ECLI:NL:RBOBR:2014:277

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
01/035067-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. E.M.J. Raeijmaekers
  • mr. T. van de Woestijne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van Petrus Antonius Martinus na bedreiging en poging tot aanranding

In de zaak van Petrus Antonius Martinus, terbeschikkinggestelde, heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 januari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd vanwege ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met verkrachting en poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en was voor het laatst verlengd op 1 februari 2012. De officier van justitie had op 28 november 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de TBS voor twee jaar, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de TBS met één jaar te verlengen.

Tijdens de zitting op 10 januari 2014 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder psychologen en psychiaters, die hun adviezen gaven over de situatie van de terbeschikkinggestelde. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde momenteel stabiel functioneert, maar dat er nog steeds een hoog recidivegevaar is als de begeleiding en structuur wegvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen en dat er nog geen adequate alternatieven zijn voor de terbeschikkinggestelde.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouwe en de officier van justitie afgewogen, waarbij de raadsvrouwe pleitte voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS, gezien de verbeteringen in de situatie van de terbeschikkinggestelde. Echter, de rechtbank oordeelde dat de huidige omstandigheden en het advies van de deskundigen geen basis bieden voor een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank heeft besloten om de TBS met verpleging van overheidswege te verlengen met één jaar, met de mogelijkheid om in de toekomst te heroverwegen, afhankelijk van de voortgang van de terbeschikkinggestelde in de kliniek.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/035067-01
Uitspraakdatum: 24 januari 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

Petrus Antonius Martinus [terbeschikkinggestelde 2],

geboren te [geboorteplaats] op [1969],
verblijvende in[kliniek].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2001 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 1 februari 2012 met twee jaar verlengd. Bij arrest van het gerechtshof te Arnhem d.d. 16 mei 2012 is deze beslissing bevestigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 28 november 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige E.F. Ekkelkamp, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van drs. K.M. ten Brinck, directeur behandeling/ plaatsvervangend hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 24 oktober 2013;
  • het advies van H.L.C. Morre, psychiater, d.d. 25 oktober 2013;
  • het advies van R.J.A. van Helvoirt, GZ-psycholoog, d.d. 28 oktober 2013;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van bedreiging met verkrachting en poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het plaatsvervangend hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
De afgelopen twee jaren zijn wisselend verlopen. Het is in eerste instantie niet gelukt om patiënt goed in te bedden in[kliniek] wat heeft geresulteerd in ongewenst gedrag en twee terugplaatsingen, waarvan de laatste enkele maanden heeft geduurd. Alternatieve uitstroommogelijkheden zijn moeilijk te vinden gebleken. Uiteindelijk is besloten om patiënt terug te plaatsen naar[kliniek] maar naar een andere afdeling met een andere patiëntenpopulatie. Inmiddels lijkt er een positieve lijn te zijn ingezet, aangezien patiënt tot op heden stabiel functioneert op deze afdeling. Dit is echter niet een afdeling waar hij kan blijven wonen en zicht op een snelle doorstroom naar een plek waar dat wel zou kunnen,
is er vooralsnog niet. De wachtlijst voor de woonafdeling van stichting [stichting 2] is zoals reeds genoemd lang en[kliniek]ziet geen woon mogelijkheden voor patiënt op hun terrein. Er zal daarom worden gezocht naar andere voorzieningen. Na verzending van het voorlopige advies van 5 juli 2013 is patiënt aangemeld bij Stichting [stichting 1] te [plaats 1]. Zij hebben inmiddels stukken over patiënt ontvangen en zullen beoordelen of zij patiënt kunnen opnemen. Ons inziens is het niet verantwoord het toezicht en de begeleiding vanuit de kliniek af te bouwen voordat patiënt op een definitieve plaats zit. Het verloop van de afgelopen twee jaren toont juist aan hoe afhankelijk het functioneren van patiënt is van de geboden begeleiding en hoe kwetsbaar zijn stabiliteit is. Zodra iets anders loopt dan gepland en de begeleiding niet volledig aansluit, destabiliseert patiënt snel en treedt ongewenst gedrag op. Patiënt is dan niet in staat zichzelf een halt toe te roepen en tijdig om hulp te vragen. Een onmiddellijke beëindiging van de TBS is ons inziens absoluut onverantwoord. Er is dan sprake van onvoldoende inbedding in de maatschappij.
Over de mate van begeleiding op de lange termijn is vooralsnog geen overeenstemming. Hoewel patiënt zich nu conformeert, is voor het behandelteam de vraag of hij dit zal blijven doen indien het verplichte kader van de behandeling wegvalt. De kans dat patiënt vanuit zijn beperkte zelfinzicht[kliniek]zal verlaten is daarmee aanwezig. Patiënt zal zich dan geconfronteerd zien met een gebrek aan structuur en steun. Hij kan dit niet zonder adequate professionele steun hanteren, wat veel spanning en stress met zich mee zal brengen. De kans
op alcoholgebruik neemt dan toe en bovendien zal zijn omgang met seksualiteit niet meer gestructureerd en gecontroleerd worden. Deze combinatie wordt als zeer risicovol gezien en de kans op recidive wordt op termijn dan ook als hoog beschouwd.
Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is ons inziens evenmin verantwoord. Dit omdat er nog grote stappen te nemen zijn, zoals de overgang naar een andere voorziening. De ervaring leert dat deze stappen potentieel risicoverhogend zijn en veel van patiënt vragen, wat maakt dat deze naar onze mening in het kader van transmuraal verlof en onder de paraplu van de TBS dienen plaats te vinden. Bovendien zullen deze stappen gezien de pathologie van patiënt klein en overzichtelijk gehouden moeten worden. Proefverlof komt aan de orde zodra patiënt enige tijd goed heeft gefunctioneerd op een plek waar hij kan blijven wonen.
Conclusie en advies
Het resocialisatietraject van patiënt verloopt momenteel goed, maar blijft gezien de complexe pathologie van patiënt kwetsbaar. Patiënt is een man die een strikt risicomanagement behoeft en veel aandacht en een specifieke benadering vraagt. Het traject is nog niet afgerond en het is van belang een voorziening te vinden waar patiënt kan blijven wonen. Onze verwachting is dat dit traject niet binnen één jaar kan worden afgerond. Beëindiging van de TBS, al dan niet voorwaardelijk, is naar onze mening niet verantwoord. Ten aanzien van het voorlopige verlengingsadvies van 5 juli 2013 zijn hierin geen wijzigingen opgetreden.
Op grond van bovenstaande zijn wij blijven wij bij ons advies de TBS met dwangverpleging mettwee jaarte verlengen.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik kan me vinden in hetgeen de kliniek over mij gerapporteerd heeft. Ik wil wel helemaal van de TBS afkomen. Het gaat nu beter dan twee jaar geleden. Ik ga, als het goed is, binnenkort naar[stichting 1] in [plaats 2]. Ik ben bereid me om de twee weken te laten controleren.
De deskundige E.F. Ekkelkamp, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Er zijn inmiddels nieuwe ontwikkelingen. Stichting [stichting 1] te [plaats 1] heeft inmiddels aangegeven betrokkene niet te kunnen opnemen. Wij hebben vervolgens stichting[stichting 1] te[plaats 2] benaderd en hier is betrokkene geaccepteerd. Het wachten is nu op goedkeuring door het ministerie van het verzoek transmuraal verlof. We willen hem graag zo snel mogelijk overplaatsen, zodat het transmuraal verlof in werking kan treden. Dan kan er naar een proefverlof gewerkt worden, waarbij de begeleiding zal worden overgedragen aan de reclassering. Ik weet dat na transmuraal verlof ook sprake kan zijn van een voorwaardelijke beëindiging. Wij vinden dit echter niet wenselijk omdat werken binnen het kader van een proefverlof in het geval van de heer [terbeschikkinggestelde 2] vele voordelen kent. Zo kunnen we bij proefverlof bijtijds ingrijpen, indien nodig, en hoeft dit niet meteen te leiden tot een hervatting van de dwangverpleging. Wij achten proefverlof van belang om helder te krijgen of een en ander ook goed verloopt zonder onze constante bemoeienis. Wij zijn van mening, op grond van jarenlange ervaring, dat het traject van de heer [terbeschikkinggestelde 2] een traject is dat tijd vergt. Dit traject zal in onze visie in ieder geval de duur van één jaar te boven gaan. Vandaar dat wij een verlenging van twee jaar hebben geadviseerd. Ik heb ook de rapporten van de externe deskundigen gelezen. Ik begrijp wat de externe deskundigen naar voren hebben gebracht, maar ik blijf er bij dat dit niet binnen één jaar te realiseren is. Het is ook niet zo dat door wat de externe deskundigen naar voren hebben gebracht het traject van de heer [terbeschikkinggestelde 2] te versnellen is. Ik merk nog op dat verlengingszittingen als deze door hem als erg spannend worden ervaren. Wij merken dat rond zittingen de spanningen bij hem toenemen waardoor extra begeleiding nodig is. Gelet op de visie van de kliniek lijkt om die reden een beoordeling over één jaar niet wenselijk. Ook kijkend naar het recidiverisico is een termijn van twee jaar op zijn plaats. Overigens zijn wij tevreden over hoe het nu gaat met betrokkene. Desgevraagd kan ik u melden dat mij niets bekend is over eventuele sluitingsplannen voor de kliniek zelf. Indien de rechtbank om die reden zou kiezen voor een verlenging met één jaar lijkt me dat prematuur.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik merk op dat de deskundigen op een groot aantal punten hetzelfde denken, ik denk hierbij aan onder meer de problematiek en het risicogevaar. Er bestaat alleen een verschil van inzicht over de duur van de verlenging. Ik acht het advies van de kliniek duidelijk. Het is de afgelopen twee jaar goed gegaan waarbij er wel een aantal serieus te nemen voorvallen zijn geweest. Hieraan kan niet voorbij worden gaan bij de boordeling van duur van de verlenging. De kliniek begrijpt dat de externe deskundigen anders met betrekking tot de duur van de verlenging adviseren. De kliniek heeft alles gedaan wat in hun mogelijkheden ligt . De kliniek druk opleggen om een en ander nog meer te versnellen heeft daarom niet zo veel zin. Gezien de problematiek en de ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar persisteer ik dan ook bij de vordering. Geleidelijkheid in de behandeling van deze tbs-gestelde is geboden, een verlenging van één jaar is om die reden niet realistisch. Over één jaar kan er echt nog geen sprake zijn van een voorwaardelijke beëindiging.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Op dit moment speelt de discussie over de lengte van de verlenging, en wel in één of in twee jaar. Ik ben echter van mening dat er thans primair een onderzoek naar de beëindiging van dwangverpleging dient te volgen. Ik neem hierbij het recidiverisico en de proportionaliteit in ogenschouw. We hebben hier te maken met een zwakbegaafd persoon met een stoornis uit het autismespectrum die al 12 jaar TBS heeft. Voor hem is een passende bejegening en begeleiding van belang. Omdat de bejegening op de afdeling waar cliënt eerder was geplaatst niet goed was, is hij daarna op een andere afdeling geplaatst, waar de bejegening wel goed is. Sinds dat moment gaat het met cliënt wel goed. Voorts wil ik stil staan bij de ernst van het indexdelict. Ik wil niet zeggen dat dit geen ernstig delict is maar het is in ieder geval niet een delict van de zwaarste categorie. Het is bekend dat volgens de huidige wetgeving beëindiging pas kan plaatsvinden na een voorwaardelijke beëindiging. Dat betekent voor mijn cliënt dat hij minimaal 13 jaar TBS zal hebben. Het recidivegevaar is op dit moment niet ernstig te noemen. Alle deskundigen achten het recidivegevaar laag in de setting waarin hij zich nu bevindt. Het is wel duidelijk dat zorg gewenst blijft. Mijn cliënt heeft hulp nodig. Alleen dat hoeft volgens mij niet in een TBS-kader. Alcoholgebruik blijft een belangrijke factor. Maar hier is ook buiten de kliniek met zorg zicht op te houden. Inmiddels is bekend dat hij bij stichting[stichting 1] ondergebracht kan worden. Hier is geen sprake van een wachtlijst, hij zou dan ook eind januari begin-februari hier terecht kunnen. Zoals al eerder gezegd is de bejegening heel belangrijk. In een korte tijd bij stichting[stichting 1] kan dan al worden bezien of er een klik is. Het moet dan ook mogelijk zijn dat de reclassering binnen nu en drie maanden kan beoordelen of die klik er is, en of het bevel tot verpleging voorwaardelijk beëindigd kan worden. Mocht het niet goed gaan heeft de kliniek altijd nog een rol op de achtergrond. Er zijn altijd overleggen over de voortgang en wanneer het mis zou gaan kan hij altijd tijdelijk voor behandeling naar [instelling]. Ik ben ook benieuwd wat de adviezen van de externe deskundigen zouden zijn geweest wanneer ze op de hoogte waren geweest van het feit dat hij op korte termijn terecht kon bij[stichting 1]. Mocht u twijfelen aan een voorwaardelijke beëindiging verzoek ik u de zitting aan te houden zodat de psychiater en psycholoog hierover ondervraagd kunnen worden. We kunnen dan ook na drie maanden zien hoe een en ander loopt bij stichting[stichting 1]. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan verzoek ik u subsidiair de TBS met hooguit één jaar te verlengen.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Wat betreft het verzoek om aanhouding wil ik op het volgende wijzen. De deskundigen zijn heel duidelijk, overplaatsing op korte termijn zal dan ook niet veel aan de adviezen af doen. Ik lees de rapporten van de deskundigen wat betreft het recidivegevaar anders dan de raadsvrouwe. Ik lees namelijk dat het recidive niet hoog is binnen het huidige TBS-kader. Gelet op de proportionaliteit is het van belang om toe te werken naar beëindiging van de TBS, deze dient wel in gepaste geleidelijkheid tot stand te komen.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Bij een voorwaardelijke beëindiging is er nog steeds sprake van een TBS-kader. Het recidivegevaar moet ook in dat andere kader als laag worden ingeschat.
De rechtbank verenigt zich -behoudens voor zover het het advies over de duur van de verlenging van de maatregel betreft- met het advies van de inrichting, de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige inbegrepen. De rechtbank merkt daarbij op dat de externe deskundigen, psychiater Morre en psycholoog Van Helvoirt, het advies van de inrichting hebben onderschreven, behoudens de geadviseerde duur van de verlenging.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank acht het op grond van de uitgebrachte rapporten noodzakelijk dat juiste begeleiding en structuur blijft bestaan om het recidivegevaar laag te houden en is van oordeel dat deze structuur en begeleiding thans nog aan terbeschikkinggestelde dient te worden geboden vanuit het kader van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank constateert voorts dat overplaatsing van terbeschikkinggestelde naar[stichting 1] thans nog niet is gerealiseerd en de externe deskundigen bij het opstellen van hun adviezen wel reeds rekening hebben gehouden met overplaatsing van terbeschikkinggestelde binnen zekere tijd naar een instelling vergelijkbaar met[stichting 1]. Gelet hierop ziet de rechtbank in het gegeven dat[stichting 1] thans de aanmelding van terbeschikkinggestelde heeft geaccepteerd en dat er aldaar ook een plaats voor hem beschikbaar is, anders dan de raadsvrouwe, geen grond om de externe deskundigen op een nadere zitting te horen. Het voorgaande leidt er toe dat er op dit moment geen grond is om te komen tot voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Evenmin is er op dit moment al aanleiding de zaak aan te houden om de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging nader te onderzoeken. Indien de overplaatsing naar[stichting 1] op korte termijn wordt gerealiseerd en aldaar alles naar behoren (positief) verloopt, acht de rechtbank, daarbij in het bijzonder acht slaand op hetgeen daarover door de externe deskundigen is gesteld, het mogelijk dat voorwaardelijke beëindiging over één jaar na heden aan de orde zou kunnen zijn. De kliniek wordt dan ook verzocht in het volgende verlengingsadvies aan te geven of, en zo ja in hoeverre, op grond van het verloop van de komende periode een dergelijke stap al overwogen kan worden. De rechtbank zal, gelet op het bovenstaande, de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengen met één jaar.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke Petrus Antonius Martinus [terbeschikkinggestelde 2] ter beschikking is gesteld met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2014.