In de zaak van Petrus Antonius Martinus, terbeschikkinggestelde, heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 januari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd vanwege ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met verkrachting en poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en was voor het laatst verlengd op 1 februari 2012. De officier van justitie had op 28 november 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de TBS voor twee jaar, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de TBS met één jaar te verlengen.
Tijdens de zitting op 10 januari 2014 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder psychologen en psychiaters, die hun adviezen gaven over de situatie van de terbeschikkinggestelde. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde momenteel stabiel functioneert, maar dat er nog steeds een hoog recidivegevaar is als de begeleiding en structuur wegvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen en dat er nog geen adequate alternatieven zijn voor de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouwe en de officier van justitie afgewogen, waarbij de raadsvrouwe pleitte voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS, gezien de verbeteringen in de situatie van de terbeschikkinggestelde. Echter, de rechtbank oordeelde dat de huidige omstandigheden en het advies van de deskundigen geen basis bieden voor een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank heeft besloten om de TBS met verpleging van overheidswege te verlengen met één jaar, met de mogelijkheid om in de toekomst te heroverwegen, afhankelijk van de voortgang van de terbeschikkinggestelde in de kliniek.