ECLI:NL:RBOBR:2014:2421
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichtstelling tot verzekering voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten van een partner van een EU-ambtenaar
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een partner van een buiten Nederland werkzame EU-ambtenaar, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiseres betwistte dat zij verplicht verzekerd is voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Zij stelde dat zij onder de sociale zekerheidsregeling van de EU valt, en dat de ziektekostenverzekering van de EU voor haar geldt als verplichte hoofdverzekering, die voorrang heeft op de Nederlandse regelgeving.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 5, eerste lid, van de AWBZ, degene die ingezetene is van Nederland, verplicht verzekerd is. De SVB heeft terecht vastgesteld dat eiseres vanaf 16 april 1991 verzekerd is voor de AWBZ. De rechtbank oordeelde dat de mededeling van de SVB dat iedereen die verzekerd is voor de AWBZ verplicht is om een zorgverzekering af te sluiten, van louter informatieve aard is en geen rechtsgevolg heeft. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, omdat de rechtsvragen met betrekking tot de Europese regelgeving buiten het wettelijk kader vallen waarbinnen de SVB bevoegd is om te beslissen.
Eiseres kan deze rechtsvragen aan de orde stellen in een rechtsmiddel tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) op grond van de Zvw. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.