In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 mei 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een 27-jarige man, die ter beschikking was gesteld na een poging tot doodslag. De terbeschikkingstelling was eerder al verlengd, en de officier van justitie heeft opnieuw verzocht om een verlenging van twee jaar. Tijdens de openbare zitting op 6 mei 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De deskundigen hebben in hun advies aangegeven dat er een hoog recidiverisico is, mede door eerdere agressieve incidenten in de kliniek waar de man verblijft. De terbeschikkinggestelde heeft de inschatting van het recidiverisico betwist en verklaard dat hij niet verslaafd is en geen psychische problemen heeft. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de veiligheid van anderen in het geding is en dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van de kliniek en de verklaringen van de deskundigen, die hebben aangegeven dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de behandeling en dat de terbeschikkinggestelde een gevaar vormt voor de samenleving. De rechtbank heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat.