Op 23 mei 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift werd ingediend door een klager, geboren in 1958 en woonachtig in 's-Hertogenbosch. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat op 31 oktober 2013 door de regiopolitie Brabant-Noord was gelegd op diverse goederen, waaronder bank-/betaalpassen, een rijbewijs, een paspoort en jachtwapens. De klager verzocht om teruggave van deze goederen, met uitzondering van de jachtwapens, waarvan de raadsman zich refereerde aan de beslissing van de rechtbank.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 30 april 2014 in de openbare raadkamer, was de klager aanwezig met zijn raadsman, mr. M. van Dam. De raadsman stelde dat de meeste goederen al waren teruggegeven en vroeg om teruggave van het paspoort, laptops, iPhones, administratie en een portemonnee. De officier van justitie pleitte voor handhaving van het beslag op de overige goederen, met uitzondering van de apparatuur met digitale gegevens, omdat het niet onwaarschijnlijk was dat deze goederen later verbeurd verklaard zouden worden.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat het beslag op de apparatuur met digitale gegevens geen strafvorderlijk belang diende. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond voor deze goederen en gelastte de teruggave aan de klager. Voor de reeds teruggegeven goederen en het paspoort verklaarde de rechtbank de klager niet-ontvankelijk. Het klaagschrift ten aanzien van de overige goederen werd ongegrond verklaard, omdat het belang van de strafvordering zich nog verzette tegen teruggave van deze goederen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier.