In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een stagiaire die ontucht heeft gepleegd met twee minderjarigen aan wie zij zorg droeg. De verdachte, geboren in 1986, heeft in de periode van 20 juni 2013 tot en met 5 augustus 2013 in 's-Hertogenbosch seksuele handelingen verricht met twee leerlingen, die onder haar verantwoordelijkheid vielen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers, beiden geboren in 1997, kwetsbare en labiele jongeren waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat niet kon worden vastgesteld wat de relatie was tussen de verweten gedragingen en de gestelde schade.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks haar verantwoordelijkheden als stagiaire, verregaande seksuele handelingen heeft verricht met de aan haar zorg toevertrouwde leerlingen. De rechtbank heeft ook meegewogen dat de verdachte bereid is om een langdurige klinische behandeling te ondergaan in verband met haar psychische problemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat een voorwaardelijke straf noodzakelijk is om recidive te voorkomen.