ECLI:NL:RBOBR:2014:2515

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
01/845710-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling van minderjarigen door verdachte in 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, grove mishandeling en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1992, zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk mishandelen van zijn slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De feiten vonden plaats in de periode van 2010 tot en met 2013 in en rondom 's-Hertogenbosch.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen zorgvuldig gewogen. [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij herhaaldelijk door de verdachte is mishandeld, waarbij zij letsel heeft opgelopen. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij door de verdachte is verkracht, terwijl [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ook slachtoffer zijn geworden van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in ander bewijs.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting van [slachtoffer 4], omdat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde dwang. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de andere feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de impact die de misdrijven op hen hebben gehad. De verdachte heeft geen spijt betuigd en heeft geen medewerking verleend aan een psychologisch onderzoek, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid heeft meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845710-13
Datum uitspraak: 22 mei 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2013, 6 februari 2014, 18 april 2014 en 8 mei 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 oktober 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 mei 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 februari 2013
tot en met 15 juli 2013 te 's-Hertogenbosch en/of Vught en/of Tilburg, in elk
geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]
), heeft geslagen ((onder meer) met een snoer van een
elektrisch apparaat) en/of geschopt en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
primair
hij in of omstreeks de maand juni 2012, te 's-Hertogenbosch, althans in het
arrondissement Oost Brabant, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of anus en/of mond
van die [slachtoffer 2] gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 2]:
- met kracht heeft vastgepakt en/of
- haar kleding heeft uitgetrokken en/of
- ( het hoofd van) die [slachtoffer 2] met kracht in richting van zijn, verdachtes,
penis heeft geduwd en/of (vervolgens)
- op die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of (vervolgens)
- misbruik heeft gemaakt van het psychisch en/of fysiek overwicht van hem,
verdachte, op die [slachtoffer 2]
en (aldus) voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(art. 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de maand juni 2012 te 's-Hertogenbosch, althans in het
arrondissement Oost Brabant, met [slachtoffer 2] (geboren [1999]), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of
anus en/of mond van die [slachtoffer 2] gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 30 juni 2011
te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement Oost Brabant, in elk geval
in Nederland, met [slachtoffer 3] (geboren op [1996]) die de leeftijd
van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [slachtoffer 3], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of anus
en/of mond van die [slachtoffer 3] gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
3.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 23 januari
2012 tot en met 22 augustus 2012, te 's-Hertogenbosch, althans in het
arrondissement Oost Brabant, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4]
(geboren [1996 2]) (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4],
hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de vagina en/of anus en/of mond
van die [slachtoffer 4] gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die [slachtoffer 4]:
- een afhankelijkheidsrelatie met hem heeft doen ontstaan en/of laten
voortduren en/of (daarvan) misbruik heeft gemaakt (onder meer) door die
[slachtoffer 4] gedurende de (gehele) relatie fysiek en/of emotioneel
te mishandelen en/of voorbij te gaan aan de door die[slachtoffer 4]
, gedane uitlatingen dat zij genoemde handelingen niet wilde en/of
door haar te isoleren en/of haar contacten met vrienden en familie te
(laten) verbreken) en/of
- misbruik heeft gemaakt van het psychisch en/of fysiek overwicht van hem,
verdachte, op die [slachtoffer 4] en/of
- met kracht heeft vastgepakt en/of
- haar kleding heeft uitgetrokken en/of
- op bed heeft geduwd
en (aldus) voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 23 januari
2012 tot en met 07 juni 2012 te 's-Hertogenbosch, althans in het
arrondissement Oost Brabant met [slachtoffer 4] (geboren [1996 2]),
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte (telkens) zijn
penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 4]
gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
4.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 23 januari
2012 tot en met 22 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch, althans in het
arrondissement Oost Brabant, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer 4]), heeft geslagen ((onder meer) met een snoer
van een elektrisch apparaat) en/of geschopt en/of gestompt en/of met kracht
aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak (van de onder feit 3 tenlastegelegde verkrachting).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op de gronden zoals weergegeven in haar schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit aangezien er geen wettig bewijs is voor de ten laste gelegde dwang en het opzet op deze dwang. Bovendien heeft verdachte het feit ontkend.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht de onder feit 3 tenlastegelegde verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet alle seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer 4] onder dwang in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgevonden. De rechtbank betrekt bij de beoordeling daarom alleen de twee specifieke momenten ten aanzien waarvan [slachtoffer 4] zelf uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij toen verkracht is door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde dwang en het opzet daartoe niet hoeft te worden bewezen door middel van twee wettige bewijsmiddelen. Voorop staat dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Echter, deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Het oordeel enerzijds dat de verklaring van [slachtoffer 4] betrouwbaar is en het oordeel anderzijds dat deze verklaring in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt, kan in onderhavige zaak dus wel degelijk leiden tot een bewezenverklaring.
Deze in de onderhavige zaak aan te leggen toets brengt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij in februari/maart 2012 en op Koninginnedag 2012 is verkracht door verdachte. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer 4] wel betrouwbaar is, bevindt zich in het dossier onvoldoende steunbewijs voor de twee specifieke momenten ten aanzien waarvan zij heeft verklaard verkracht te zijn door verdachte. Verdachte bevestigt de verklaring van aangeefster wel in die zin dat zij in de tenlastegelegde periode seks met elkaar hebben gehad, zij het volgens verdachte vrijwillig, maar verdachte verklaart niet specifiek over de seks die zou hebben plaatsgevonden in februari/maart 2012 en ontkent seks met [slachtoffer 4] te hebben gehad op Koninginnedag omdat hij met vrienden in Rotterdam en in Amsterdam was. In het dossier bevindt zich verder geen ander bewijsmateriaal dat de verklaring van aangeefster voldoende kan ondersteunen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.
Bewijs [1]
ten aanzien van feit 1:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op de gronden zoals weergegeven in haar schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit aangezien aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat haar belastende verklaring bij de politie niet juist was. Bovendien heeft verdachte het feit ontkend.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen als na te melden en overweegt daartoe als volgt.
Op 30 juli 2013 werd door [getuige 1] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte namens haar minderjarige dochter [slachtoffer 1]. [2]
Op 2 september 2013 heeft [slachtoffer 1] als getuige een verklaring afgelegd onder meer inhoudende (kort samengevat):
We hebben elkaar voor het eerst ontmoet bij mij thuis in Tilburg. Dit was ergens begin februari 2013. Naar aanleiding van een dom berichtje van mij heeft hij een keer langs mij heen geslagen tegen de muur en daarna heeft hij mij op de arm geslagen. Toen we in Vught gingen wonen veranderde de relatie. Hij heeft mij daar een keer geslagen omdat een jongen bij ons was geweest om zijn laptop op te halen. Hij sloeg mij op mijn bovenarm en been. Hij heeft mij wel eens vaker geslagen op die plekken maar niet zo hard. Vervolgens zijn we bij zijn moeder gaan wonen in Den Bosch. Dit was eind mei of begin juni 2013. Ik was een keer samen met [getuige 2] (Rb: [getuige 2]) de stad in geweest. Toen ik thuiskwam, kreeg ik een bitchklap en dat ging van 1 klap naar 100 bitchklappen. Dat is gestopt omdat hij zo moe was van het slaan dat we samen naar bed zijn gegaan. Ik heb toen het hele huis gezien en al die tijd heb ik klappen van hem gehad. Ik wist niet dat ik zoveel klappen kon hebben. Het is wel een paar keer gebeurd dat als hij zo boos werd hij als een beest te keer ging. Ik heb zoveel klappen gehad dat ik wel eens gedacht heb, als ik er nu nog een paar krijg, dan begeef ik het. Dat is drie keer gebeurd dat het zo uit de hand is gelopen. Toen ik 19 jaar was geworden kreeg ik een sms-je van een vriend met een hartje erin. En een klappen dat ik gehad heb. Ik heb opgesloten gezeten in een kast. Ik heb zweepslagen gehad en ben door hem op en af de trap gesleurd. Terwijl ik in de kast zat trapte hij op mijn benen en bleef doorslaan. Hij heeft ook mijn neus gebroken. Die zweepslagen hield in dat ik van hem op mijn buik moest gaan liggen en toen heeft hij mij van boven tot onder geslagen met de snoeren van een oplader van een laptop. Ik heb foto’s van mijn verwondingen gemaakt en naar mijn moeder gestuurd. [3]
Er bevinden zich foto’s in het dossier waarop [slachtoffer 1] te zien is [4] en dat zij onder de blauwe plekken zit. [5]
Op 15 juli 2013 werd door [getuige 2] bij de politie een verklaring als getuige afgelegd onder meer inhoudende (kort samengevat):
Twee weken geleden kwam ik [verdachte] tegen. Ik belde [slachtoffer 1] of ze mij kon helpen. Ze vertelde dat ze bij [verdachte] verbleef. Ik vroeg [verdachte] of hij haar had geslagen. Hij zei dat hij dit had gedaan en ik zei dat ik haar wilde zien. Vervolgens liet ze mij zien wat [verdachte] had gedaan. Ik zag dat haar neus scheef stond, ik zag dat zij strepen van een zweep op haar benen had staan. Ze had gebroken ribben en erg veel zwarte/blauwe plekken over heel haar lichaam. De volgende dag zag ik een ander been van haar en die zag er rood en blauw uit. [verdachte] had haar daar geslagen omdat ze te laat thuiskwam. [6]
[slachtoffer 1] heeft na haar verklaring die zij bij de politie heeft afgelegd een brief geschreven aan de officier van justitie d.d. 7 oktober, waarin zij heeft geschreven dat zij nooit is geslagen door verdachte en haar aangifte wil intrekken. Daarnaast heeft zij een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris op 21 januari 2014. Zij heeft hier zeer afwijkend van haar relaas bij de politie verklaard. Zo verklaart zij nooit te zijn geslagen door verdachte en dat zij het letsel op de foto’s heeft opgelopen doordat zij van de trap is gevallen met de wasmand in juni 2013 in Den Bosch.
De rechtbank gebruikt alleen de verklaring van [slachtoffer 1] die zij bij de politie heeft afgelegd voor het bewijs, nu de rechtbank van oordeel is dat alleen deze verklaring betrouwbaar is. [slachtoffer 1] heeft kort nadat zij haar verklaring bij de politie heeft afgelegd weer een relatie met verdachte gekregen en heeft daarom een motief om haar verklaring in te willen trekken. De verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris inhoudende dat het letsel is veroorzaakt door een val van de trap met een wasmand is bovendien zeer ongeloofwaardig. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij niet weet hoe [slachtoffer 1] aan het letsel op de foto’s is gekomen. Dit terwijl verdachte en [slachtoffer 1] op dat moment een relatie hadden en dan ook te verwachten valt dat verdachte op de hoogte zou zijn geweest van de oorzaak van het letsel. De verklaring van verdachte acht de rechtbank daarom ook ongeloofwaardig. Ten slotte past het letsel dat op de foto’s waarneembaar is bij de verklaringen die [slachtoffer 1], haar moeder en getuige [getuige 2] bij de politie hebben afgelegd.
Gelet op de uit de foto’s blijkende letsels en de verklaring van [slachtoffer 1] die de rechtbank voor het bewijs gebruikt is het evident dat [slachtoffer 1] ten gevolge van de mishandelingen ook pijn heeft gehad.
ten aanzien van feit 2:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de verkrachting van [slachtoffer 2] en het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen op de gronden zoals weergegeven in haar schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van de jegens [slachtoffer 2] gepleegde feiten vrijspraak bepleit aangezien er twijfel bestaat of zij de persoon is geweest waarmee verdachte seks heeft gehad. Mocht de rechtbank daar anders over oordelen, dan dient verdachte van de ten laste gelegde verkrachting te worden vrijgesproken nu er geen wettig bewijs is voor de ten laste gelegde dwang en het opzet op deze dwang. Bovendien heeft verdachte dit feit ontkend.
Met betrekking tot het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht zowel de verkrachting van [slachtoffer 2] als het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen als na te melden en overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 2]
Op 23 juni 2013 vond er een informatief gesprek plaats met [slachtoffer 2], geboren op [1999]. Zij verklaarde onder meer als volgt (kort samengevat):
Ik ben verkracht door mijn eigen vriend. Hij heet [verdachte]. Twee weken geleden op vrijdag ging ik naar hem toe. Hij woont in Den Bosch. Hij kleedde zichzelf eerst uit en daarna mij. Toen hij mijn haren deed ging hij te ver en ik zei dat ik het niet wilde. Hij ging gewoon door. Hij ging eerst op me liggen, hij probeerde mijn benen uit elkaar te krijgen. Hij draaide mij steeds om. Ik draaide me op mijn zij. Hij dwong mij ook om te pijpen. Hij deed dit door me naar zijn geslachtsdeel te duwen. Hij duwde mij op zijn rug dat ik die kant op moest. Ik zei dat ik dat niet wilde. Hij duwde me steeds harder. Uiteindelijk heb ik zijn geslachtsdeel in mijn mond genomen. Ik was gewoon bang. Op een gegeven moment moest ik op mijn buik gaan liggen. Toen ging hij op mij liggen en deed hem steeds erin en eruit. Hij deed zijn geslachtsdeel in mijn billen, dus hij ging met zijn penis in mijn kont. Dit is een paar keer gebeurd. Hij kon weten dat ik het niet wilde omdat ik dat vaak genoeg had gezegd. Ik heb hem leren kennen via Hyves. Hij had mij een vriendschapsverzoek gedaan en die heb ik geaccepteerd. Hij vertelde mij dat hij veel in Amersfoort kwam. [7]
Op 21 januari 2014 heeft [slachtoffer 2] een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris, onder meer inhoudende (kort samengevat):
Ik ken [verdachte]. In 2012 zat ik op Hyves. Hij heeft mij toegevoegd als vriend. Ik heb zijn vriendschapsverzoek geaccepteerd. De eerste keer spraken wij af in Amersfoort op 15 mei 2012. De tweede keer dat ik in Den Bosch was heb ik seks met hem gehad tegen mijn wil. Bij de politie heb ik verteld wat ik echt heb meegemaakt. Ik heb niets verzonnen. Ik heb gezegd dat ik zijn piemel in mijn mond moest nemen. Dat klopt. Ik durfde niets te zeggen. Bij de politie heb ik ook gezegd dat hij zijn penis in mijn billen deed. Dat klopt. [8]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij toen in zijn woning in Den Bosch seks heeft gehad met [slachtoffer 2], maar dat dit vrijwillig en alleen vaginaal was. Ook heeft hij verklaard dat het goed zou kunnen dat de eerste ontmoeting in Amersfoort was. [9]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat [slachtoffer 2] een andere persoon is dan de persoon waar verdachte seks mee heeft gehad. Verdachte heeft immers net zoals [slachtoffer 2] verklaard dat zij elkaar via facebook hebben leren kennen. Daarnaast heeft hij verklaard dat het goed zou kunnen dat zij elkaar voor het eerst hebben ontmoet in Amersfoort en dat hij later seks met haar heeft gehad. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het hier om één en dezelfde persoon gaat. Dat zij er op de foto op facebook wellicht anders uitzag, doet daar niet aan af.
De rechtbank is zoals eerder vermeld van oordeel dat de ten laste gelegde dwang en het opzet daartoe niet hoeft te worden bewezen door middel van twee wettige bewijsmiddelen. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Echter, deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Het oordeel enerzijds dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is en het oordeel anderzijds dat deze verklaring in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt, kan in onderhavige zaak dus wel degelijk leiden tot een bewezenverklaring.
Deze in de onderhavige zaak aan te leggen toets brengt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is. Deze is gedetailleerd en zij verklaard bij de politie en de rechter-commissaris gelijkluidend.
Daarnaast vindt de rechtbank voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] steun in de verklaring van [slachtoffer 4]. Zij heeft onder meer verklaard dat zij verkracht is op Koninginnedag. Zij verklaart daarover dat zij op haar buik moest gaan liggen met haar kont omhoog en dat verdachte toen zijn geslachtsdeel in haar kont deed. Ook moest ze verdachte pijpen. Uit de verklaring van [slachtoffer 4] blijkt dus een zelfde gang van zaken als bij de verkrachting van [slachtoffer 2]. Het gaat om anale seks en pijpen op een zeer vernederende wijze. Voorts vindt de rechtbank steun voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] in het feit dat zij en [slachtoffer 4] afzonderlijk van elkaar eenzelfde soort verhaal bij de politie hebben afgelegd, terwijl zij elkaar niet kenden.
De rechtbank vindt voorts dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 2]. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij in zijn woning in Den Bosch seks met [slachtoffer 2] heeft gehad is daarvoor voldoende.
[slachtoffer 3]
De rechtbank zal, nu verdachte dit feit heeft erkend en gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- verslag informatief gesprek met [slachtoffer 3], geboren op [1996], op 3 september 2013, p. 152-153;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2014.
ten aanzien van feit 3 (het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 4]):
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht, voor het geval de rechtbank haar verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen acht, dit feit wettig en overtuigend bewezen op de gronden zoals weergegeven in haar schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen als na te melden.
De rechtbank zal, nu verdachte dit feit heeft erkend en gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- aangifte [slachtoffer 4], geboren [1996 2], d.d. 22 oktober 2012 en 14 november 2012, p. 75-89;
- de verklaring van verdachte ter zitting.
ten aanzien van feit 4:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op de gronden zoals weergegeven in haar schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit aangezien er naast de aangifte onvoldoende ondersteunend bewijs is en er geen sprake kan zijn van een schakelbewijsconstructie. Bovendien heeft verdachte het feit ontkend.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen als na te melden en overweegt daartoe als volgt.
Op 22 oktober 2012 werd door [slachtoffer 4] op 22 oktober 2012 aangifte gedaan, onder meer inhoudende (kort samengevat):
Ik kom aangifte doen tegen [verdachte]. De relatie is begonnen op 23 januari 2012 en is geëindigd op 23 augustus 2012. Hij woonde toen aan [adres 2]. De eerste mishandelingen begonnen in februari of maart 2012. Hij trok me aan mijn haren en sloeg op mijn been. Ik heb hier een blauwe plek aan overgehouden. Toen hij sloeg deed het wel pijn. Hij sloeg me op mijn linker bovenarm en mijn bovenbeen aan de linkerkant van mijn heup. Hij sloeg met zijn vuisten met rechts. Hij heeft me bij hem thuis geslagen, maar ook op het station. Dat was in mei. Hoe hard hij mij ook sloeg, ik kwam toch weer terug. Vrienden van [verdachte] hebben de mishandelingen gezien. Ook [getuige 2] heeft het gezien. Er zijn drie vrienden van [verdachte] die hebben gezien dat hij mij trapte. [getuige 2] zag dat hij mij op de grond gooide, trapte en sloeg. Ik was in de kamer van [verdachte] met die drie vrienden van [verdachte] en [getuige 2]. Toen heeft hij mij getrapt waar zij bij waren. Hij trapte met zijn voet op mijn been aan de linkerkant. Toen de vrienden weg waren heeft hij mij aan mijn haren getrokken. Ik kwam daardoor op de grond terecht. Even later lag ik onder de boerka van [getuige 2]. [verdachte] mishandelde mij ongeveer drie keer per week. Op Koninginnedag heeft hij mij met een kabeltje van zijn koptelefoon op mijn linker onderrug geslagen en toen ik opstond aan de rechterzijde van mijn lichaam. Later sloeg hij nog met zijn hand op mijn rechterwang en heeft hij in mijn linkerarm geknepen. Toen ik zwanger van hem was heeft hij mij in mijn buik geslagen en geknepen. [10]
Op 15 juli 2013 werd door [getuige 2] een verklaring als getuige afgelegd bij de politie, onder meer inhoudende (kort samengevat):
[slachtoffer 4] kreeg een relatie met [verdachte]. Ik heb twee of drie keer meegemaakt dat hij haar sloeg. Een keer had [verdachte] [slachtoffer 4] bij de haren opgetild en gooide haar naar mij toe. Ze kroop toen onder mijn gewaad. Ik zag dat hij haar trapte op haar ribben. Als ik een keer even wegging en ik kwam dan weer terug, dan hoorde ik dat [slachtoffer 4] klappen van hem kreeg. Je hoorde gewoon die klappen en dat [slachtoffer 4] het uitgilde “ Niet doen, niet slaan.” Ze vertelde mij over die mishandelingen en heeft me blauwe plekken laten zien. Ik zag ze op haar armen, donkerblauwe zwarte plekken. Op haar hoofd grote bulten, haar buik, rug en benen, eigenlijk overal. Tijdens die mishandeling waren we op de studentenkamer op [adres 2] (Rb: kamer verdachte). We waren met z’n drieën. Hij had mij al verteld dat hij [slachtoffer 4] vaker had mishandeld. [11]
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 4] betrouwbaar is. Deze is gedetailleerd en vertoont opvallende gelijkenis met de wijze van mishandelingen door verdachte van [slachtoffer 1], waaronder het slaan met een snoer. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ter zitting waarin hij de mishandeling van [slachtoffer 4] ontkent en zegt dat het een opzetje van haar en [getuige 2] zou betreffen dan ook zeer ongeloofwaardig.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
meermalen, in de periode van 1 februari 2013 tot en met 15 juli 2013 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen ((onder meer) met een snoer van een
elektrisch apparaat) en/of geschopt en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
primair
in de maand juni 2012, te 's-Hertogenbosch, door geweld of andere feitelijkheden
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de anus en mond
van die [slachtoffer 2] gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer 2]:
- met kracht heeft vastgepakt en
- haar kleding heeft uitgetrokken en
- ( het hoofd van) die [slachtoffer 2] met kracht in richting van zijn, verdachtes,
penis heeft geduwd en (vervolgens)
- op die [slachtoffer 2] is gaan liggen en (vervolgens)
- misbruik heeft gemaakt van het psychisch en fysiek overwicht van hem,
verdachte, op die [slachtoffer 2]
en aldus voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
en
hij in de periode van 10 oktober 2010 tot en met 30 juni 2011
te ’s-Hertogenbosch met [slachtoffer 3] (geboren op [1996]) die de leeftijd
van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht.
3.
meermalen, in de periode van 23 januari 2012 tot en met 07 juni 2012
te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer 4] (geboren [1996 2]),
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer 4] gebracht.
4.
meermalen, in de periode van 23 januari 2012 tot en met 22 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), heeft geslagen ((onder meer) met een snoer van een elektrisch apparaat) en geschopt en gestompt en met kracht aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de hiervoor door haar bewezen geachte feiten een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest geëist.
De onderbouwing van haar eis is weergegeven in haar schriftelijk requisitoir.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een straf bepleit die gelijk is aan het voorarrest, met daaraan gekoppeld een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering. Verdachte is een verstandelijk beperkte man die in zijn jonge leven al het nodige heeft meegemaakt. Hij heeft inmiddels ook al een hele hulpverleningsgeschiedenis achter de rug.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting, aan meermalen seksueel binnendringen bij iemand tussen de twaalf en zestien jaar oud en aan grove mishandelingen. Het betrof telkens jonge en kwetsbare minderjarige meisjes. Het gaat om heel ernstige feiten die zowel lichamelijk als geestelijk een grote impact hebben gehad op zijn slachtoffers. Hij heeft zijn slachtoffers onder grote emotionele druk gezet om zich te onderwerpen aan zijn seksuele wensen, welke nooit zouden hebben plaatsgevonden als verdachte daar niet het initiatief toe zou hebben genomen. Verdachte heeft verschillende meisjes die niet eerder seksuele contacten hadden gehad, aangezet tot vergaande seksuele handelingen, zoals het hebben van geslachtsgemeenschap. Bij een van de slachtoffers heeft het zelfs tot een abortus geleid. Verdachte heeft zich daarbij op geen enkel moment rekenschap gegeven van de kwetsbare positie waarin de slachtoffers zich bevonden. Hij heeft grof geweld toegepast en zijn slachtoffers zwaar vernederd. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Het gewelddadig karakter van een deel van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om ernstig geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet. Hij heeft op geen enkele wijze spijt aan hen betuigd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij geen relevant strafblad heeft.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Door zijn medewerking te weigeren aan een onderzoek door het Pieter Baan Centrum heeft verdachte de rechtbank de mogelijkheid ontnomen om inzicht de krijgen in zijn psychische gesteldheid en mogelijke strafverminderende omstandigheden.
De rechtbank is dan ook van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht ook uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft geëist, verdachte zal vrijspreken van de verkrachting van [slachtoffer 4] en voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 242, 245, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen de onder feit 3 tenlastegelegde verkrachting van [slachtoffer 4] en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
mishandeling, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2 primair:
verkrachting
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 4:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. J. Leyenaar-Holleman, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 22 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 118-119.
3.p. 133-139.
4.Verklaring getuige [getuige 1] d.d. 29 juli 2013, p. 108-110.
5.p. 111-114.
6.p. 98-99.
7.p. 145-146
8.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 21 januari 2014
9.Verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 mei 2014
10.p. 75-89.
11.p. 95-99.