdachte zijn snelheid heeft verhoogd toen hij al dicht op [slachtoffer 1] reed, gevolgd door het botsen, met zijn zware en grote auto, van de achterzijde van de Volvo van [slachtoffer 1].

Overweging met betrekking tot feit 2 primair.

Op gronden als in de pleitnota vermeld kan naar de stelling van de verdediging in strafrechtelijke zin niet worden gesproken van een poging tot doodslag/toebrengen van zwaar lichamelijk letsel omdat er nooit een aanmerkelijke kans heeft bestaan op het ten laste gelegde gevolg, zijnde de dood van de politieambtenaren dan wel zwaar lichamelijk letsel.
In reactie op het verweer overweegt de rechtbank als volgt.
Door met zijn zware en grote Chevrolet Avalange met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur recht op een politieauto af te rijden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de beide opsporingsambtenaren van politie niet zouden hebben kunnen ontwijken, waardoor zij zouden komen te overlijden en heeft verdachte die kans op de koop toe genomen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 02 december 2013 te Veldhoven [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een voertuig van achteren tegen het voertuig van voornoemde [slachtoffer 1] aangereden;
en
op 02 december 2013 te Veldhoven opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd;
2.
op 07 december 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden opsporingsambtenaren van politie) van het leven te beroven, met dat opzet met een voertuig met een geschatte snelheid van 60 tot 70 kilometer per uur frontaal is ingereden op het voertuig waarin voornoemde opsporingsambtenaren zaten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 07 december 2013 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk vijf flitspalen,
toebehorende aan [bedrijf 1] en/of het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft
beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De officier van justitie heeft zich aangesloten bij de hierna weergegeven rapporten en heeft o.a. gevorderd dat de rechtbank gelast verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte zich lijkt te hebben verzoend met een intramurale plaatsing in een ziekenhuis en verzocht wordt dan ook hem ter zake enig bewezen te verklaren feit ontoerekeningsvatbaar te achten en te gelasten dat hij voor een periode van maximaal één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op 24 februari 2014 heeft de psychiater J.L.M. Dinjens een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“Er is bij betrokkene sprake van ernstige psychiatrische problematiek, in het kader van een bipolaire 1 stoornis (manisch depressiviteit) met ook psychotische elementen. Naar alle waarschijnlijkheid is de basis hiervoor achttien jaar geleden gelegd. De laatste jaren is betrokkene steeds verder ontregeld en afgegleden. Er was sprake van een manisch psychotische episode.
Hij werd in 2012 kortdurend gedwongen opgenomen maar hield verdere hulpverlening af. Er was sprake van een verhoogde stemming, verhoogde energie, verminderde slaapbehoefte, roekeloos en impulsief gedrag (waaronder veel geld uitgeven en schulden maken), paranoïde gedachten en overwaardigheidsgevoelens. Betrokkene is de laatste jaren toenemend cannabis gaan gebruiken. De middelenproblematiek is sterk verweven met de bipolaire stoornis en betrokkene gebruikt middelen om zichzelf te dempen (zelfmedicatie).
In aanloop naar en ten tijde van het tenlastegelegde was er in toenemende mate sprake van een manische episode met psychotische elementen. Betrokkene raakte hierbij steeds meer ontregeld en raakte de grip op de realiteit steeds meer kwijt. Hij werd toenemend impulsief en roekeloos. Hij ervoer de buitenwereld als potentieel vijandig en bedreigend. Onder deze omstandigheden speelden de ten laste gelegde feiten zich af.
Onderzoeker adviseert uw rechtscollege betrokkene ten aanzien van alle ten laste gelegde
feiten -indien bewezen- als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Betrokkene was in aanloop naar en ten tijde van het tenlastegelegde psychisch ernstig ontregeld. Zijn voelen, denken en handelen werd volledig bepaald door de stoornis. De oordeel- en kritiekfuncties waren ernstig verstoord.
Het recidiverisico wordt onbehandeld, zowel klinisch als met behulp van een semigestructureerd risicotaxatie-instrument (HKT-3.O), ingeschat als matig tot hoog. Het recidiverisico
hangt echter nauw samen met de bipolaire stoornis. Deze problematiek is echter nooit op een incisieve en doortastende manier met de juiste medicatie behandeld. Betrokkene is pas laat met hulpverlening in aanraking gekomen en heeft hulp langere tijd afgehouden. Hij beseft thans echter dat zijn gedrag zeer risicovol is geweest en staat volledig achter een klinische en intensieve behandeling. Onderzoeker adviseert de rechtbank tot het opleggen van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex. artikel 37 voor de duur van maximaal één jaar. De behandeling betreft klinische opname op een FPA, medicatie-inname (waarbij te denken valt aan een stemmingsstabilisator en/of antipsychotische medicatie). In de transmurale en extramurale fase zou de behandeling zich daarnaast dienen te richten op psychoeducatie en preventie (noodplan) van de bipolaire stoornis en verslavingsproblematiek, systeembegeleiding en sociaal maatschappelijke ondersteuning.”
Op 27 februari 2014 heeft de klinisch psycholoog/psychotherapeut drs. S.J.J. Steketee een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“Er is sprake van een manische episode in het kader van een bipolaire stoornis type I en cannabisafhankelijkheid, in remisse. Doordat het psychiatrische ziektebeeld thans dusdanig op de voorgrond staat kan er geen uitsluitsel gegeven worden betreffende de persoonlijkheid.
In de periode voorafgaande aan de tenlastelegging slaapt betrokkene slechts enkele uren en is erg druk. Hij praat veel en snel. Betrokkene zelf tracht zijn onrust te beteugelen met het gebruik van cannabis. Hierbij geeft hij aan dat hij steeds meer nodig had om enige rust te ervaren. Betrokkene is er van overtuigd dat de instanties tegen hem worden opgezet door zijn ex-vriendin.
Deze ex-vriendin probeert, naar zeggen van betrokkene, hem financieel uit te kleden en hem nu ook nog alles af te nemen wat hem lief is, zoals zijn kinderen. Hij denkt dat ze instanties, zoals de GGzE, betaalt om hem het leven zuur te maken. Ook de politie zit in het spel. Wanneer de zoon van betrokkene een boete krijgt verliest betrokkene volledig de beheersing over zijn denken, emotie en gedrag. De draaglast neemt toe en overschrijdt de draagkracht; zijn gedachten worden versterkt (dat ze hem alles af nemen en nu ook nog zijn zoon zullen pakken) en de opwinding (onrust) neemt de overhand. Het lukt niet meer om rustiger te worden met cannabis. Als betrokkene in zijn auto stapt besluit hij een statement te maken waarop hij zonder enige remming komt tot feit 3, indien bewezen geacht. Betrokkene zegt dat een andere methode tot dan niet had gewerkt, daar men het maar niet snapt. Als betrokkene dan geconfronteerd wordt met politie wordt dit ingepast in zijn gedachten.
De ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde in sterke mate. De rechtbank wordt geadviseerd betrokkene ontoerekeningsvatbaar te achten. Het advies is betrokkene te plaatsen binnen een psychiatrisch ziekenhuis middels een art. 37. Omdat betrokkene in het verleden moeilijk behandelbaar bleek, daar hij zich onttrok aan de hulpverlening en het van belang is dat betrokkene goed ingebed wordt in de hulpverlening heeft deze maatregel de voorkeur. De inschatting is dat de gestelde termijn van een jaar voldoende is om de hulp op de juiste wijze op te zetten en betrokkene te stabiliseren.”
Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de strafbare feiten niet kunnen worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte rustig was, zijn standpunten goed kon verwoorden en goed lijkt te zijn ingesteld op medicatie.
De rechtbank neemt desalniettemin de bovenstaande conclusies en adviezen van de deskundigen over en op grond daarvan concludeert de rechtbank dat verdachte op dit moment bij terugkeer in de samenleving nog gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Een behandeling in een forensische setting is noodzakelijk alvorens verdachte weer te laten terugkeren in de samenleving.
De psychiater en de psycholoog hebben dit nog benadrukt in hun aanvullende rapporten van 5 mei respectievelijk 3 mei 2014, waarop de rechtbank tevens acht heeft geslagen.
Alles overziend, zal de rechtbank gelasten dat verdachte met toepassing van artikel 37 Sr in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.
De vordering van de officier van justitie voor het overige en de beslissing van de rechtbank daarop.
De officier van justitie heeft voorts een ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van 3 jaren en tot slot ook verbeurdverklaring van het in beslag genomen voertuig.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte niet strafbaar is te achten in de weg staat aan de oplegging van een bijkomende straf. De rechtbank zal dan ook geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
De rechtbank zal om dezelfde reden niet overgaan tot oplegging van de straf verbeurdverklaring waarbij nog komt dat verdachte ter terechtzitting reeds afstand heeft gedaan van het voertuig.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding, te weten een bedrag van €400,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (2 december 2013) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in het meer gevorderde, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor het meerdere slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Geen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten is en er een maatregel ex artikel 37 Sr wordt opgelegd kan op grond van bestendige jurisprudentie geen schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd (LJN AO3233). Art. 36f Sr spreekt immers van “veroordeeld worden wegens een strafbaar feit”, hetgeen inhoudt dat niet alleen het feit strafbaar moet zijn, maar ook de verdachte.

De vordering van de benadeelde partij Centraal Justitieel Incassobureau.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Door het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing en omdat onduidelijk is wie de eigenaar is van de betreffende flitspalen, levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/001117-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Omdat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgelegd zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 37, 45, 57, 285, 287, 350.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder de feiten 1 subsidiair, 2 primair en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
- bedreiging met zware mishandeling;
- opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
T.a.v. feit 2 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.

Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging omdat hij niet strafbaar is.

Legt op de volgende maatregel.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3:
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank beslist voorts tot:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1],
van een bedrag van EUR 400,00 (zegge vierhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (2 december 2013) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-
ontvankelijk is.
T.a.v. feit 2 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1], van een bedrag van EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
T.a.v. feit 2 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2], van een bedrag van EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij Centraal Justitieel Incassobureau, in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten
draagt.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
afwijzing van de vordering met parketnummer 01/001117-13 van de officier van
justitie d.d. 2 april 2014.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 27 mei 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.