ECLI:NL:RBOBR:2014:2385
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een gebiedsverbod door de burgemeester op basis van artikel 172a van de Gemeentewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 mei 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die door de burgemeester van Eindhoven een gebiedsverbod was opgelegd. Dit verbod, dat voor de duur van drie maanden gold, was gebaseerd op artikel 172a van de Gemeentewet en was ingesteld vanwege de ernst, frequentie en duur van de overlast waarbij de verzoeker betrokken was. De burgemeester had vastgesteld dat de openbare orde in het geding was en dat minder ingrijpende maatregelen niet voldoende bescherming konden bieden.
De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester en verzocht om schorsing van het gebiedsverbod totdat de rechtbank op zijn bezwaar zou beslissen. Tijdens de zitting op 22 april 2014 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betwistte zijn betrokkenheid bij de incidenten die tot het gebiedsverbod hadden geleid en voerde aan dat het verbod een te ingrijpende maatregel was die zijn persoonlijke leven ernstig zou beïnvloeden.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester in redelijkheid tot het besluit kon komen om het gebiedsverbod op te leggen, gezien de herhaalde verstoringen van de openbare orde door de verzoeker. De rechter benadrukte dat de maatregel niet bedoeld was als straf, maar als preventieve maatregel om verdere verstoringen te voorkomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het gebiedsverbod te schorsen, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.